![]() Boeken over muziek (algemeen)
© Aart van der Wal, mei 2012
|
||
Igor Stravinsky: Muzikale poëtica in de vorm van zes lessen Uitgeverij Nieuwezijds, 156 blz., paperback, 2012, € 16,95
Toen Igor Stravinsky (1882-1971) zich in september 1939 in Amerika vestigde was hij een gevierd componist die zijn naam had verbonden aan een inmiddels imposant oeuvre, waaronder een groot aantal meesterwerken als l’Oiseau de feu (1910), Petroesjka (1910), Le sacre du printemps (1913), Renard (1916), Le rossignol (1917), l’Histoire du soldat (1918), Pulcinella (1920), Mavra (1922), het Octet (1923) en het Pianoconcert (1924), Oedipus Rex (1927), Apollo en Le baiser de la fée (1928), de Psalmensymfonie (1930) en Jeu de cartes (1936). Het Europa waar hij van hield was intussen weggezakt in de nazi-terreur: Polen was net onder de voet gelopen, Stravinsky's muziek ‘entartet’ verklaard. En alsof deze rampspoed nog niet voldoende was, was kort daarvoor zijn vrouw overleden, Maar afgezien daarvan, wat hield hem verder nog in Europa? Kort daarvoor was zijn vrouw overleden, in 1938 zijn dochter Ludmilla. Zijn grote successen in Europa (het enorme tumult tijdens de Parijse première van zijn Sacre lag alweer bijna drie decennia achter hem) waren eveneens in Amerika doorgedrongen: ook daar was men hem welgezind geweest, hij had opdrachten ontvangen voor balletmuziek (Apollo, Le baiser de la fee en Jeu de cartes), naast een aantal andere werken, waaronder Dumbarton Oaks, het Concert voor twee piano’s en de Symfonie in C. Stravinsky kende het land en zijn bewoners vrij goed: hij had het land al drie keer eerder bezocht en was er met eigen composities succesvol op tournee geweest. De overstap van Frankrijk naar Amerika viel hem niet bepaald zwaar, al was het geen thuiskomen. Over de componist Stravinsky waren er uiteraard ook kritische geluiden. In ons land was het de in hoog aanzien staande componist, pianist en muziekcriticus Willem Pijper die van Stravinsky vrijwel niets overliet: de als ‘Fis-majeur romanticus’ begonnen componist had volgens Pijper in de tweede helft van de jaren twintig en het begin van de jaren dertig een negatieve invloed gehad op de jongste vaderlandse componistengeneratie. Het Pianoconcert deed hij af als ‘zinneloze, stommelende kwadratuur’ en de Psalmensymfonie als ‘stupide jubilaties’. En in 1926: “Ik meen dat het purificatieproces dat Stravinsky zichzelf doet ondergaan identiek is met wat men in de psychoanalyse noemt: Selbstdiktierte Strafe. Het ware te wenschen dat die boetedoening of kruistocht met het eerstvolgende werk afgeloopen bleek te zijn.” Begin september 1939 zette Stravinsky voor de vierde keer voet op Amerikaanse bodem, ditmaal voorgoed (hij overleed op 6 april 1971 in New York, maar werd begraven in Venetië) een stap die van grote importantie voor zijn verdere carrière zou zijn. Nog die zelfde maand kon hij een tijdens een vorig bezoek geaccepteerde uitnodiging gestand doen: het geven van zes lezingen aan de beroemd Harvard-universiteit, in het kader van de Charles Eliot Norton leerstoel die hem daar was aangeboden. In het boek is een zelfbewuste componist aan het woord, een arrivé die zijn opvattingen over het fenomeen muziek, de compositie, de muziekleer, de Russische én Sovjetmuziek, en de interpretatie scherp en analytisch onder woorden brengt en daarbij menig heilig huisje doelbewust, maar soms ook bijna achteloos omverwerpt. Stravinsky zou Stravinsky niet zijn zonder gepeperde uitspraken, ook in deze lessen. Ze zijn er, volop. Zoals zijn partituren messcherp waren en ook zo waren gekalligrafeerd, zo liet hij zich ook in deze 'lectures' uit. En hoe wonderlijk is het om deze teksten, die intussen ruim zestig jaar oud zijn, opnieuw te lezen en te constateren dat ze nog niets aan hun actualiteit en waarde hebben ingeboet. Het merendeel had bij wijze van spreken gisteren geschreven kunnen zijn. We zien trouwens hetzelfde fenomeen in Stravinsky's muziek: zij lijkt aan haar natuurlijke verouderingsproces ontsnapt te zijn. Geen wonder: Stravinsky's opvatting, die hij te vuur en te zwaard verdedigde, dat 'muziek over muziek moest gaan', bracht hij daadwerkelijk in de praktijk. Dat Stravinsky op erudite wijze de vloer aanveegt met allerlei vooroordelen en vastgeroeste begrippen en daarbij en passant vele stokpaardjes vakkundig opzij schuift zal menigmaal op kritiek of zelfs weerstand kunnen stuiten, maar dat is gelijk het grootste winstpunt van dit punt: Stravinsky's opvattingen (stellingen lijkt hier een passender omschrijving) stemmen wel tot diep nadenken en bieden zelfs nieuwe perspectieven. En er komt nogal wat voorbij: klank en tijd, kakofonie, snobisme, revolutie en vernieuwing, Beethoven en de symfonie, Schönberg en Gounod, Verdi en Wagner, het verleden en de verbeelding, wil en inspiratie, het essentiële verschil tussen traditie en gewoonte, de houding van publiek en critici, de dictatuur van solisten en dirigenten, smaak en wansmaak, kwesties rond de esthetica, creatieve vrijheid en onderwerping, macht en prestige en muzikale entiteit (en daarmee is het lijstje met onderwerpen nog verre van compleet). index | ||