CD-recensie

 

© Aarnout Coster, augustus 2008


 

Mahler:  Symfonie nr . 1

London Symphony Orchestra o.l.v. Valery Gergiev.

LSO Live LSO0663  • 53' • (sacd)

 

 

 


Toen Mahler in 1889 zijn Eerste symfonie - toen nog in een eerste vijfdelige versie onder naam van 'Symfonisch gedicht' - in Boedapest ten doop hield was er bij het publiek vooral waardering en applaus voor de eerste drie delen ('Blumine' was toen het derde deel). Bij het vierde deel ('vader Jacob') begon men te fronsen en bij het vijfde deel, met de enorme bekkenslag als intro, waren er geluiden van afkeuring. Vooral die twee laatste delen waren ongehoord: zulke muziek had men nog niet eerder in de concertzalen gehoord.

Mengelbergs uitvoering in 1921 in New York leverde voornamelijk afkeurende reacties op bij de recensenten. Er was weliswaar wel veel waardering voor de uitvoering onder Mengelberg, hij liet de belangrijke details goed tot uiting komen, leidde het orkest met vaste hand en met de gedrevenheid van iemand met een missie, maar de compositie viel harde kritiek ten deel.

Heden ten dage is de naam Mahler geen zeldzaamheid meer op de concertprogramma's en het is gewoon dat complete Mahler-cycli op cd worden uitgebracht. Derhalve gaan de recensies van concerten en cd's van Mahlers composities niet meer over de mérites van het werk maar over die van de uitvoering. Bij die beoordelingen speelt het laten horen van details en het enthousiasme van de dirigent steeds een belangrijke rol. Daarnaast is o.m. tempokeuze een belangrijk criterium (men denke aan de discussie over het Adagietto uit de Vijfde symfonie).

Vrijwel alle dirigenten van naam storten zich vroeg of laat op het werk van Mahler: het publiek vraagt erom en de dirigent kan 'sich zeigen'. Een markante persoonlijkheid als Valery Gergiev liet zich dat niet ontgaan en hij manifesteerde zich als Mahleriaan met de uitvoering van diverse symfonieën met het Rotterdams Philharmonisch orkest en thans werkt hij, als principal conductor van het London Symphony Orchestra, aan een Mahler-concertcyclus, waarvan 'live recordings' op cd worden uitgebracht op het eigen merk van het LSO.

Hij opende zijn cd-cyclus met de Zesde symfonie, iets waaraan begin zestiger jaren Haitink  niet aan gedacht zou hebben; hij begon keurig met de Eerste symfonie. De lp werd een fraai uitgevoerde speciale uitgave ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het Concertgebouworkest.

Nu is als tweede cd in de Mahler/Gergiev serie de Eerste symfonie verschenen. De bliksemschichten op hoes en boekje doen vermoeden dat het hier om een flitsende uitvoering gaat en dat klopt ook wel in die zin dat vooral  het eerste deel - na de langzame inleiding - aan de snelle kant is, terwijl Gergiev ook in de delen 2 en 4 een fiks tempo aanhoudt, vergeleken met de tempi van bijvoorbeeld Mengelberg (van wie helaas geen opname bestaat, maar wiens tijdsaantekening in zijn partituur wel bewaard is gebleven), Walter of Haitink. Merkwaardigerwijs is Gergiev juist weer iets langzamer in het tweede deel. Met name neemt hij het trio heel rustig ('twee  "oudjes gracieus dansende," volgens Mengelberg).

In het eerste deel neemt Gergiev de herhaling van de expositie in acht en hij maakt het mysterieuze begin van de doorwerking tot een spannende belevenis. Hij is de man van de grote lijn, zonder Mahlers dynamische voorschriften te veronachtzamen. Het orkest laat hij ppp spelen als dat nodig is; met name de hoornisten verdienen daarvoor een compliment.

In het tweede deel kiest Gergiev voor een rustig tempo. Het trio is een en al Zärtlichkeit, gevolgd door een fraaie overgang naar het Tempo primo. In het derde deel vallen in het begin de puntig gespeelde houtblazerspartijen op en later de intieme, kamermuziekachtige klank van het orkest in de aan het vierde Fahrenden Gesellen lied ontleende melodie. Na de beroemde bekkenslag dirigeert Gergiev  het vierde deel in een stevig tempo, met soms zeer geprononceerde paukenslagen, die echter bij Mahlers aanwijzing: 'Mit grosser Wildheit' wel functioneel zijn. De fel aangezette forte-passages verhevigen de dramatiek van dit contrastrijke slotdeel.

Gergievs eigenzinnige interpretatie zal niet ieders cup of tea zijn, met name gezien zijn frasering en de keuze van zijn tempi. Zijn gedrevenheid stelt hoge eisen aan het orkest, dat daar ruimschoots aan voldoet en een geïnspireerde en expressieve vertolking ten gehore brengt. De heldere opname laat weinig te wensen over; op enkele plekken raken door overheersend koper- of paukengeweld de overige stemmen op de achtergrond.  

Van geluiden van het publiek is niet veel te horen, het applaus na afloop is weggelaten.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links