Boeken

 over muziek (algemeen)

 

© Emanuel Overbeeke, april 2024

 

Rachana Vajjhala: Kinetic Cultures - Modernism and Embodiment on the Belle Époque Stage

University of California Press (2024)
ISBN 9780520356276
190 blz., gebonden


Dit is een ingewikkeld en problematisch boek. De schrijfster bespreekt een zeer problematisch onderwerp waarbij de beschikbare documenten, als die er al zijn, eerder uitnodigen tot vermoedens dan tot zekerheden en waarbij de interpretatie van het onderwerp vanuit de veronderstelde context en daarmee de duidelijke agenda van de auteur permanent het woord heeft.

Muziek en dans zijn zo oud als de mens. Maar terwijl muzieknotatie in het westen al bestaat vanaf ongeveer het jaar 1000, is dansnotatie er pas sinds het interbellum. Al was de muzieknotatie aanvankelijk primitief, ze werd met de eeuwen verfijnder zodat we ook al van middeleeuwse muziek een redelijk beeld hebben. Bij de dans daarentegen waren wel passen bekend, reeds ten tijde van Lodewijk XIV, maar de notatie van een uitgewerkte choreografie kwam pas eeuwen later, zo verzekerde mij ooit een dansexpert. Dit is een probleem voor de historici van dans- en balletmuziek - en zeker voor dansers die oude dansen willen reconstrueren. De overlevering van stijlen wil soms een handje helpen, zoals die van het Russische ballet in de negentiende eeuw dat via dansers en docenten doorwerkte tot in de communistische tijd, maar het probleem blijft, zeker als het gaat om de reconstructie van vernieuwende dans uit een periode toen dansnotatie nog niet of amper bestond. Dit probleem is extra kwellend bij episoden uit de dans- (en daarmee ook muziek-) geschiedenis met een grote reputatie. Bijvoorbeeld de Ballets Russes uit de eerste decennia van de twintigste eeuw die de impresario Diaghilev bedoelde als een Gesamtkunstwerk nieuwste stijl waarvoor hij componisten bijeen bracht van het kaliber Stravinsky, Debussy, Ravel, Prokofjev, Poulenc en De Falla, om slechts enkele toppers te noemen, plus decorontwerpers, dansers en choreografen eveneens van het hoogste niveau als Picasso en Nijinsky. De betekenis die dit gezelschap had voor de eigen en de latere tijd kan niet genoeg worden overschat, geen wonder dat vele onderzoekers zich graag op deze periode stortten, geen wonder ook dat allen moeilijk kunnen leven met het feit dat we van het dansante element wel vele afbeeldingen hebben maar van de bewegingen amper iets, alle inzet van betrokkenen ten spijt. Meestal is de oplossing: dan maar alleen maar de muziek, of louter een keur aan kleurrijke illustraties, of slechts een poging tot reconstructie waarbij de commercieel minst vatbaren de grootste slag om de arm houden.

De Amerikaanse musicologe Rachana Vajjhala kiest in dit boek een andere oplossing. Als er onvoldoende bekend is over het materiaal, misschien kan dan het perspectief van de context uitkomst bieden (de schrijfster noemt dat 'Kinetic cultures'). Dit uitgangspunt verbaast niet bij een boek in een reeks waarvan haar landgenoot Richard Taruskin de General Editor was. (Het boek is ook aan hem opgedragen.) Maar waar Taruskin beschikte over vele omgevallen boekenkasten, een pen in goud gedoopt en de bravoure om overduidelijk vele niet-gerelateerde zaken met elkaar te verbinden, ondervindt Vajjhala last van de wens (vreemd voor Taruskin als schrijver maar normaal voor Taruskin als editor) om bondig en kort te zijn en daardoor onverwachte relaties grondig uit te werken met relevante uitstapjes. Terwijl de wetenschapper Taruskin permanent profiteerde van zijn ervaringen en zijn houding als journalist (zijn faam als wetenschapper is denk ik mede te danken aan de infiltratie van de journalistiek in de wetenschap), mist haar werk de vlotheid en jeu die zijn werk ondanks een soms aanvechtbare inhoud boeiend maakt om te lezen, zodat ik hier vooral wordt getroffen door het aanvechtbare van de inhoud. Een voorbeeld van haar taalgebruik is deze zin: 'What Kinetic Cultures aims for is something, or some things: to understand gesture as a particular yet protean assemblage that includes but is not limited to specific choreographic practices; to destabilize familiar disciplinary postures on how one approaches underdocumented historical productions; and to model a methodological intervention that might be exported by scholars who confront analogous historiographical issues.' (blz. 4) Voor wie moeite heeft met een zin als deze: in de bespreking van voorbeelden is zij soms duisterder in haar taalgebruik dan in de methodische verantwoording, waarschijnlijk omdat zij beseft dat de bewijsvoering of voorzichtiger gezegd de bespreking van relaties bij dit onderwerp per definitie een hachelijke zaak is, zeker als de tijdgenoten zich er niet over hebben uitgelaten. Dat laatste kan twee dingen betekenen: of de relaties zijn voor tijdgenoten onbewust zo evident dat ze er niet over praten of ze zouden onze interpretatie van jaren en culturen later volstrekt gezocht hebben gevonden. Beslissend voor ons is dan de wetenschappelijkheid van het betoog. Vajjhala's kracht zit vooral in de interpretatie en het leggen van onvermoede relaties. Dan kan bij dit onderwerp ook moeilijk anders.

Haar boek is een bespreking van balletten uit de periode 1850-1930 waarin zij vooral drijft op breed gedragen culturele fenomenen die aanwezig zijn in vele kunsten en de wereld daarbuiten. Dans is voor haar niet slechts dans, maar een verschijnsel illustratief voor een bepaalde omgang met lichamelijkheid . Les Sylphides , een ballet op een reeks van georkestreerde pianostukken van Chopin, staat voor de toenmalige poging Chopins muziek volstrekt te ontmaterialiseren alsof het gedroomde ideaal onstoffelijk zou zijn. Daphnis et Chloé van Ravel en Prélude à l'après-midi d'un faune van Debussy in de choreografie van Nijinsky passen in de toenmalige liefde voor de oude Griekse cultuur. Adélaïde, een ballet van danseres Natasha Trouhanova gebaseerd op de orkestversie van Ravels Valses nobles et sentimentales staat voor de ideeën destijds inzake de verbeelding van vrouwelijkeid in relatie tot populaire cultuur. Jeux van Debussy in de versie van Nijinsky daarentegen heeft alles te maken met opvattingen omtrent mannelijkheid. Debussy's La boîte à joujoux op zijn beurt hoort bij de verbeelding van kinderlijkheid. De Ballets Suédois, in de jaren twintig een kortstondige concurrent van de Ballets Russes, verwerkte in zijn producties het toenmalige beeld van Afrika. Relâche van Satie is ondenkbaar zonder de gedachten bij de betrokken kunstenaars inzake film en de heersende ideeën omtrent begrafenismuziek.

Deze aanpak zet aan het denken over de rol van context. Ongetwijfeld is onze interpretatie van eigentijdse kunst mede ingegeven door de culturele waarden die voor ons zo vanzelfsprekend zijn dat wij er soms nauwelijks bij stilstaan. Het is immers een illusie te denken dat wij nu op dit punt zoveel bewuster en zelfstandiger zouden zijn dan iedereen ten tijde van het boek van Vajjhala. Men moet vaak een volleerd provocateur zijn om die onbewust beleefde waarden naar boven te kunnen halen. Taruskin was het (net als sommige extreem-rechtse politici die immers weinig of niets moeten hebben van de huidige liberale cultuur die voor velen nu vanzelfsprekend is). Vajjhala is het niet en moet het hebben van moeizame redeneringen in soms onnodig ingewikkeld taalgebruik.

Bovendien is dit soort wetenschappelijk onderzoek, hoe nuttig ook omdat het ons aan het denken zet over de bestudering van relaties tussen kunsten, in zekere zin een stap terug. Onder het mom van een wetenschappelijk verantwoorde interpretatie is het een nieuwe poging te beweren dat kunst eigenlijk alleen goed kan worden gewaardeerd als we de context kennen en dat kunst in een nieuwe omgeving eigenlijk niet goed wordt begrepen omdat ook in die nieuwe context die omgeving zwaarder weegt dan het gevoel voor kwaliteit. Vanuit die nieuwe omgeving kunnen interpretaties ontstaan die een afwijking zijn van de bron. Maar die afwijking houdt de kunst ook levend, maakt die soms meer levend dan toen de maker nog leefde en laat zien dat kunst meer is dan een exponent van een tijdgebonden mentaliteit, anders zouden we ons niet interesseren voor kunst van voor onze tijd en zou het oude volstrekt verleden tijd zijn.

Dat inzicht ontbreekt in dit boek. Liever dan de voorzichtigheid in de beschrijving van de relatie tussen kunst en context zie ik een nieuwe visie, expliciet ingegeven door de huidige tijd, desnoods een visie waar ik het niet mee eens ben, maar die mij prikkelt tot eigen creativiteit op dit terrein. Enkele voorbeelden van buiten de wetenschap zijn het boek van Pierre Boulez over Paul Klee en een paar korte opmerkingen in Sjeng Scheijens recente biografie van Hans van Manen. Dat verder uitwerken wordt dan een nieuw boek dat neem ik aan niet zal verschijnen in de reeks waarin Vajjhala's boek verscheen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links