Boeken

 over muziek (algemeen)

 

© Emanuel Overbeeke, oktober 2022

 

John Mauceri: The War on Music - Reclaiming the Twentieth Century

Yale University Press 2022
ISBN 9780300233704
248 blz., gebonden
Verkoopprijs € 30,--

 


Geschiedenis en debat zijn verschrikkelijk voor wie ze meemaakt, niet alleen omdat men ongevraagde en soms ongewenste veranderingen krijgt te verduren, maar ook omdat geschiedenis en zeker debat vaak gepaard gaan met groteske overdrijving en bewuste blinde plekken. Zoals kunst aldus het cliché het beste schijnt te gedijen in dictaturen, zo gedijt de wetenschap het beste in een democratie die het poldermodel en niet de polarisatie koestert..

Neem dit boek. De auteur, de Amerikaanse dirigent John Mauceri, liet als ideoloog voor het eerst van zich horen kort na 2000 toen hij verklaarde dat de geringe aandacht voor Entartete Musik na 1945 vooral te wijten was aan de naoorlogse vernieuwers die geen interesse toonden voor de muzikale slachtoffers van het nazisme. Die opmerking is een beetje juist, enigszins onjuist en negeert vele cruciale feiten. Zijn jongste boek is een uitvergroting van die stelling en verdient een uitvergroting van die reactie. In zijn boek stelt Mauceri dat de klassiek-romantische symfonische traditie na 1914 in het slob is geraakt om twee redenen: de wereldoorlogen maakten een einde aan de vooroorlogse culturen en de jonge componisten waren meer geïnteresseerd in vernieuwing dan in voortzetting van die traditie.

Dat die traditie niettemin is voortgezet, is aldus Mauceri vooral dankzij Hollywood en Broadway (Mauceri's boek is zeer gericht op Amerika wat veel blinde vlekken verklaart). De beste en belangrijkste schrijvers van filmmuziek onder wie Korngold waren vaak Europeanen die vanwege Hitler naar Amerika waren gevlucht en daar hun stijl na wat aanpassingen met succes konden voortzetten. (Mauceri gaat met zijn ruime aandacht voor het succes van Korngold voorbij aan de moeilijkheden die veel andere Exil-kunstenaars in de VS hadden.) De vooroorlogse Europese vernieuwers zoals Schönberg, Hindemith en Weill hadden met hun muziek in Europa nauwelijks succes maar schreven in ballingschap wel hun beste werken, juist omdat zij zich enigszins conformeerden aan de taal van de Nieuwe Wereld. Daarentegen hebben aldus Mauceri de modernistische vernieuwers nauwelijks weerklank gevonden bij collega's en het grote publiek, ondanks hun hoge status in de overzichtswerken en ondanks het feit dat zij neerkeken op componisten in een ander idioom die in de overzichtswerken niet of nauwelijks aan bod komen. Vooral de serialisten uit de jaren vijftig moeten het bij Mauceri ontgelden.

Mauceri heeft gelijk als hij zegt dat de voor- en naoorlogse modernisten een grote mond hadden, niet aardig waren voor anders componerenden, een grote plek kregen in overzichtswerken en een kleine in concertzalen. Hij gaat voorbij aan het feit dat de modernisten vernieuwingen hebben geïntroduceerd die door traditioneel ingestelde componisten dankbaar zijn overgenomen en na een grondige esthetische transformatie hun weg vonden naar vele componisten, onder meer die van filmmuziek. Met name extreme klankverfijning, minimal music en onklassieke structuren, aanvankelijk verketterd als modernistische nieuwigheden, hadden en hebben een bereik tot ver buiten de avant-garde. Op dit punt is het jammer dat Mauceri zich vooral beperkt tot Amerika waar de werking van de markt veel minder dan in Europa is afgezwakt door fondsen en overheden met meer aandacht voor nieuwe kunst. Zeker in Europa was er na 1950 redelijk wat aandacht voor componisten die meer nieuwe dan vernieuwende muziek schreven. Mauceri gaat daarnaast grotendeels voorbij aan het feit dat erkenning van muziek niet alleen een kwestie is van herkenning binnen een bepaalde context, maar ook van een besef van grote kwaliteit waardoor men bereid is iets van een ander over te nemen, ook al is kwalitatief hoogstaande muziek vaak lastig voor luisteraars en musici. Daarom was Hindemith vrij populair in Duitsland tussen de wereldoorlogen en kort erna en klinkt zijn muziek nu meer en meer als gedateerd, terwijl Stravinsky, Bartók en de expressionisten dat verwijt na hun dood veel minder hebben gekregen.

Mauceri maakt een groot punt van de modernistische miskenning van het klassiek-romantische repertoire binnen en buiten de concertzaal en de oprechte liefde die velen ervoor voelen. Maar in plaats van zijn bijna populistische betoog tegen het modernisme had ik liever een minder fatalistisch verhaal gelezen over de pogingen de culturele kloof tussen de muziekliefhebbers te slechten. De soms domme weerstanden in beide kampen tegen toenadering worden door Mauceri breed uitgemeten, vooral die bij de modernisten. Meer had hij mogen zeggen over het proces van absorbering, het feit dat uitzonderlijke kwaliteit van kunst de bijl kan zijn aan het contextgerichte denken, zeker op de lange termijn. Bovendien vrees ik dat de constatering van de kloof tussen nieuw gecomponeerde ‘ernstige muziek' en het grote concertpubliek (die inderdaad groot is) mede is ingegeven door of aanleiding geeft tot een idealisering van de negentiende-eeuwse muziekcultuur toen de burgerij het in muzikale zaken voor het zeggen had en grote namen denken wij nu household names waren voor iedereen. Dat idee, weten inmiddels de wetenschappers, is grotendeels mythe. Mauceri gaat voorbij aan het fenomeen dat met de jaren stilistische verschillen, die voor tijdgenoten heel belangrijk zijn omdat ze ook een ideologische en contextuele lading hebben, met de jaren vervagen, zozeer zelfs dat na generaties niet meer de verschillen maar de overeenkomsten gezichtsbepalend zijn. Dit is nu zo bij sommige romantische muziek en zeker bij veel barokmuziek. Voor de negentiende-eeuwers echter was de kloof evenzeer een feit als voor ons. De huidige postmodernistische en populistische pogingen de geschiedenis te herschrijven zodat de traditioneel ingestelde componisten van na 1900 dezelfde canonieke status krijgen in de overzichtswerken maken op korte termijn de kloof eerder groter dan kleiner. Ik ben benieuwd of het komende overzichtswerk over de 19de eeuw van Stephen Walsh op deze kwestie ingaat.

Een probleem dat Mauceri niet noemt, is dat er de laatste dertig jaar helaas geen nieuwe componist is opgestaan die in staat en bereid was de stijlverschillen tussen de diverse soorten nieuwe muziek op te lossen, zoals Mozart die in zijn muziek met alle standen kon lezen en schrijven. (John Adams gaat een beetje in de richting.) Die oplossing is superieure muziek die tegenstrijdige elementen herbergt en uiteenlopende reacties oproept en die niettemin voor verschillende kampen acceptabel is. Hoopgevend en tegelijk problematisch is dat de eerste bestaande tekenen van toenadering enigszins worden herkend en gewaardeerd door luisteraars en musici maar minder door publicisten als Mauceri.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links