Boeken over muziek (algemeen)
© Emanuel Overbeeke , januari 2023
|
||
Muziek en architectuur hebben van alles met elkaar te maken. Muziek heeft een vorm (die soms wordt beschreven in termen ontleend aan de architectuur) en de klank en betekenis van muziek zijn niet los te denken van de plaats en ruimte waarin muziek tot klinken komt. De akoestiek van concertzalen is waarschijnlijk het meest bestudeerde aspect van deze relatie. Dit boek raakt daaraan, maar heeft een ander doel. In vijftien hoofdstukken, een inleiding en twee reflecties wil een groep van auteurs een beeld geven van de verscheidenheid van het onderwerp in de loop der eeuwen. Als de inleiding van de samenstellers bedoeld is als een poging tot synthese, dan is de bindende factor het inzicht dat de relaties veel hechter en talrijker zijn dan gedacht en dat dit geen conclusie is van recent onderzoek maar een inzicht van eeuwen. Het boek geeft daarnaast een uitvoerige literatuurlijst en een reeks welkome illustraties. Een rondgang langs aspecten in soms wetenschappelijk jargon lijkt meer het doel van deze bundel dan een samenvattend boek over dit onderwerp. Dat klinkt als kritiek, maar wie de onderwerpen voorbij ziet komen, begrijpt hoe moeilijk misschien wel onmogelijk het is hier een alomvattende visie op los te laten. Neem de onderwerpen die ter sprake komen: de rol van muziek in de geschriften sinds 1970 van de Noorse architect Christian Norberg-Schulze, het belang dat de Romeinse architect Vitruvius een halve eeuw voor Christus hechtte aan verhoudingen bij gebouwen in verband met de akoestiek, de rol van de piano in een doorsnee Amerikaans burgerlijk interieur rond 1900, de architectuur en de verhoudingen waaraan een goede opnamestudio moet voldoen, de geschiedenis van de studio waar Jimi Hendrix eind jaren zestig zijn platen opnam, de experimenten van de Amerikaanse componisten La Monte Young en Alvin Lucier vanaf 1960 met klanken in de openbare en private ruimte, de ontwerpen voor een theater van de architect Ledoux (1784), de waarde van akoestische experimenten met bouwwerken op schaal nagemaakt, de elektronische muziek die bestemd was voor de kerk in Ronchamp die ontworpen was door Le Corbusier, de muziek van Varèse voor het Philips-paviljoen op de wereldtentoonstelling in 1958 in Brussel die werd voorbereid met de genoemde muziek voor de kerk in Ronchamps, de contacten tussen Luigi Nono en de architect Renzo Piano bij de totstandkoming van Nono's Prometeo, het belang van de geschriften van de filosoof en monnik Athanasius Kircher (1602-1680), de mogelijkheid om dankzij geluid afstand te schatten in een drukke ruimte, bijvoorbeeld een stadscentrum (aan de hand van de roman Mrs. Dalloway van Virginia Woolf), het effect van klankinstallaties in de openbare ruimte, de Berlijnse muur als akoestisch fenomeen en het nut van de verwoording van akoestische ervaringen. Aan dit scala kan men al zien hoe breed dit onderzoeksgebied is en dat de bijdragen van de auteurs, hoe goed ook, niet meer kunnen zijn dan verkenningen die uitnodigen tot nader onderzoek. Omdat sommige hoofdstukken raken aan inzichten die al eeuwen bekend zijn, vroeg ik mij af waarom het grootschalige onderzoek iets van de laatste decennia is. Een verklaring is wellicht ten dele dat eerder de wetenschap reageert op fenomenen buiten de wetenschap dan dat de wetenschap ons leert hoe iets is of het beste kan. Wellicht ook dat de idee van muziek als iets verhevens en autonooms onderzoekers ervan weerhield de invloed van de omgeving op de klank aan de orde te stellen. De opkomst van een burgerlijke muziekcultuur betekende dat er meer aandacht kwam voor de klank van kunstmuziek in besloten ruimten. De toenemende verstedelijking veranderde de rol van klank in de openbare ruimte. Tegelijk was er tweerichtingsverkeer. Het zal vast geen toeval zijn dat de negentiende-eeuwse concertzalen met de beste akoestiek voor orkestmuziek (in Amsterdam, Wenen en Boston) gebouwd werden aan het einde van de eeuw, zodat architecten konden leren van eerdere ervaringen. De experimenten van Le Corbusier met elektronische muziek in Ronchamps en het Philips-paviljoen plus de samenwerking tussen Nono en Piano zijn creatieve reacties op nieuwe situaties met nieuwe mogelijkheden. Na de première in een kerk in Venetië is Prometeo in diverse andere ruimten te horen geweest, onder meer in de Westergasfabriek in Amsterdam in het kader van het Holland Festival. Ondanks andere akoestische verhoudingen klonk het uitstekend. Misschien is dit voorbeeld illustratief voor de flexibele relatie tussen de twee. Zoals de ruimte de klank beïnvloedt, zo kan de klank ons besef van ruimte vormgeven. De inleiding maakt duidelijk dat op dit terrein nog veel valt te ontdekken en dat de bundel een van de eerste overzichten en inventarisaties is op dit gebied, zeker voor leken. De kenners zijn nu aan zet in de vakbladen, de geïnteresseerde leken hebben een beeld van een gebied dat hen meer raakt dan velen wellicht beseffen. Daarbij kiezen de auteurs een prettig standpunt: hoe anekdotischer het onderwerp (en dat is vaak het geval), hoe begrijpelijker de tekst. index | ||