Boeken over musici
© Kees Weggelaar , april 2018
|
|||||||||
Gert Oost (1942-2009) die zelf gedeeltelijk orgelleerling was bij Van der Horst, publiceerde in 1992 een uitvoerige biografie over deze getalenteerde en veelzijdige musicus, waarin hij uitgebreid ingaat op diens leven en werk.
Anthon van der Horst werd in 1899 geboren als zoon van een gereformeerd Amsterdams gezin. Zijn vader was koordirigent en organist met een bescheiden, maar goede reputatie en gaf tot zijn 87ste muzieklessen. Anthon groeide op als een soort wonderkind. Hij bleek al vroeg te beschikken over een verbazingwekkende lees- en speelvaardigheid. Spoedig assisteerde hij dan ook zijn vader, en later andere dirigenten met het begeleiden (en later dirigeren) van koren. Ondanks zijn eenvoudige Amsterdamse afkomst en een streng kerkelijk klimaat, bezat hij een ruimdenkende geest, zoals ondermeer bleek uit menige compositie. Gert Oost gaat uitgebreid in op Van der Horst’s wonderkindachtige ontwikkeling, die uiteindelijk leidde tot een fabelachtige loopbaan als uitvoerend musicus. Niet alleen begeleidde hij talrijke solisten van grote reputatie uit binnen- en buitenland, maar ook diverse koren. Hij gaf vele concerten en ontwikkelde zich ook als dirigent en pedagoog. Bovendien kreeg hij een grote reputatie als Bachkenner. Hij gaf radiolezingen en publiceerde boeken over deze beroemde componist. In Naarden dirigeerde hij Bachs ‘Matthäus’ vanuit Bachs handschrift; het fotokopieënboek daarvan was een geschenk aan de dirigent van de zangeres Aaltje Noordewier. Van der Horst kunnen we beschouwen als een pionier van de ‘Oude-Muziekstroming’. Als pedagoog was hij eveneens zeer actief. Gert Oost geeft een indrukwekkende lijst dienstverbanden, waarvan we hier slechts een paar noemen: allereerst zijn hoofdleraarschap orgel en later ook orkest- en koordirectie aan het Amsterdams Conservatorium. Daarnaast was hij onder meer als organist verbonden aan de Engelse Kerk aan het Begijnhof in Amsterdam en op oudere leeftijd de Grote Kerk in Naarden. Helaas is een positie als organist aan de Amsterdamse Oude Kerk op een voor hem pijnlijke wijze - hij was dol op het daar aanwezige Vater Müller-orgel - aan hem voorbijgegaan. Maar het componeren vond hij door de jaren heen steeds belangrijker worden in zijn leven. Een belangrijk stuk erkenning voor hem was ook het - op instigatie van Prof. G. van der Leeuw, de grootvader van de redacteur van dit blad - in 1948 verkrijgen van een eredoctoraat in de Godgeleerdheid door de Rijksuniversiteit te Groningen, wegens zijn verdiensten voor de kerkmuziek. Als koordirigent is Van der Horst bij een grote schare muziekliefhebbers bekend geworden als dirigent bij de Nederlandse Bachvereniging, die elk jaar de populair geworden Matthäus-Passion van Bach uitvoerde in de Grote Kerk van Naarden.
Bij zijn orgelleerlingen was hij zeer geliefd. Hij had grote belangstelling voor zijn latere collega’s, die zelf weer naam maakten, zoals indertijd Charles de Wolff, Albert de Klerk, Piet Kee en Bernard Bartelink. Moeilijk vond onze musicus het ‘orde houden’ bij het grootkoor van het conservatorium. Dit ontlokte bij hem soms grove woedeuitvallen. Het geven van improvisatielessen was ook niet zijn sterkste zijde. Tijdens een saaie les, waarin iemand een soort fuga’tje in elkaar kliederde, sloeg (toenmalig leerling) Albert de Klerk keihard op een bekken. Hij hoefde niet meer op de improvisatieles terug te keren... Gert Oost’s boek bestaat uit drie grote delen: In het eerste en tweede gedeelte, met vele interessante foto’s, ontvouwt zich het overbezette en indrukwekkend veelzijdige leven van deze musicus. Zowel Oost’s belichting van hem als mens, met zijn zwakheden, als ook de uitzonderlijke begaafdheid en diepgang als toonkunstenaar worden op prettig leesbare manier gepresenteerd. Hierboven de bas van de Oratio Moysi hominis Dei op. 19a, voor sopraan en orgel, in 1928 gecomponeerd voor de 60ste verjaardag van Aaltje Noordewier-Reddingius. Helaas horen we bitter weinig van zijn andere werken. Zijn zeer uitgebreide symfonie uit 1939, uitgegeven met een lang voorwoord geschreven door zijn echtgenote en een vormanalyse door de componist zelf, laat - na de laatste en gedeeltelijke uitvoering van het Residentie Orkest o.l.v. Paul Hupperts in 1973 - helaas nog steeds op een hernieuwde uitvoering wachten. In 1942 was de première: uitvoering door het Concertgebouworkest o.l.v. Eduard van Beinum. Het werk neigt nogal naar wijdlopigheid, maar is zeer geladen, gezien in het licht van de naderende Tweede Wereldoorlog. Gert Oost heeft niet alleen een uitmuntend beeld gegeven van een fascinerend musicus, maar de lezer ook op een prettige en overzichtelijke manier inzicht gegeven in Van der Horst’s compositie- oeuvre. Nogmaals: doodzonde, dat naast de orgelcomposities menig werk onverdiend in de la blijft liggen, zoals helaas met zoveel goede Nederlandse composities het geval is. index | |||||||||