![]() Boeken over componisten
© Emanuel Overbeeke, december 2019
|
||
Het nieuwste boek over Debussy kan men evengoed een boek noemen naar aanleiding van deze Fransman. Daarmee is het in anderhalf opzicht nieuw. Basismateriaal vormen de recensies van Franse muziekpublicisten uit de jaren 1898-1918 over de composities van Debussy. Sommige beschouwingen over de opera Pelléas et Mélisande, in première gegaan in 1902, waren ongeveer tien jaar geleden verschenen in een lijvig boek waarbij een interview met Pierre Boulez diende als voorwoord. Die combinatie van 'eerste reacties' met een de interpretatie van meer dan een halve eeuw later geeft al aan dat de opera op vele manieren kan worden bekeken en dat overtuigingskracht soms belangrijker is dan visie. Boulez had die kracht. Die kracht heeft Kieffer ook en heeft ze ook nodig, want dit boek is niet een nieuwe bevestiging van een bestaand idee, maarde presentatie van een nieuw idee. Dat idee is dat de recensenten in Debussy's tijd niet stonden voor zichzelf of een bepaalde kunstopvatting, maar voor een natuurwetenschappelijke kijk op de wereld. De natuurwetenschappen maakten tussen 1850 en 1920 een stormachtige ontwikkeling door en de nieuwe inzichten werkten door in de kunstkritiek. Zeer simpel gezegd maakten de nieuwe inzichten duidelijk dat de fysische wereld niet altijd zich kenmerkt door vaste en tastbare vormen, maar soms ook door min of meer vage en vloeibare grenzen waarbij behalve 'aards materiaal' ook 'onstoffelijke' fenomenen als kleur en sfeer een grote rol spelen. Die nieuwe benadering van het fysische vond niet direct bij iedereen steun. Critici die het wel wilden steunden, erkenden dat niet elke muziek zich leende voor deze benadering. Impressionistische muziek zagen en prezen sommigen als een verklanking van deze nieuwe kijk op de werkelijkheid, precies zoals de oude inzichten bewust of onbewust steun vormen bij die critici die het impressionisme in muziek en schilderkunst verwierpen vanwege hun vermeende vaagheid. Als we Kieffer mogen geloven, waren de auteurs die zij bespreekt zich zeer bewust van hun natuurkundige connecties. Haar documentatie is overdadig en ze geeft vele bronnen. Die bronnen, vooral Franse kranten en muziektijdschriften uit het begin van de (twintigste) eeuw, maken ten eerste duidelijk dat ondanks de sterk toegenomen digitalisering van oude teksten nog veel archiefbezoek nodig is, en ten tweede dat de link tussen muziekkritiek en natuurkunde evenzeer een interpretatie van Kieffer is als een bewuste band uitgesproken door haar auteurs. De verwantschap is meestal wel duidelijk, maar werd lang niet altijd onthuld door de tijdgenoten, wat wellicht nu een zwakte van Kieffer lijkt, maar destijds misschien niet nodig was omdat iedereen wist wat toen gaande was. (Dat wij dat niet zo goed weten, is ons probleem. Wie weet over honderd nog wat neoliberalisme was dat nu een voor iedereen duidelijke invloed op de cultuur heeft?) De citaten die Kieffer presenteert zijn goed gekozen, al is haar interpretatie wel vaak nodig om ze te begrijpen zoals Kieffer dat wil. Bovendien is het voor de lezer wel prettig wanneer die enkele werken van Debussy uit deze jaren van buiten kent, met name de Nocturnes, Pelléas et Mélisande en La mer. Na lezing had ik nog gemengde gevoelens, wat dus betekent dat Kieffer in ieder geval gedeeltelijk gelijk had. Misschien blijkt het een eendagsvlieg, misschien zet het een nieuwe onderzoeksrichting in werking. De natuurkundige theorieën van toen mogen nu passé zijn, maar wij staan meer onder invloed van onze tijd dan we denken of willen toevoegen en de huidige wetenschap is daar een deel van. Bovendien is het altijd prettig te lezen over een cultuur waarin kunst een vanzelfsprekend en groot onderdeel van het bestaan is. En over die theorieën gesproken, ze zijn een oude empirische illustratie van het tijdloze gegeven dat stijl en suggestie vaak meer zeggen dan ondubbelzinnige mededelingen in onverhulde taal. index | ||