CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2010

 

 

Adès: Tevot (2007) - Vioolconcert (Concentric paths) (2005) - Three studies from Couperin (2006) - Powder her face (suite) (2007).

Anthony Marwood (viool), Berliner Philharmoniker o.l.v. Simon Rattle, Chamber Orchestra of Europe o.l.v. Thomas Adès, National Youth Orchestra of Great Britain o.l.v. Paul Daniel.

EMI Classics 4 57813 2 • 67' •

Live-opname: 2007 & 2009


Thomas Adès (Londen, 1971) schoot in het begin van de jaren negentig als een komeet omhoog. Zijn naam prijkt intussen op vele programma's en heeft menige topdirigent zich over zijn werk ontfermd. Daarnaast is hij zelf een graag geziene gast op de concertpodia en dan met name als pianist en dirigent, en niet alleen van eigen werk. Geen wonder dus dat EMI Classics zich over hem heeft ontfermd.
Het is duidelijk, Adès heeft het gemaakt en we zullen nog veel van hem horen. De fase van de hype is hij al lang en breed voorbij en hij blijft verbazen door de stortvloed van composities die blijkbaar gemakkelijk uit zijn pen (computer) rollen. Of zijn muziek tegen de tijd bestand zal zijn moet worden afgewacht, maar vaststaat wel dat hij geen doorsneestukken aflevert en dat grote dirigenten als Simon Rattle zijn werk met regelmaat op het programma zetten.

 
  Thomas Adès

Zijn echte internationale doorbraak kwam met het orkestwerk Asyla (1997) en de avondvullende opera Powder her face (1995). Hoge ogen gooide hij ook met een andere een grote opera, The tempest (2004)
(klik hier), geschreven in opdracht het prestigieuze Royal Opera House Covent Garden. Het stuk werd vorig jaar integraal uitgevoerd in de ZaterdagMatinee.
Algauw verbond Adès zich - als 'composer-in-association' - aan het Hallé Orchestra in Manchester, ging hij lesgeven aan de Royal Academy of Music, werd hij de artistiek directeur van het door Benjamin Britten gestichte Aldeburgh Music Festival en werd hij de leider van de Birmingham Contemporary Music Group. In 1999 kreeg hij van EMI Classics een platencontract aangeboden dat inmiddels al tien jaar goede vruchten afwerpt. Adès was nog geen dertig toen hij dat allemaal had binnengesleept. Geen geringe prestatie, maar Adès staat bekend als een harde werker die niet op glamour uit is. Zijn grootste kracht als componist ligt in zijn originaliteit op basis van op de compositorische technieken en muzikale vormen uit het verleden, die hij op de meest verrassende wijze naar zijn eigen hand zet.
Zijn werkwijze doet aan die van Ravel denken, met als een van de mooiste en sprekendse voorbeelden diens La valse (1911), waarin de driekwartsmaat op zijn kop wordt gezet, uitgewrongen, vervormd en vanuit iets volmaakt onschuldigs geleidelijk aan dreigende contouren aanneemt om ten slotte in een huiveringwekkende climax te eindigen. Ook bij Adès vinden we dergelijke elementen terug, zijn er dansvormen zoals de tango, de sarabande en de gigue die hij eigenzinnig uit het lood zet of zelfs karikaturiseert. Dat de luisteraar soms niet weet in welke wereld hij terecht is gekomen maakt deel uit van het Adès-procédé, waarbij de blues hem net zo vertrouwd is als de meest uiteenlopende achttiende-eeuwse dansvormen. Adès lijkt met ieder idioom uit de voeten te kunnen, hij componeert als een kameleon en dat maakt zijn stukken zo fascinerend. Er is echter wel een keerzijde: soms klinkt het nogal platvloers, of voor de hand liggend, of het krijgt iets overbodigs, maar gelukkig overheerst toch het geïnspireerde, oorspronkelijke, figuratieve en beeldende.
Voor de grote orkesten en de kleine(re) ensembles moet het heerlijk zijn om werk van Adès te spelen, want het virtuoze karakter ervan (met veel solistische partijen) is meestal hoog. Bovendien moet de dirigent er niet tegen opzien om intensief aan de complexe ritmiek en het klankevenwicht te werken. Veel van Adès' muziek geeft zich wat dat betreft niet gemakkelijk gewonnen.

Een sterk staaltje van zijn compositorisch kunnen vinden we terug in zijn Three studies from Couperin (2006), waarin hij drie voor het klavecimbel geschreven stukken van François Couperin (1668-1773), de Franse grootmeester uit de barok, aan zijn fantasie onderwerpt. 'Les amusements', 'Les tours de passe-passe' en 'l'Âime-en-peine' tonen Adès op zijn best. Zoals hij ieder deeltje zijn volkomen eigen textuur laat, maar er een groot aantal volstrekt eigen contrasten en klankregisters aan toevoegt is niet minder dan spectaculair. Qua denkniveau en artistieke verbeelding is dit zeker vergelijkbaar met Ravels Le tombeau de Couperin. Wat hier in ruim twaalf minuten aan cratief raffinement voorbijschiet is min of meer ongelooflijk. In zekere zin is deze Couperin-exegese verwant aan het pianostuk Darknesse visible, waarin Adès het luitlied In darkness let me dwell (1610) van John Dowland eerst helemaal uit elkaar rafelt om het vervolgens op eigenzinnige wijze weer in elkaar te zetten, waarbij het origineel voortdurend herkenbaar blijft.

Over zijn Vioolconcert, Concentric paths, zei Adès:

"This concerto has three movements, like most, but it is really more of a tryptich, as the middle one is the largest. It is the 'slow' movement, built from two large, and very many small, independent cycles, which overlap and clash, sometimes violently, in their motion towards resolution. The outer movements too are circular in design, the first fast, with sheets of unstable harmony in different orbits, the third playful, at ease, with stable cycles moving in harmony at different rates."

Tevot wordt gekenmerkt door een enorme spanningsboog die zelfs in het werk van Adès tot dan toe vrijwel ongekend is. Het lijkt al bij voorbaat onmogelijk om de uitersten (het klankbeeld lijkt soms bijna onstoffelijk en dan weer een monolithische klomp) met elkaar te verbinden, maar toch lukt het Adès om uit de kolossale extremen een hechte structuur te smeden die pas aan het einde van het stuk (het neemt ruim twintig minuten in beslag) als retrospectief precies op zijn plaats valt.

De drie deeltjes uit Powder her face (ouverture, wals en finale) hebben, vergeleken met Adès' gelijknamige opera, een stevige uitvergroting ondergaan: van vijftien instrumenten naar voltallig symfonieorkest. Maar er is niet alleen sprake van een verzesvoudiging: de toch al sinistere grondtoon met zijn faustiaanse elementen wordt in de 'symfonische' versie nog eens extra aangezet.

Hoewel sprake is van drie verschillende orkesten, drie verschillende dirigenten en drie verschillende opnamelocaties is de homogeniteit van het gebodene onmiskenbaar, zoals de hoge kwaliteit van de uitvoeringen en de opnamen dat ook zijn. Dit zijn live-uitvoeringen waarin op het spreekwoordelijke puntje van de stoel wordt gemusiceerd. Op het gebied van de eigentijdse muziek heeft Adès zich inmiddels wel meer dan voldoende bewezen en deze nieuwe uitgave bevestigt dat nog eens uitdrukkelijk. Een prachtige én avontuurlijke productie!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links