![]() Boeken over componisten
© Aart van der Wal, februari 2021
|
||
Alfred Brendel laat er geen enkel misverstand over bestaan: “Iedere noot telt.” Volgens Hartmut Haenchen is ons begrip van authenticiteit enigszins doodgelopen. Voor Markus Hinterhäuser heeft Salzburg iets intimiderends. Frank Peter Zimmermann beschouwt Mozart niet als een componist voor extremisten, terwijl het voor Tabea Zimmermann zo vast staat als een huis dat Mozarts muziek geen einde kent en dat je niet zonder kunt. Voor John Eliot Gardiner is articulatie de ware levensader in Mozarts muziek. Uit een veel groter geheel gelichte losse meningen van hen die het weten kunnen: musici die tot op het bot vertrouwd zijn met Mozarts muziek, de weerbarstigheid ervan in de dagelijkse praktijk als geen ander kennen en zich door hun diepgaande kennis en ervaring voortdurend bewust zijn van de talloze voetangels en valkuilen die zich steeds opnieuw en vanuit allerlei verschillende gezichtshoeken openbaren. Het komt in dit fraai uitgegeven boek in veel omvattender betekenis uitvoerig aan de orde. Mozart interpreteren betekent ook, in de woorden van Nikolaus Harnoncourt, rekenschap afleggen van wat met die muziek is gedaan en nog zal worden gedaan, zowel vanuit het notenbeeld als in termen van klank. Waartoe overigens ook de regisseur mag worden gerekend, want hij is het immers die rechtstreeks verantwoordelijk is voor een operasproductie waarin muziek en handeling, decors en verdere aankleding elkaar - hopelijk! - niet in de weg zitten maar juist versterken. Het voorliggende boek behandelt veel belangrijke aspecten van het interpreteren, met als belangrijkste aanleiding (niet het belangrijkste onderwerp!) het Mozartfest in het Duitse Würzburg dat dit jaar zijn honderdjarig jubileum viert. Het laat zich toch vooral lezen als een uitnodiging zo niet dringende oproep om over de omgang met Mozarts muziek ernstig na te denken, het vanuit verschillende invalshoeken te belichten, maar ook zoals het zich in die afgelopen eeuw heeft ontwikkeld. Want ook in dit opzicht heeft de tijd niet stilgestaan. Nieuwe inzichten die tot nieuwe - voor sommigen mogelijk soms aanvechtbare - ideeën hebben geleid, terwijl wat de componist ons in zijn manuscripten naliet uiteraard onveranderd is gebleven: de dode letter zoals het was en zoals het altijd zijn zal. Het collectieve gedachtegoed, de institutionele en cultuurpolitieke omgeving, de sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen, ze hebben alle invloed gehad op het aan verandering onderhevige Mozart-beeld, zij het dat dit geen syllabe afdoet aan de erkenning dat de muziek zelf tijdloos is, al is zij nog zozeer onderhevig aan mode of gril of welk paradigma ook. ‘Interpretatie' wil alleen maar zeggen: het in de meest concrete zin omgaan met Mozarts muziek en waarvan de esthetische positionering die eraan ten grondslag individualistisch wordt bepaald. Een omgang die weliswaar samenvalt met het 'verstaan' ervan, maar waarbij dit ‘verstaan' uitsluitend is gestoeld op de aan de interpreet gebonden kenmerken of eigenschappen, terwijl de perceptie ervan uitsluitend wordt bepaald door de toehoorder (zoals hij het beleeft). Subjectiever kan het eigenlijk niet. Immers, het 'signaal' mag dan nog zo eenduidig zijn, we ‘verstaan' niet allemaal hetzelfde, op dezelfde wijze, waardoor de 'ontvangst' niet identiek is, doch individueel verschillend. Zoals ook iedere interpreet zijn eigen visie op het kunstwerk heeft, onverschillig waarop die dan is gestoeld. En iedere luisteraar het tot zich neemt op grond van - uitsluitend! - zijn eigen inzichten (wat per saldo niet aan een bepaalde componist of compositie gebonden is). Dat het alles bij elkaar genomen daardoor een eerder heterogeen dan homogeen fenomeen is zal, denk ik, niemand willen betwisten. Dat blijkt tevens duidelijk uit de gesprekken en essays die in dit boek zijn opgenomen. Dat maakt het per saldo voor de lezer ook aanmerkelijk interessanter, want het zijn juist die verschillende inzichten die een bijzonder of soms zelfs nieuw licht werpen op Mozarts muziek vanuit de kunst van de interpretatie; en dan ook nog door verschillende generaties kunstenaars. Er is dus geen grondhouding, zoals er ook een grootste gemene deler de grote afwezige is en er al evenmin sprake is van een bepaalde denkfiguur die tot verbindende schakels zou kunnen leiden. Want daarvoor is de ketting als geheel veel te ingewikkeld, te facetrijk. Het is een illusie om te denken dat ze als 'blauwdruk' over elkaar heen kunnen worden gelegd: productie (uitvoering) en receptie (door luisteraar en criticus). Zeker, het ene moet gericht zijn op het andere (waar doet men het anders voor?), maar van een hermetische voorstelling van het opus als een voor iedereen aanvaardbare, natuurgetrouwe tekst kan geen sprake zijn. Dit boek laat zich dus niet lezen als een biografie en al kennen we de aanleiding: het reeds genoemde Mozartfest in Würzburg, interpretatieve raakvlakken zijn er daarmee niet of nauwelijks. Bovendien, Mozart kende de stad alleen op doorreis (in een brief van 28 september 1790 repte hij van een ‘mooie, prachtige stad'). Dat Würzburg desondanks jaarlijks een Mozartfest organiseert (dat tevens dient als een belangrijke toeristische trekpleister) danken we uitsluitend aan Hermann Zilcher (1881-1948), die in 1921 tijdens het dirigeren van een Mozart-programma zozeer onder de indruk kwam van de betoverende bouwstijl en de met barokke pracht en praal opgetuigde Keizerszaal van de Residenz dat het voor hem vaststond dat uitgesproken dáár een Mozartfest diende te komen. De architectonische schoonheid was een gegeven en het enige dat – volgens Zilcher – nog ontbrak was de dirigeerstok om daarmee dat schitterende beeld als het ware ‘na te tekenen': muziek en ruimte gingen aldus naadloos in elkaar over (zo was althans het idee), het absolute summum van esthetische ervaring. En zo geschiedde en zo is het tot op de huidige dag. Het boek is logisch ingedeeld. Na de fraai gestileerde en zeer lezenswaardige inleiding van de hand van de muziek-, theater- en literatuurwetenschapper Stephan Mösch volgt het eerste, uitsluitend uit essays bestaande, eerste deel waarin verdeeld over vijf hoofdstukken de volgende boeiende onderwerpen aan de orde worden gesteld: tekst en klank, compositie en uitvoering; Mozarts pluriforme theater; Mozart-dirigenten van de twintigste en eenentwintigste eeuw (gericht op Werk- & Texttreue); Mozart en de muziek van de twintigste eeuw; waarom spontaniteit en risico in de interpretatie zo belangrijk zijn. Met als auteurs Ulrich Konrad, Stephan Mösch, Thomas Seedorf, Wolfgang Rathert en Robert Levin. In het tweede deel staan net zo boeiende gesprekken centraal met muzikale coryfeeën en Mozart-kenners als Alfred Brendel, Brigitte Fassbaender, John Eliot Gardiner, Christian Gerhaher, Hartmut Haenchen, Markus Hinterhäuser, René Jacobs, Frank Peter en Tabea Zimmermann. Het derde deel is gewijd aan zowel Hermann Zilcher als de belangrijkste historische wapenfeiten die het Mozartfest in Würzburg tot de huidige dag hebben bepaald, aangevuld met een uitvoerige tijdtafel waarin de historische kerndata naar jaartal handzaam wordt samengevat. Tot slot is er nog een aanhangsel met onder meer een werk- en personenregister, beeldverantwoording en biografieën van de medewerkenden aan het boek. Dit boek is om twee redenen exemplarisch, te beginnen bij de diepgaande karakterisering van Mozarts muziek vanuit zowel historisch als interpretatief perspectief, met daarnaast een ware stortvloed van afbeeldingen van zeer hoge kwaliteit die niet alleen de tekst verluchtigen, maar ook het inzicht in deze materie nog eens ondersteunen, zo niet verdiepen. Wie het Duits ook maar enigszins machtig is zou dit boek onverwijld moeten aanschaffen. Niet alleen de Mozart-liefhebbers, maar ook degenen die geïnteresseerd zijn in de kunst van het interpreteren. Gegarandeerd dat het tot nieuwe inzichten zal leiden, onder het motto Weil jede Note zählt. index | ||