Boeken

 over componisten

 

© Emanuel Overbeeke, december 2019

 

Pauline Fairclough: Dmitry Shostakovich

Reaktion Books, Londen 2019
ISBN 978-1-78914-127-1
Paperback, 191 blz.
Verkoopprijs € 19,-


Het nieuwste boek over Sjostakovitsj is niet het zoveelste boek over deze componist. Het is een bewuste en geslaagde poging af te rekenen met twee eenzijdige opvattingen. De eerste die het lekenbeeld beheerste voor de verschijning in 1979 van Sjostakovitsj' zogenaamde memoires als opgetekend door Volkov was dat de componist een meeloper was met de partij. De tweede die het lekenbeeld beheerst sinds die verschijning is die van de componist als een dissident die met zijn muziek stem gaf aan een volk in onderdrukking. Kenners wisten al vóór 1979 dat de werkelijkheid gecompliceerder was en dat de componist noch heilige noch stalinist was. Het vervelende was dat een meer genuanceerd beeld zelden buiten de wetenschap kwam.

De overzichtswerken voor het grote publiek deden alle moeite die eenzijdigheid in stand te houden, met name Ian McDonald met zijn boek The New Shostakovich en in Nederland de monografie van Theodore van Houten en onlangs Julian Barnes in zijn roman The noise of time die in het Nederlands verscheen onder de titel Het tumult van de tijd. De Engelse musicologe en slaviste Pauline Fairclough schreef de afgelopen twee decennia uitstekende vakpublicaties en comprimeert haar conclusies nu in een boekje dat uitdrukkelijk bestemd is voor een groot publiek van niet-specialisten. Het verscheen in de serie Critical Lives waarin voornamelijk westerse kopstukken uit kunsten en wetenschappen op een heldere niet-specialistische wijze worden beschreven zonder dat de auteurs zich verlagen tot Jip-en-Janneke-taal. Dit deel, evenals de andere die ik uit de serie ken, laat zien dat een onderbouwde genuanceerde beschrijving uitstekend kan samen kan gaan met heldere taal en uitgesproken standpunten.

Fairclough toont zeer goed de wisselwerking tussen context, karakter, biografie en muziek. Ze houdt niet van vulgair contextueel determinisme noch van volstrekt esthetische autonomie. Ze presenteert de ongekende hoeveelheid informatie op een rustige toon, kent de geschiedenis en de receptie door en door en maakt goed duidelijk hoezeer de ontvangst van zijn werk vooral iets zegt over de ontvanger. Sjostakovitsj was volgens haar te zeer een schipperaar in de beste zin van het woord om zich een held te voelen. Fairclough noemt hem een toonbeeld van accommodatie en ziet in de huidige Sjostakovitsj-heldenverering de romantische behoefte aan eenduidige helden in een nieuwe jas. Ondanks de politieke weerstanden en de fysieke ongemakken was hij geen man voor depressies, was zijn muziek meer dan somber en behield hij tot het einde zijn gevoel voor humor. Het nieuwe aan het boek zijn niet zozeer de nieuwe feiten en de vele nuances (althans niet voor kenners die de receptie van Sjostakovitsj' werk op de voet hebben gevolgd, maar is de poging het aura van heiligheid te doorbreken.

Over de muziek is zij helaas kort. Slechts enkele werken worden beschreven als muziek, waarbij de teksten aandoen als programmatoelichtingen. Hoewel zij geen waardeoordeel over de stukken uitspreekt, meldt zij wel dat Sjostakovitsj altijd een populaire kant had (ook al voordat de autoriteiten de ideologie oplegden van het sociaal realisme) en dat de componist zich wilde blijven ontwikkelen. Ze meldt met nadruk, helaas zonder dat toe te lichten, dat de crisis van 1936 als gevolg van de vernietigende recensie in de Pravda van zijn opera Lady Macbeth geen wezenlijke invloed had op zijn stijl. Daardoor weet ik niet van de stelling dat zijn muziek uit de jaren 1937-1960 een veel klassieker en minder grillig karakter heeft dan die uit vroeger jaren. En blijkbaar is zij het ook niet eens met de uitspraak dat zijn stijl na 1960 losser werd, d.w.z. dat hij nog wel gebruik maakte van elementen uit zijn stijl uit de jaren 1937-1960, maar dat hij die vaak in een veel onregelmatiger verband presenteerde.

Het is jammer maar begrijpelijk dat Fairclough niet ingaat op de waarde van zijn muziek. In een overzichtswerk over grootheden in de kunst is het ongepast om te zeggen dat zijn muziek jarenlang omstreden was vanwege de kwaliteit van zijn kunst, los van de context waarin ze ontstond. Ze spreekt wel over zijn ongelooflijke talent en gaat daarmee onuitgesproken in tegen iedereen die zijn muziek verwierp vanwege de kwaliteit. In een periode waarin men nog amper wist hoe men de componist maatschappelijk moest duiden, was er altijd nog de mogelijkheid te kijken naar zijn kunst als kunst. Dat was voor 1960 in het Wesren een volstrekt normale praktijk. Toen tussen 1960 en 1980 zijn muziek onder meer in Engeland en Amerika steeds meer werd gespeeld, was dat mede omdat het uitgesproken traditionele karakter ervan aantrekkelijk was voor die musici en luisteraars die weinig ophadden met de avant-garde die zij (net als Sjostakovitsj trouwens) teveel zagen als een product van de ivoren toren, ook al had de Rus bewondering voor Le marteau sans maître van Boulez.

Fairclough is zonder dat te zeggen duidelijk een exponent van een ideologie waarin de waarde van kunst wordt afgemeten aan de plaats die zij heeft in een cultuur. Ze benadrukt Sjostakovitsj' banden met musici, met bezoekers van concerten en met critici en geeft daarmee aan dat hij absoluut geen figuur wilde zijn voor de ivoren toren waarin hij kunst wilde maken om de kunst die alleen de esthetische happy few zou kunnen behagen. Maakt die intentie, wat men er ook van denkt, hem tot een zeer goede componist? Is esthetiek slechts bijzaak? Het zegt iets over de waarde van het triviale dat omgekeerd veel kunst die voorheen geprezen werd om zijn verfijning en indirecte expressie nu door een pr-crisis gaat en het verwijt krijgt te weinig direct te zijn, alsof het triviale en het direct expressieve zowat uitwisselbaar zouden zijn. Sjostakovitsj doet het nu beter dan zijn stijlgenoten, met name Stravinsky.

Voor de westerse luisteraars die tot 1960 niets wisten over de componist als persoon, was er altijd nog de kwaliteit van zijn kunst. Dat was voor veel programmeurs een argument zijn muziek minder goed en belangrijk te vinden dan die van stijlgenoten als Hindemith, Poulenc, Prokofjev en vooral Stravinsky. Met die bril kan men nog steeds naar zijn kunst luisteren. Sympathie voor iemands persoon (Sjostakovitsj' context wenst men niemand toe) maakt zijn muziek nog niet per definitie goed. Omgekeerd waren Beethoven en Chopin, die wij nu vaak los zien van hun omgeving, zeker geen heiligen maar wie struikelt daar nog over? Degenen die niet kunnen of willen accepteren dat biografie gedeeltelijk, soms zelfs grotendeels losstaat van het werk en diegenen die de kunstenaar willen terughoren in het werk en andersom. Fairclough heeft een grote stap gezet door de kunstenaar en zijn kunst te beschrijven als veelzijdige fenomeen. De grootste stap is in zekere zin een terugkeer naar het westerse begin. Dat is niet alleen heilzaam voor onze kunstbeschouwing, het is ook verfrissend om bij muziek nu eens niet te hoeven denken aan onsympathieke kunstenaars en dictators met belangstelling voor de kunst. Dit is niet slechts de luxe van iemand die in het Westen in vrede leeft en ongestoord naar muziek van zijn keuze kan luisteren, ik hoorde dit ook van Oost-Europeanen voor wie esthetische autonomie een uiting is van bevrijd zijn.

Het is jammer dat Fairclough in dit boekje geen poging doet een popularisering te geven van een artikel dat zij enkele jaren geleden schreef. Daarin maakte zij duidelijk dat begrippen als high brow, middle brow en low brow in de Sovjet-Unie een andere status hadden dan in het Westen. Van het westerse modernisme als high brow experiment voor de ivoren toren moest Sjostakovitsj niets hebben, al voordat de partij dergelijke muziek in de ban deed, ook al was hij positief over enkele modernistische composities. En toen de partij dat had gedaan, was Sjostakovitsj' muziek een combinatie van muziek voor de massa en voor een meer cultuurgerichte bovenlaag die ook meer complexe kunst kon waarderen. Een samenvatting van Faircloughs zeer rijke betoog is al snel een simplificatie, vandaar wellicht dat ze de kwaliteit van zijn muziek in het boek niet aan de orde stelde. Haar tekst maakt in ieder geval duidelijk dat muziek in de Sovjet-Unie een andere betekenis had dan bij ons en dat daarmee ook de stijl van de componist anders werd benaderd. Het predicaat triviaal duidt daarom wellicht op een westers onbegrip voor de Russische situatie, al zijn wij natuurlijk niet verplicht Russische muziek te ervaren zoals de Russen die bedoeld en opgevat kunnen hebben.

Ondanks die kanttekening kan ik Faircloughs boek iedereen aanbevelen, vooral aan mensen met één perspectief.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links