Boeken

 over componisten

 

© Emanuel Overbeeke, januari 2020

 

Wim Faas: Johann Sebastian Bach - Zijn land, zijn tijdgenoten

Aspekt, Soesterberg (2019)
ISBN 978-94-6153-762-0
260 blz, paperback
Verkoopprijs € 18,95


Een van de wetten van de muziekpublicistiek is dat teksten over klassieke muziek eerder worden geschreven door kenners dan door liefhebbers. (Teksten over iemands biografie en de historische context horen in wezen tot een ander genre dat andere vakkennis vraagt.) Een tweede is dat kenners eerder schrijven voor collega-kenners dan voor liefhebbers. Een derde is dat er vrijwel geen speelveld bestaat tussen enerzijds boeken van en voor specialisten (bijvoorbeeld Bach door Christoph Wolff) en anderzijds boeken van en voor leken (bijvoorbeeld Bach door Paul Witteman). Kenners willen niet te veel versimpelen uit angst te ver af te komen van hun thuisbasis, liefhebbers durven niet geleerd te doen uit angst andere liefhebbers van zich te vervreemden en uit angst voor geleerden niet geleerd genoeg te zijn. (Overigens is het merkwaardig dat dergelijke gevoeligheden voor zover ik weet veel minder leven bij teksten over techniek en gezondheid waar auteurs zelden buiten hun stand gaan, maar dat is een ander verhaal.)

Wim Faas is een prettige uitzondering op al deze regels. Hij is professioneel werkzaam buiten de muziek en als muzikant strikt gesproken een liefhebber. Niettemin doet hij in kennis en inzicht niet onder voor menige professioneel. Hij schrijft voor leken maar op een wijze waar kenners ook wat aan kunnen hebben.

Over Bach, zeker zijn persoon, is strikt gesproken niet zoveel bekend, dus ligt speculeren voor de hand. Wetenschappers doen dat even graag als niet-wetenschappers; in de wetenschap heet dat mooi geformuleerd: onderzoek op basis van theses. Anders dan menig professional onderbouwt Faas niet elke mededeling en elk vermoeden met behulp van een bron, maar hij weet door de context veel vermoedens wel plausibel te maken, ook al zijn ze in wezen onbewijsbaar. Soms maakt de stijl duidelijk dat iets geen bewezen feit is, soms geeft Faas dat expliciet toe door een passage cursief af te drukken. Dat hij de vermoedens plausibel maakt is extra opmerkelijk, omdat Faas geen retorische literaire middelen aanwendt. Zijn boek is goed geschreven, maar geen literatuur. Bij elk hoofdstuk voelt men zijn deskundigheid en hij doet iets goed wat veel wetenschappers niet doen: populariseren. Bij de geraadpleegde literatuur staan zowel boeken voor de ivoren toren als voor het straatplein, wat aangeeft dat visie en vermoeden voor hem even belangrijk zijn als feiten.

Die visie brengt hij in dit boek (zijn derde over Bach: de voorgaande twee zijn eveneens op onze site besproken) niet met grote woorden, maar bijna onopvallend. Het boek bestaat uit dertig hoofdstukken over onderwerpen in niet-chronologische volgorde waarvan sommige fictieve documenten zijn, zij het gebaseerd op feiten en vermoedens.

De rode draad blijkt niet alleen uit allerlei tussenopmerkingen her en der, maar ook en vooral uit de tekst op de achterflap: Bach was een Duitser. Bij die onbekommerd gebrachte uitspraak komen de geleerden meteen in het geweer. Duitsland bestond tussen 1648 en 1871 strikt gesproken niet (helemaal juist) en het idee van een muzikale stijl die iedereen destijds hanteerde is voor een deel een reconstructie achteraf (ook juist). Toch heeft Faas gelijk. Een natie kan behalve een politieke eenheid ook een cultureel fenomeen zijn en Bach stond in een traditie die zeker niet-Duitsers en niet-lutheranen meteen zouden hebben herkend als Duits en lutheraans. Die identiteit manifesteert zich getuige Faas' boek binnen Bachs leven en werk op vele, zeer uiteenlopende terreinen. Een kleine selectie. Veel van Bachs familienamen hadden meerdere namen waaronder vaak Johannes, een fenomeen net zo protestants als katholiek, waarbij veel vrouwen (maar ook mannen!) Maria in hun naam hebben; een fenomeen dat ook veel zegt over de inhoud van het geloof. (Zo'n opmerking doet mij ook realiseren dat ik Bachs kinderen beter ken dan zijn voorvaderen.) Andere aspecten zijn de relatie met theologie, de opera, de werkgevers, de kinderen, zijn huwelijken, collega-componisten, de muziek als uitbeelding van de tekst, de keuze in wereldlijke cantates voor onderwerpen uit de klassieke oudheid, de rituelen bij de dood, de plaats van de luit in zijn muziek en de omgang met muziekinstrumenten, onder andere. De hoofdstukken zijn meer inspirerende aanzetten dan doorwrochte betogen en nodigen vooral uit tot nader onderzoek en hernieuwd luisteren, vaak met iets andere oren.

Al deze brokjes bij elkaar geven het beeld van een musicus die met één been resoluut in zijn tijd stond. Faas' boek populariseert daarmee de recente musicologische praktijk om componisten in sterke mate te willen begrijpen door hen in hun context te plaatsen. Daar valt bij Bach ook zeer veel voor te zeggen, want dit geldt voor vrijwel elke componist, de goden niet minder dan de mindere goden. Hoe Bach met het andere been daarop reageerde in zijn werk is voor Faas in dit boek niet altijd de hoofdzaak. Dat is geen gebrek van Faas, eerder een bewuste keuze, want aan dit eigentijdse, nationale aspect van Bachs muziek heeft een schrijver over Bach zijn handen al meer dan vol. Een vierde boek van Faas zou één vraag centraal kunnen stellen: waarin zit het eigene van Bach dat verklaart waarom hij wel en bijna al zijn tijdgenoten niet de tand des tijds hebben doorstaan? In zekere zin is dit pesterij, want niemand komt eruit, zelfs de beste literatoren niet, ook al kunnen musicologen wel beter gefundeerd aangeven waarin Bach verschilt van zijn tijdgenoten. Dat eigene verklaart wel waarom Bach veel meer is dan alleen een Duitse Lutheraanse componist en ook onweerstaanbaar is voor niet-Duitsers, niet-lutheraan en personen die niet van barokmuziek houden. Dat dit vierde er dus voorlopig niet zal komen, pleit ook voor de macht van de muziek over het woord, hoezeer wij ook ons best doen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links