![]() CD-recensie
© Aarnout Coster, februari 2009
|
||
Szymanowski: Vioolconcert nr. 1 op. 35 - Vioolconcert nr. 2 op. 61. Britten: Vioolconcert in d, op. 15. Frank Peter Zimmermann (viool), Sony Music LC06868 • 76' •
.Drie originele vioolconcerten uit de eerste helft van de twintigste eeuw, die gezien hun kwaliteit, langzamerhand deel zouden moeten uitmaken van het standaardrepertoire. Die kant gaat het wellicht wel op: de belangstelling en waardering voor Szymanowski, een van de grote Poolse componisten, is de laatste decennia groeiende: zijn opera Król Roger wordt uitgevoerd en er zijn enkele geluidsopnamen van verschenen; zijn orkestwerken worden, zij het nog mondjesmaat, geprogrammeerd. Britten heeft in de concert- en operapraktijk zijn plaats al lang gevonden, maar toch worden zijn pianoconcert en zijn vioolconcert zelden uitgevoerd. Deze nieuwe opnamen zijn dus zeer welkom. Beide componisten waren gepassioneerde, gedreven kunstenaars die in hun werk naar grote expressiviteit streefden. De virtuoze vioolpartijen stellen hoge eisen aan de solist en Szymanowski verlangt een grote orkestbezetting (in het eerste vioolconcert met piano en uitgebreid slagwerk). Britten past traditionele vormen als de sonatevorm en passacaglia toe; ook bij Szymanowski komt de sonatevorm weleens voor, maar hij gaat toch veel meer rapsodisch te werk. Szymanowski's eerste vioolconcert (1917) componeerde hij in een periode (1915-1920) die wel als zijn meest vruchtbare periode wordt aangemerkt. Hij had een chromatische melodievorming ontwikkeld en een kleurig geraffineerd orkestpalet. Het is, evenals het tweede vioolconcert in één deel gecomponeerd, waarin een vijftal onderdelen te onderscheiden zijn. Na een Ravel-achtig en gedetailleerd begin komt de viool in hoge ligging met een lyrische melodielijn. Die hoge ligging en fijne detaillering blijft in vrijwel het hele concert. Er valt veel te beleven: subtiele passages wisselen af met forse climaxen, virtuoze snelle gedeelten met dubbelgrepen naast lyrische cantilenen voor de solist en na de grote climax in het vierde deel een duizelingwekkende cadens. Het werk eindigt heel verstild met een enkele fluittoon en een pianissimo pizzicato-toon op de contrabas. Bij het schrijven van de vioolpartij werd Szymanowski geassisteerd door zijn vriend de violist Paul Kochanski, aan wie het werk is opgedragen. Niet minder fascinerend is het tweede vioolconcert (1933), eveneens opgedragen aan Kochanski, die het werk in Warschau ten doop hield. Ook in dit concert gaan de vier delen zonder onderbreking in elkaar over. Het is Szymanowski's laatste compositie voor orkest. In de loop van zijn leven positioneerde Szymanowski zich meer en meer als nationalistisch componist en in dit rijpe orkestwerk maakte hij gebruik van Poolse volksmelodieën en -ritmen. Een vioolcantilene boven een thema door de lage instrumenten opent het werk en gaandeweg voegen zich daar meer instrumenten bij. Na het rustige begin gaat het al snel heftiger toe: het wordt één groot crescendo, om daarna weer terug te keren naar een kalme samenspraak tussen viool en orkest. In het tweede deel komt het weer tot een climax, gevolgd door een uitgebreide cadens voor de solist. In het derde deel, allegramente molto energico, horen we bij uitstek volkse melodieën. Het vierde deel is vol mijmering en wordt afgesloten met een stevig, op effect geschreven, slot. In 1940 verbleef Benjamin Britten in Amerika en in januari was hij de solist in de eerste uitvoering van zijn pianoconcert in de USA in Chicago. Kort daarna, op 28 maart 1940 ging zijn vioolconcert in wereldpremière in Carnegie Hall, New York, door de violist Antonio Brosa met het New York Philharmonic Orchestra onder leiding van John Barbirolli. Vooraf ging Rossini's ouverture Semiramide en na de pauze werd de Vijfde symfonie van Beethoven gespeeld. Typisch de 'sandwich'-formule, ter promotie van een nieuw werk. Brittens vioolconcert begint met een motief op de pauken dat als een ostinato door het eerste deel blijft klinken. De soloviool zet in met het zangerige eerste thema met het ostinato motief in de lage instrumenten. Na het dartele en virtuoze tweede thema keert het ostinato terug, nu eens in de vioolsolo, dan weer in het orkest. Een andere sfeer ademt het snelle syncopische tweede deel; de solist moet hier Paganini-achtige capriolen uithalen (Heifetz vond het concert onspeelbaar!) en na een crescendo in het orkest volgt een cadens met direct daaraan aansluitend het derde deel, een passacaglia, waarvan het strenge en indringende thema door de trombones wordt ingezet. De negen variaties zijn navenant intens en worden afgesloten met een zacht akkoord door solist en blazers. Frank Peter Zimmermann zet zich bij uitstek in voor de twintigste-eeuwse vioolliteratuur. Met Chailly en het KCO gaf hij een schitterende uitvoering van Alban Bergs vioolconcert (Chailly/KCO box) en in 2006 gaf hij een meeslepende vertolking van Szymanowski's eerste vioolconcert op een Londense 'Prom' met de Berliner Philharmoniker onder leiding van Simon Rattle. In een interview verklaarde hij toen over het spelen van dit concert: "It was like riding on the crest of a wave.". Hij bespeelt een Stradivarius uit 1711 die ooit aan Kreisler heeft toebehoord, een instrument waar hij een prachtige toon aan ontlokt, een toon die ook in de meest virtuoze passages mooi blijft klinken, haarzuiver en exact. Op deze fraai opgenomen cd wordt Zimmermann uitstekend bijgestaan door Antoni Wit met het Philharmonisch orkest van Warschau in de beide Szymanowski concerten en in Britten door Manfred Honeck met het Zweeds Radio Symfonie orkest. index | ||