![]() Boeken over componisten
© Emanuel Overbeeke, juli 2019
|
||
De tachtigste verjaardag onlangs van Louis Andriessen werd groots gevierd. Er was een meerdaags festival in het Amsterdamse Muziekgebouw aan 't IJ, er verscheen een cd (waarover elders meer), we kregen te horen dat een biografie in de maak is (te schrijven door Jacqueline Oskamp) en een nieuw boek over hem kwam uit, inmiddels het vierde als ik niets heb gemist, na eerdere van of onder redactie van Frits van der Waa, Yayoi Uno Everett en Maja Trochimczyk. Tussendoor verscheen een boek met teksten van Louis Andriessen ( Gestolen tijd uit 2002) dat in hetzelfde jaar ook in het Engels werd vertaald. Ook het nieuwste boek, samengesteld door een Engelse componiste, illustreert Andriessens internationale bekendheid. Het bevat artikelen van onder meer Amerikaanse componisten en andere musici die duidelijk maken wat zijn positie in de hedendaagse muziekcultuur is: hij laat zich inspireren door een breed scala aan stijlen, onder meer westerse middeleeuwse muziek, Bach, Stravinsky, minimal music en popmuziek, om slechts enkele te noemen en verwerkt al die invloeden in een mix die niet alleen heterogeen en eclectisch is, maar ook in wezen high brow. Hoezeer hij en sommige van zijn bewonderaars in woord en geschrift nadrukkelijk afstand nemen van de burgerlijke cultuur waarin vooral de Duitse klassieke romantische muziek werd vereerd, zijn eigen werk heeft de complexiteit, veelzijdigheid en vaak ook de ontoegankelijkheid van moeilijke, niet-populaire klassieke muziek die het in de Duitse muziekcultuur goed zou hebben gedaan. Tegelijk is juist zijn eigen vormgeving van de waarden van de cultuur die hij verwerpt de reden van zijn terecht grote faam. Dat blijkt vooral als men zijn beste werken onder de loep neemt en ontdekt hoe zijn bewonderaars en leerlingen componeren. De anderen kunnen zijn en hun muziek zeer goed beschrijven in conceptuele termen en in de analytische beschrijving van de gehanteerde middelen, maar de meeste van hun stukken, voor zover ik die ken, hebben niet de zeggingskracht van de muziek van de locale godheid. Is Andriessen in zekere zin een incrowd componist door zijn middelen, de kwaliteit van zijn werk maakt dat het een veel ruimere bekendheid verdient, ook al zal hij die nooit krijgen (misschien wil Andriessen dat ook niet). Dat hij een incrowd componist is, demonstreert een vergelijking met Simeon ten Holt. Beiden zijn vanaf de jaren zeventig zeer beïnvloed door minimal music, maar ze gingen er zeer verschillend mee om waardoor Andriessen geen miljoenenpubliek bereikte en zijn collega wel. Andriessen noemde Ten Holt een sentimentele componist met een flinke scheut Chopin (wat Ten Holt van Andriessen vond, weet ik niet). Dat sentiment, die lucht van Chopin, de langdurige in een traditionele cadans volgehouden hang naar breed gedragen herkenbare gevoelens, zal men bij Andriessen niet aantreffen. Hij verbergt zijn in wezen Franse esthetiek achter stravinskyaanse middelen. Hij praat niet over emoties en des te meer over zijn taal als taal (twee doodzonden voor de moderne, herstel modieuze tijd). Zijn afkeer van voorspelbare vormen en emoties is bepaald geen afkeer van hoge cultuur. Zijn bewonderaars in deze bundel, bijna allemaal buitenlanders, imiteren zijn afkeer van opgelegd sentiment en zijn liefde voor structuur als verklaring van sentiment. Die houding doordrenkt alle bijdragen in dit boek. Auteurs zijn onder andere Rose Dodd (over Cathy Berberian), Yannis Kyriakides (over The New Math), Elisabeth Huddon (over Hoketus), Richard Ayres (over Mysteriën). Monica Germino (over vioolmuziek), Frances-Marie Uitti, Christopher Fox, Julia Wolfe en de Nederlanders Martijn Padding, Jojanneke van Slooten en Elmer Schönberger. Technische analyses ondersteund met een historische context staan voorop. De beste is de uitvoerige tekst over 'The historiography of minimal music and the challenge of Andriessen to narratives of American exceptionalism' van de Engelse pianist Ian Pace. In de wetenschap duidt zo'n titel op een behoefte aan canonisering van het onderwerp. Het is in ieder geval een bijdrage die in een overzichtsboek over moderne muziek absoluut niet zou misstaan en die aangeeft dat dit een terechte poging is het heden net zo gecanoniseerd te behandelen als de oude meesters. Ook het andere inhoudelijke hoogtepunt van de bundel is een poging een noem het gerust 'elitair' werkstuk (Andriessens muziek bij de film The New Math) te behandelen als heeft het de ongenaakbaarheid van zeg de Goldberg-variaties en Diabelli-variaties. De trailer van de film is te zien op internet (voor de gehele film moet men betalen) en maakt duidelijk waar Andriessen voor staat: energie op de grens van drammerigheid, een Franse omgang met emotie die zo dwingend en extravert is dat ze bijna Duits aandoet en een complexiteit die geleerd aandoet. De beelden en de klanken op de trailer getuigen van een boeiende wisselwerking tussen beeld en muziek; de twee apart zijn boeiende nieuwe stukken en staan duidelijk in een traditie van experimentele kunst. De eigenschappen van Andriessens muziek (Franse esthetiek, een incrowd resultaat met outcrowd middelen, de neiging tot nadruk op concepten en de hang naar drammerigheid) typeren ook de bijdragen in de bundel. Sommige stukken lijken voor Andriessen-beginners en alle auteurs willen ons ervan doordringen dat zij als volleerde historici en ideologen in de wereld staan. Voor een bundel over een artiest die zich graag laat inspireren door kunstenaars in andere disciplines is het wellicht opmerkelijk dat experts op andere terreinen niet meewerkten aan deze bundel, maar misschien zouden die experts hebben gezegd dat bij Andriessen de creatieve verwerking belangrijker is dan de behoefte aan kennisverwerving. Andriessen kreeg voor zijn verjaardag de bundel die hij met zijn werk uitlokte. index | ||