Boeken over componisten
© Emanuel Overbeeke, november 2024
|
||
Uitgevers van boeken adverteren graag met kreten als ‘pathbreaking' en ‘fresh perspectives' terwijl er duizenden uitstekende natuurkundigen zijn en één Einstein, maar in dit geval dekt de vlag de lading, zij het grotendeels. In dit zoveelste boek over Olivier Messiaen legt de auteur, een Engelse musicoloog, de kern van diens oeuvre resoluut bij zijn geloof. Dat idee is niet nieuw, maar de manier waarop Sholl dit doet wel. Messiaen was niet katholiek van huis uit (hij werd het volgens zijn eerdere biograaf Nigel Simeone pas ondubbelzinnig aan het einde van zijn tienerjaren), maar zijn moeder Cécil Sauvage die een dichteres was, bracht hem al vroeg in contact met de wereld van het spirituele (waartoe voor moeder en zoon én de muziek én de poëzie behoren) waardoor Messiaens stap van de fascinatie voor de magie van kunst naar de kracht van geloof een marginale werd. (Het was ook een persoonlijke stap, want Messiaens broer ontwikkelde zich anders.) Die stelling is voor Sholl een reden om voor zover ik weet uitgebreider dan ooit in te gaan op het dichterlijke werk van Messiaens moeder. Haar werk wordt benaderd met een ernst en diepgang die voorheen was weggelegd voor dichters als Rimbaud, Verlaine, Mallarmé en andere gecanoniseerde Franse dichtende kopstukken van net voor Messiaen. Dat hij in de jaren zeventig een lp volspeelde met improvisaties op orgel, gebaseerd op de poëzie van zijn moeder waarbij tussen de improvisaties door de gedichten werden voorgedragen door een Franse actrice, was niet alleen uit verbondenheid met zijn moeder (een van de weinige private kwesties die hij publiek wilde maken), maar aldus Sholl ook en primair omdat zijn moeder de basis had gelegd voor zijn religieuze beleving van de wereld. Kwam die worteling van de basis dus strikt gesproken van buiten de religie, vervolgens bekeek Messiaen aldus Sholl alles buiten de religie met een religieuze bril. (Wellicht omdat de platte tekst van het boek slechts 200 bladzijden telt, heeft Sholl zich in zijn biografie beperkt tot die uitingen van Messiaen die hij religieus kan duiden – zijn nood werd zijn deugd. Vrijwel alle wereldlijke composities wordt kort of niet besproken, nog sterker: veel andere aspecten van leven en werk worden genegeerd of slechts aangestipt.) Dat begint al zodra Messiaen na de middelbare school naar het conservatorium gaat om orgel te studeren. De inmiddels katholiek geworden stortte zich vooral op katholieke kerkmuziek en werd al jong organist van een kerk in Parijs wat hij tot zijn dood zou blijven. Sholl beschrijft Messiaens taken als organist en hoe die verplichtingen doorwerkten in zijn vrije werk. Messiaen was zoals meer late bekeerlingen roomser dan zijn paus – zijn toelichtingen bij zijn muziek zijn vind ik meer van een theoloog dan van een gelovige, al verklaarde een medestudent: ‘Hij heeft de ziel van het gregoriaans'. Messiaen was musicus uit geloof. Ook al was hij een kundig pianist en organist (de opnamen getuigen daarvan), hij speelde vrijwel uitsluitend eigen werk; een carrière als musicus zoals die van Boulez of Bernstein, heeft hij nooit geambieerd, ook niet toen hij een beroemd man was. Met zijn constatering over de religie als kern rekent Sholl onuitgesproken af met het idee dat Messiaen vroegste werken (vrijwel alle religieus) uit de jaren dertig, hoe mooi ook, nog enigszins onrijp zouden zijn. Dat Messiaen wist wat hij met zijn muziek bedoelde is voor Sholl doorslaggevend. Sholl analyseert deze werken vanuit de boodschap die Messiaen in de titel meegaf en die hij uitwerkte in notities die Messisaen voor zich hield en die pas na zijn dood toegankelijk werden. Daarmee breekt Sholl ook met die voorgangers die weliswaar Messiaens religiositeit erkenden, maar in hun analyses primair zo niet alleen oog hadden voor de compositorische middelen van de muziek en zich verwonderden over het contrast tussen het vernieuwende van de muzikale middelen en het conservatieve van de onderliggende boodschap. Deze analyses (en ook die van latere werken) zijn helder, kort en elementair – gezien het ‘pathbreaking' karakter had ik graag meer onderbouwing gezien, iets waartoe Sholl afgaande op de informatie uitstekend toe in staat is. Bijvoorbeeld, in zijn bespreking van Poèmes pour mi uit midden jaren dertig (een cyclus van negen liederen op teksten van Messiaens eerste vrouw, Claire Delbos) besteedt Sholl zeer veel aandacht aan de teksten, alsof ze van zijn moeder hadden kunnen zijn. Sholls concentratie op de religieuze achtergrond maakt dat hij maar ten dele ingaat op Messiaens muzikale ontwikkeling. Hij ziet die wel (voor 1940 meer lyrische, klankrijke melodielijnen, in de jaren veertig meer invloed van de collagetechniek en het non-ontwikkelingsdenken, vanaf de jaren vijftig de inbreng van vogelgeluiden), maar relativeert die ook, op twee manieren. Ten eerste door te verklaren dat de nieuwe elementen uit de jaren veertig en vijftig niet uit de lucht kwamen vallen. Daarin heeft Sholl gelijk, al vergeet hij te vermelden dat die nieuwe elementen voorheen slechts incidenteel opduiken en toen nog een marginale betekenis hadden, terwijl ze daarna essentieel waren voor de architectuur van de muziek. Ten tweede doordat hij ook deze veranderingen plaatst in het licht van Messiaens religieuze natuur. Een extreem voorbeeld is zijn bespreking van de twee composities die een belangrijke inspiratiebron waren voor de jonge componisten na hem van wie sommige ook zijn leerlingen waren: de Quatre études de rhythme uit 1949-50 voor piano en de Messe de la Pentecôte uit 1950 voor orgel. Meestal worden deze etudes beschreven als een cruciale stap in de ontwikkeling van dodecafonie naar serialisme, oftewel van composities gebaseerd op reeksen alleen voor toonhoogte naar composities gebaseerd op reeksen voor alle bouwstenen. Sholl komt na een voor zijn doen lange en specialistische analyse tot een inderdaad baanbrekende conclusie: de etudes zijn niet serieel maar modaal, oftewel gebaseerd op toonreeksen waarin de sporen hoorbaar van pre-barokke muziek zoals het gregoriaans. Nog sterker, Sholl meldt ook de doorwerking van Hindoe-motieven en verklaart daarbij dat de Hindoe-cultuur hem fascineerde om het geloof, niet om de muzikale taal en minder om de niet-muzikale aspecten. Messiaen had een zeer brede belangstelling voor muziek uit vele sferen maar probeerde altijd die muziek in te lijven in zijn religieuze kern. Na deze conclusie, die komt na een belangwekkend ingenieus analytisch betoog, neemt het boek gedeeltelijk een andere wending. Messiaen werd docent en kreeg geweldige leerlingen die, zoals het geweldige leerlingen betaamt, meer leerling dan discipel zijn. Messiaen reageerde op zijn nieuwe functie door niet zijn taal en houding op te leggen aan anderen, maar door zich af te vragen wat hij van hen kon leren. (Waarschijnlijk zitten de discipelen meer bij de mindere goden die we niet meer kennen.) Het hoofdstuk On influence beschrijft uitstekend de wisselwerking tussen Messiaen en enkele van zijn beste leerlingen (Boulez, Stockhausen, Xenakis, Murail, Florentz, Benjamin). Dit hoofdstuk is van alle hoofdstukken het meest een tekst voor Messiaen-gevordenden – het helpt beslist als men het werk van deze pupillen goed kent. Met name de passages over de relatie tussen Messiaen en Boulez, Xenakis en Murail zijn ook zeer instructief voor wie meer wil begrijpen van deze drie. Nadat Messiaen wist wat zijn leraarschap wel en niet betekende voor zijn relatie met andermans muziek, bleef hij als componist zichzelf trouw. De grootste innovatie van de periode na 1950 – de inbreng van vogelgeluiden – interpreteert Sholl eveneens als een nieuwe uiting van Messiaens religieuze natuur. Vogels zijn niet slechts dieren in de natuur met ieder hun eigen herkenning, maar tekenen van de kosmische waarden die Messiaen reeds als twintiger huldigde. Dat vogels niet modaal zingen, laat staan daarbij ondersteund worden door een batterij slagwerk, zal men niet lezen. Opnieuw vindt Sholl de religieuze boodschap belangrijker dan de muzikale middelen, opnieuw zijn de analyses elementair en sober en opnieuw komen de wereldlijke werken er enigszins bekaaid van af. Analyses zijn vaak alleen voor specialisten, al schrijft Sholl zeer duidelijk. De ruime aandacht voor de intentie past in de agenda van veel hedendaagse musicologen en lijkt een poging Messiaens muziek daardoor toegankelijk te maken voor ook niet niet-specialistisch publiek. Misschien kreeg Sholl van de uitgever het verzoek de analyse niet al te specialistisch te maken en wellicht stelde de uitgever een maximumlengte. In ieder geval heeft Sholl binnen die ‘richtlijnen' inderdaad een baanbrekend boek geschreven, al had het boek aan kracht gewonnen als de analytische onderbouwing veel uitvoeriger was geweest, alleen is dan het nog veel meer een boek voor specialisten. Nu krijgen we een hoewel selectief maar duidelijk overzicht van Messiaens oeuvre, mede dankzij de vele relevante zijstraten. Sholls analyses bewijzen dat hij de werken zeer goed heeft bestudeerd en het geraadpleegde materiaal verdient nadere studie. De lezer die weet en accepteert wat men wel en niet krijgt, heeft inderdaad een baanbrekend boek. index | ||