Dick Raaijmakers: Monografie
Gebonden, 528 blz., geïllustreerd (kleur en zw/w), formaat
22 x 27 cm
ISBN 978-90-5662-599-3.
Normale editie: € 59,90
Speciale editie: € 89,00
(incl. verzendkosten en btw).
De omslagfoto is afkomstig uit de NPS-documentaire
'Op zoek naar een vergeten toepassing' (2000) van Jacqueline Oskamp
Informatie van de uitgever:
Dick Raaijmakers: kunstenaar
en pionier
"Door buiten de muzikale kaders te denken
heeft Raaijmakers als geen ander muziek, tehater en beeldende
kunst weten te verenigen." (Reinbert de Leeuw)
Dick Raaijmakers (1930) wordt alom erkend als één van de grondleggers
van de Nederlandse elektronische muziek in de jaren vijftig en
is als ‘multimediakunstenaar’ zijn tijd ver vooruit geweest. De
werken en installaties, muziek- en theaterperformances van Dick
Raaijmakers zijn van een dusdanige originaliteit dat ze wereldwijd
hun gelijke niet kennen. Zijn invloed op collega’s uit zijn eigen
generatie, maar vooral ook op jongere generaties kunstenaars is
enorm te noemen.
In december 2007 verscheent een complete monografie over deze
markante kunstenaar, die de breedte en diepte van zijn werk in
beeld brengt. Dit boek geeft inzicht in de werkmethoden, denkwijze
en motivatie van Raaijmakers en fungeert daarnaast als onmisbaar
naslagwerk. Het overzicht wordt begeleid door een aantal essays
van experts uit de muziek- en theaterwereld als Elmer Schönberger,
Frans Evers, Kees Tazelaar, Michael van Hoogenhuyze en Paul Slangen.
Met V2_, Instituut voor de instabiele media heeft Dick
Raaijmakers twee jaar lang zijn persoonlijke archieven doorgespit
en ondersteboven gekeerd om van alle werken de eerste schetsen,
de correspondentie, de uitgewerkte concepten en de vaak intense
samenwerkingen en uitvoeringen in kaart te brengen. Hiermee wordt
niet alleen het werk van Dick Raaijmakers inzichtelijk maar ook
een belangrijk deel van de Nederlandse naoorlogse kunst.
Speciale editie
In een beperkte oplage van 250 exemplaren brengt V2_Publishing
ook een speciale editie van de monografie uit. Deze unieke uitgave
is genummerd en voorzien van een speciaal voor de monografie geschoten
portret door Vincent Mentzel, gesigneerd door Dick Raaijmakers.
De speciale editie is uitsluitend te verkrijgen bij V2_ en via
deze website en zal niet in de winkel verschijnen.
De speciale editie kunt u bestellen voor de prijs van € 89,- inclusief
verzendkosten.
Hoe te bestellen?
U kunt online bestellen en betalen via iDEAL of PayPal. Bestellen
is ook mogelijk door overmaking van € 59,90 voor de gewone uitgave
of € 89,- voor de speciale editie op giro 2453896 t.n.v. V2_,
Instituut voor de instabiele media te Rotterdam, onder vermelding
van resp. ‘Dick Raaijmakers, Monografie’ of ‘Dick Raaijmakers,
Monografie – Speciale editie’.
De indeling van het boek
Voorwoord
Inleiding
Dick Raaijmakers — Het grote vlak(1992)
Werken
The art of opening (1966)
Radioproject (1966–1967)
Balade Erlkönig (1967)
Kwartet-cyclus (1968–2000)
Grafisch kwartet (1968)
Kwartet (1971)
Kwartet heiliger Dankgesang (2000)
Nachtmuziek (1969)
Schaakmuziek (1969)
Drie Ideofonen (1970–1973)
Ideofoon 1
Ideofoon 2
Ideofoon 3
Drie Mao-stukken (1970–1977)
Chairman Mao Is Our Guide (1970)
De lange mars (1971)
Mao leve! (1977)
Kwintet (1972–1976)
Actio in distans (1977)
De grafische methode-cyclus (1976–1979)
De grafische methode tractor (1976)
De grafische methode fiets (1979)
De kunst van het machinelezen (1978)
Soundman-cyclus (1981–1990)
Shhh! (1981)
The Microman (1982)
Ow! (1983–1984)
Soundmen (1984)
Come On! (1984)
The Soundwall (1982–1984)
Hey-hey! (1990)
Ping-pong (1983–1996)
Extase (1984)
Acht labielen (1984–1985)
Scheuer-cyclus (1985–1995)
Scheuermachine (1985)
Der Stein (1995)
Scheuer im Haag (1995)
Tombeau de Glenn Gould (1989)
Dépons-cyclus (1991–1993)
Der Fall Leiermann (1991)
Dépons der Fall (1992)
Der Fall Dépons (1993)
Intona (1991)
Fortklank (1993)
Probe (1993)
De val van Mussolini (1995)
Hermans hand (1995)
Volta (1995)
Konzert für... (1997–2000)
Proefneming met een tabakspijp (1998–1999)
De weergave (2000)
Ritueel moment (2005)
Essays
Elmer Schönberger
Frans Evers
Kees Tazelaar
Paul Slangen
Michael van Hoogenhuyze
Chronologie
Bibliografie
Medewerkers
Boekrecensie
© Maarten
Brandt, april 2008
Nederland is beslist geen kampioen
als het om boeken over klassieke muziek gaat. Meestal laat de
kwaliteit daarvan veel te wensen over. Middelmaat is dikwijls
troef, allerlei goede bedoelingen ten spijt. Als de inhoud niet
al dikwijls aan de oppervlakkige kant blijft, schort het nogal
eens aan de afwerking, waaraan in menig geval weinig aandacht
wordt geschonken. Sommige boeken zijn voor een keer best lezenswaardig,
maar verder zo eendimensionaal dat men ze naar eenmaal doorgewerkt
te hebben voor eens en voor altijd uitheeft. Maar gelukkig zijn
er ook uitzonderingen al zijn er dat bepaald niet veel.
Een zo’n uitzondering is de gigantische
en 528 royaal bedrukte pagina’s omvattende Monografie van
de twintigste eeuwse reïncarnatie van de renaissancistische homo
universalis in de persoon van Dick Raaijmakers. Een monumentale
uitgave van zowel letterlijk als spreekwoordelijk immens gewicht,
die ook internationaal veel opzien zou baren. Het is dan ook goed
nieuws dat momenteel intensief aan een Engelse vertaling van deze
in alle opzichten grandioze publicatie wordt gewerkt. Het leeuwendeel
van dit lijvige en hoogst imposant ogende geheel betreft de door
Raaijmakers zelf vervaardigde werkbeschrijvingen, hoewel het woord
werkbeschrijving geen recht doet aan de inhoud van deze prikkelende,
niet zelden ronduit provocerende en erudiete verslagen, die kunstwerken
op zich zijn. Het boek als zodanig is een perfect sluitende belichaming
van het in ons land en ook daarbuiten volstrekt unieke Grand oeuvre
van Raaijmakers, dat echter – gelukkig! – meer vragen oproept
dan beantwoordt, zonder dat de lezer ook maar bij benadering met
een kluitje het riet wordt ingestuurd, integendeel.
Monografie als compositie
Want zoveel is duidelijk: Raaijmakers
(de meeste kennen hem als pionier op het gebied van de elektronische
muziek, maar dit is slechts een, hoewel belangrijk, facet van
zijn extreem veelzijdige oriëntatie) is iemand wiens werk met
geen mogelijkheid onder een noemer valt te schuiven. Hij componeert,
hij schrijft, maakt theater, doet onderzoekingen. Maar is hij
daarom componist, literator, theatermaker of wetenschapper? Ja
en nee. Ja, indien men slechts aan de buitenkant blijft van Raaijmakers’ scheppingen en verkenningen. Nee, wanneer duidelijk wordt dat
het een voortdurend naar het andere verwijst, dit via allerhande
boven- en vooral ondergrondse verbindingen. Raaijmakers’ Monografie is dus op zijn beurt ook weer een compositie, zij het er een van
de gestolde soort, waarvan de diverse onderdelen – teksten, illustraties,
foto’s en noem maar op – even zovele parameters vormen. Het is
niet slechts een boek dat je leest, maar sterker nog: intens ondergaat.
Dit in de vorm van een gebeuren waarbij alle zinnen zijn betrokken,
en dus niet alleen het rationele begripsvermogen, hoe belangrijk
dit onderdeel op zich beschouwd ook moge zijn.
Er zijn hier zeker parallellen
te trekken met het Livre van de grote Franse taalvernieuwer
Stéphane Mallarmé voor wie immers het ‘boek’ een ‘papier geworden
kosmos’ was. Kenmerkend voor het Livre is de mogelijkheid
dat je als lezer of beter wellicht: ‘reiziger’ verschillende trajecten
kan bewandelen. Door die verschillende trajecten ontstaan dienovereenkomstig
uiteenlopende associaties en intrigerende verbanden die niet zouden
zijn opgetreden indien slechts één traject – van A naar B en zo
vervolgens – wordt gevolgd. Een vergelijkbare ervaring is het
‘reizen’ door deze Monografie, waarbij het beslist valt
aan te raden iedere keer een ander parcours af te leggen. Natuurlijk
zijn er allerhande lagen en lijnen in het boek aanwezig, die deels
wel en deels niet worden uitgesproken, maar die voor hen die Raaijmakers’
persoonlijk goed kennen een extra diepe betekenis hebben.
Spanningsveld tussen realiteit en utopie
Een van de meest fascinerende
aspecten van Raaijmakers’ werk is het spanningsveld tussen realiteit
en utopie. Of het nu om muziek, wetenschap, theater, woord of
beeld gaat, telkens draait het in meerdere of mindere mate om
een deconstructie van het kunstwerk, om een voelbaar maken van
het onvolmaakte in het licht van het onbereikbare ideaal van het
volmaakte. Alsof de maker ons wil voorhouden dat het voldongen
volmaakte kunstwerk minder beroep doet op ons kritische vermogen
dan het streven daarnaar, of anders geformuleerd: fenomenale mislukkingen
in onverschillig welke discipline zijn beduidend interessanter
dan geoliede en gelikte kunstwerken. Het is op dit punt waarop
er bijvoorbeeld duidelijk raakvlakken zijn te signaleren tussen
Raaijmakers’ kritische bewondering voor Pierre Boulez – tot uiting
komend in zijn magistrale Dépons-drieluik (1991-1993) – , het muziektheaterproject Intona (1994/2007), waarin een
microfoon wordt gedemonteerd en in feite het vernietigen van dit
apparaat als proces tot een esthetische ervaring wordt getransformeerd
alsmede bijvoorbeeld zijn – in de Monografie uiterst verborgen
aanwezig zijnde - geboeidheid door het oeuvre van Anton Bruckner.
Bruckner bij wie Raaijmakers inderdaad het utopische streven naar
volmaaktheid bewondert en die speciaal in de finale’s van zijn
symfonieën de eenmaal geponeerde thematische statements volkomen
deconstrueert, met als gevolg vaak een ‘retrograde’ en ontledende
muziek.
Val
Kun je in muziek de noten die
van A naar B lopen ook van B naar A laten bewegen, met de val
van een fiets is dit laatste onmogelijk. Het resultaat is onherroepelijk,
maar daarom juist een uitdaging bij uitnemendheid voor Raaijmakers
die onherroepelijkheid ter discussie te stellen. Het is dan ook
allerminst toevallig dat juist deze gebeurtenis in de het oeuvre
van Raaijmakers een belangrijk ‘Leitmotiv’ is. Het verschijnsel
val fungeert in vele werken van Raaijmakers als vertrekpunt. Zo
onder meer in Extase (1984), dat is geïnspireerd op het dodelijke
fietsongeluk van de Franse componist Ernest Chausson en het avondvullende
immense spektakel De val van Mussoloni (1995). In eerstgenoemde
productie is de tot het extreme aangescherpte vertraging ‘des
Pudels Kern’. Dezelfde vertraging die tevens in de op de
bewegingsonder-zoekingen van mens en dier door de fysioloog en
fotograaf van het eerste uur, Etienne-Jules Marey (1830-1903)
gebaseerde De grafische methode fiets (1979) manifest is en die
maakt dat men de veranderingen – in dit geval die van het
tot een half uur vertraagde afstappen van een fiets – pas
enige tijd nadat ze zich hebben voorgedaan, opmerkt. Laatstgenoemde
productie werd dan ook tijdens de presentatie van de Monografie
op 27 januari jongstleden in het Amsterdamse Muziekgebouw aan
‘t IJ van opnieuw opgevoerd door Bart Visser (performer),
Edwin van der Heide (geluid) en Paul Beuk (fiets). Een presentatie
van onmiskenbaar grootse allure die op website www.dickraaijmakers.nl
integraal kan worden gadegeslagen, dezelfde site via welke de
Monografie kan worden besteld.
Met De grafische methode fiets
raken we overigens een van de kernen waarvan Raaijmakers’ bijkans
volledige oeuvre is doordesemd: de totale reductie als instrument
om gecompliceerde zaken aanschouwelijk te maken. Een uitgangspunt
dat in muzikaal opzicht met een optimum aan indringendheid naar
voren komt in de Vijf canons (1964-1967) waarover het nodige
valt te lezen in de bijdrage van Elmer Schönberger in de Monografie,
getiteld Dick Raaijmakers, componist van lichaamloze klanken.
Ritueel
In overdrachtelijk-muzikale zin – men zou, Raaijmakeriaans geredeneerd, De grafische methode
fiets als een verbeelding kunnen zien van een muzikaal proces
zonder dat dit expliciet is vermeld – zijn hier tevens raakvlakken
aanwijsbaar met de vertraging zoals deze is opgevoerd in Heiliger
Dankgesang (2000) voor strijkkwartet. Het notenmateriaal daarvan
is afkomstig uit het derde en langzame deel uit Beethovens Kwartet,
opus 132 en is door Raaijmakers gegoten in de gedaante van
een acht uur durend klinkend ritueel (op 24 juni 2000 in de Vondelkerk
te Amsterdam uitgevoerd in het kader van het Holland Festival)
voor vier strijkers. Deze worden, gezien de enorme lengte, op
gezette tijden door andere strijkers afgewisseld. Achter hen staan
luidsprekers. Door de draden waarmee snaren en strijkstokken met
elkaar zijn verbonden geven de musici op uiterst subtiele en geraffineerde
wijze de noten aan elkaar door. Het gevolg is dat men de samenhang
van Beethovens noten net zo min waarneemt als de tot de extreemst
denkbare vertraagde beweging van de val van de fiets, maar dat
de tijdloosheid van – in dit geval Beethovens – noten tot realiteit
wordt. En toeval of niet, net als Bruckner is ook Beethoven een
componist in wiens werk in het algemeen en de strijkkwartetten
in het bijzonder het procesmatige belangrijker is dan een afgerond
resultaat. Het is een muziek die een voortdurend onderweg zijn
articuleert, net zoals Raaijmakers in al zijn projecten in feite
het proces van ontwikkeling ‘an sich’ tot kunstwerk verheft, waarvan
het eindresultaat in diepste wezen slechts zeer voorlopig wordt
bereikt. dit indachtig het credo dat de reis de bestemming is
en de bestemming de reis.
Visioen
Boekdelen zouden er kunnen worden
volgeschreven over Raaijmakers Monografie. Zoals bijvoorbeeld
over het boek in het boek. Dat is het uitgebreide poëtische, lexigrafische
en rijkelijk geïllustreerde essay De kunst van het machinelezen uit 1978, dat compleet met handgeschreven doorhalingen, verbeteringen
en aanvullingen van de auteur is gepubliceerd en dus in beeld
en woord een perfecte reflectie biedt van het ‘work in progress’ waar het in Raaijmakers' schrift geworden kosmogonie steeds om
draait: de suggestie van het volmaakte dat in het ongerepte en
onvolmaakte besloten ligt. Kenmerkend in dit essay, maar ook elders
in de Monografie, is de ernst waarmee de humor wordt bedreven
en tegelijkertijd het feit dat die humor nooit vrijblijvend is
maar altijd zinspeelt op een diepere betekenislaag.
Een verhaal apart is Het grote
vlak dat haast kan doorgaan voor een volledig geslaagde abstractie
van alle scheppingsverhalen, zonder dat er ook maar een seconde
letterlijk aan onverschillig welk heilig boek wordt gerefereerd.
Als ergens het visioen van het volmaakte wordt benaderd dan hier
in dit meeslepende en in 1992 geschreven brok proza, dat zich
bijna laat ondergaan als taal geworden muziek. Op een eigen onvervreemdbare
wijze smeedt Raaijmakers in deze sublieme evocatie het aloude
alchemistische adagium “Igne Natura Renovator Integra” in klinkende
munt om: “Door het vuur wordt de gansche schepping in haar oorspronkelijke
staat hersteld” en die oorspronkelijke staat, staande voor de
ultieme reductie, is in de eerste zin van Raaijmakers geabstraheerde
versie van Genesis dat enkele vlak waartoe de gecompliceerde wereld
is teruggebracht. Het is een geloofsbelijdenis die in al het werk
van deze kunstenaar de basis vormt, niet in de laatste plaats
ook in zijn onder meer in het Koninklijk Conservatorium te Den
Haag ten toon gespreide pedagogische activiteiten, tot voordeel
van onnoemlijk veel compositiestudenten.
Monument zonder weerga
Niet alleen Dick Raaijmakers,
maar ook de beide redacteuren hebben een waar monnikenwerk verricht
en een vormgeving tot stand gebracht die zonder precedent is in
de interdisciplinaire literatuur over muziek, theater en (kunst)-wetenschap.
Hoe verleidelijk het ook is op een willekeurige plaats in het
boek te beginnen – wat, zoals reeds gememoreerd, zeker aanbeveling
verdient – wie in vogelvlucht wil weten hoe de ‘Werdegang’ van
Dick Raaijmakers is verlopen kan zich wenden tot de bondige en
toch uiterst volledige Chronologie achter in de Monografie,
waarin bovendien tal van al dan niet uitvoerige citaten uit
interviews met Raaijmakers zijn opgenomen. Daarnaast bevat het
geheel een aantal hoogst intrigerende essayistische artikelen
van Kees Tazelaar (met wie Dick Raaijmakers veel samenwerkt en
heeft gewerkt), Michael van Hoogenhuyze, Frans Evers, Paul Slangen
en de al genoemde Elmer Schönberger. In de bijdrage van Tazelaar Het stuk is grijs staat onder meer de tussen juni 1960
en oktober 1978 met het kunstenaarsechtpaar Miep en Henk Oddens
gevoerde briefwisseling centraal en komt men zeer veel aan de
weet over de essentie van Raaijmakers’ ontwikkeling als componist
van elektronische muziek, maar ook over aspecten die in menig
project daarna, al dan niet expliciet, een rol spelen.
Hoe men het ook wendt of keert,
deze Monografie is een ‘Fundgrube’ voor iedereen die in
de bijzondere persoonlijkheid van Raaijmakers is geïnteresseerd,
en tegelijkertijd ook een honderd procent origineel kunstwerk
op zich, een boek dat men nooit uitheeft en altijd nieuw blijft.
Dit laatste is de intrinsieke eigenschap van alle kunst geschreven
met een kapitale letter. Conclusie: V2 heeft een monument zonder
weerga opgericht, dat hoog boven het polderland in zowel binnen-
als buitenland uittorent.