CD-recensie
© Aarnout Coster, mei 2010
|
||
Stravinsky: Muziek voor viool en piano (compl.)Suite d’après des thèmes, fragments et morçeaux de Giambattista Pergolesi (1925) – Pastorale (1933) – Airs du rossignol et Marche chinoise (1932) – Duo concertant (1931-2) – Berceuse (1931-2) – Prélude et Ronde des princesses (1926) – Scherzo (1932) – Chanson russe (1937) – Divertimento (1934) – Danse russe (1932) – Tango (1940) – Ballade (1947) – Scherzino (1932) – La Marseillaise (1919). Anthony Marwood (viool), Thomas Adès (piano). Hyperion CDA67723 • 42' + 46' • (2 cd's) In 1930 vroeg de uitgever Willy Strecker van de uitgeverij Schott, Stravinsky een vioolconcert te schrijven. Stravinsky, zelf een uitstekend pianist maar geen strijker, wendde zich tot zijn vriend Hindemith, een ervaren altviolist, voor advies over viooltechnische zaken. Hindemith stelde hem gerust: het ware beter als hij geen rekening hield met de routineuze vingerbewegingen op het instrument, dat zou hem maar hinderen in het creatieve proces. Stravinsky was er toch niet gerust op en klaagde zijn nood bij Strecker. Deze bracht hem in contact met de Pools-Amerikaanse violist Samuel Dushkin. Het klikte tussen de componist en de violist en na de première van het vioolconcert in 1931 vatten zij het plan op om samen als duo recitals te gaan geven. Hiertoe componeerde Stravinsky het Duo concertant en hij maakte een pianouittreksel van de orkestpartij van het vioolconcert. Om tot een avondvullend programma van eigen werk (‘joli Kammerabend’) te komen maakte hij een aantal bewerkingen van delen uit zijn grote orkestwerken, later aangevuld met enkele kleinere werken. Stravinsky’s bewerkingen zijn niet transcripties zonder meer (melodie in de viool en de rest op de piano), maar hij heeft het materiaal opnieuw getoonzet, rekening houdende met de mogelijkheden van de viool (en de violist) en de piano. De ‘greatest hits’ uit zijn bekende werken klinken hier dan ook als originele composities. We zijn in de ‘neo-klassieke’ periode en Stravinsky speelde evenals de componisten uit de barok leentjebuur bij eigen werk en dat van anderen. Stravinsky blijft zichzelf in deze stukken: de felheid en ritmiek aan de ene kant en het geheimzinnige, het zangerige aan de andere kant. De muziek varieert van exuberant tot ingetogen, van zwaar tot licht en puntig. Het Duo concertant is het enige originele werk in deze collectie. Het is kort na het vioolconcert gecomponeerd en het heeft dezelfde statuur. Het bestaat uit 5 delen: Cantilene, Eglogue I, Eglogue II, Gigue en Dithyrambe. Het is volop neoklassiek van stijl. Na een forse triller op de piano volgt een snelle samenspraak in een idioom dat het midden houdt tussen Bach en minimal music. Ook het tweede en vierde deel zijn snel en motorisch, terwijl de delen twee en vijf ingetogenheid en rust ademen. De eerste bewerking van delen uit Pulcinella, Suite d’après des thèmes, fragments et morçeaux de Giambattista Pergolesi, had Stravinsky in 1925 voor de Poolse violist Paul Kochansky gemaakt. De (veel bekendere) bewerking uit 1931 (voor Dushkin), Suite italienne (hier niet opgenomen), is minder virtuoos en de verdeling van de akkoorden en melodieën over de beide instrumenten is hier en daar gewijzigd; verder is er het Scherzino (hier apart opgenomen) aan toegevoegd. Het Divertimento en de Ballade bevatten delen uit het ballet Le baiser de la fée, gebaseerd op melodieën van Tsjaikowski. In de Berceuse, Prélude et Ronde des pincesses en Scherzo herkennen we de bekende passages uit L’oiseau de feu. De diverse nachtegaal-fiorituri uit de opera Le Rossignol zijn te horen in Airs du rossignol gevolgd door de vaak humoristische Marche chinoise. Chanson russe komt uit Mavra en Danse russe uit Petrouchka. Pastorale is een bewerking van een lied uit 1907. De vlotte Tango is een door Dushkin bewerkt pianowerk. Tenslotte is er nog een wat vreemde eend in dit gezelschap: de Marseillaise voor soloviool. De uitvoering door Marwood en Adès is excellent. Het duo is zeer goed op elkaar ingespeeld en is volledig opgewassen tegen de technische eisen die deze muziek stelt. Dankzij een grote affiniteit met Stravinsky’s idioom, weten zij alles uit de noten te halen – men lette ook op de diverse klankkleuren die Marwood uit zijn viool tovert. Opmerkelijk zijn de volgende overeenkomsten: Adès en Marwood zijn een duo van componist/pianist en violist evenals Stravinsky en Dushkin. Stravinsky en Adès schreven beide een vioolconcert voor hun duopartners. Met een opname die de prestaties van deze begaafde musici ruim en helder weergeeft, is deze bijzondere produktie een absolute aanrader. De gedetailleerde toelichting in het booklet door Stephen Walsh is voorbeeldig. index |
||