Boeken over componisten
© Aart van der Wal, april 2024
|
||||||
In de inleiding neemt de dirigent Herbert Blomstedt al stevig het voortouw door Anton Bruckner als de grootste symfonicus sinds Beethoven te betitelen. Niemand anders die volgens hem in staat was de innerlijke grootheid van de symfonie zo overtuigend gestalte te geven. Componisten als Brahms, Mahler, Tsjaikovski, Sjostakovitsj en Sibelius moeten hem daarin laten voorgaan. Wat Blomstedt reeds als jong mens aansprak - en hij is voorwaar de enige niet - was vooral de betoverende klank, waarna – hoe kan het ook anders – in de loop der tijd verdere verdieping volgde. Daaruit rees het beeld op van een componist wiens werk door een groot intellect werd gedragen, zonder evenwel daarbij een andere, ook voor mij karakteristieke eigenschap te verliezen: eenvoud en bondigheid. Ook wat dit betreft kan ik het van harte met Diergarten eens zijn: het zijn deze eigenschappen die Bruckners muziek zo bijzonder maken. Het een dat het ander niet uitsluit, zelfs tot muzikaal vormgegeven synergie leidt. Wat Blomstedt in Bruckners symfonieën (ik zou zeker ook zijn laatste twee missen ertoe willen rekenen) eveneens zozeer aanspreekt is het daarin belichaamde verlangen naar het Eeuwige (wat mij betreft mét hoofdletter, al zou 'Kosmische' van mij ook mogen). Dat maakt Bruckners muziek overigens nog niet religieus of zelfs katholiek (de niet door de componist zelf gegeven bijnaam van de Vijfde: ‘katholieke', heb ik altijd al onzinnig gevonden): het is voor de concertzaal bedoelde, seculiere muziek, die het in een kerkomgeving overigens zeker op haar plaats is, zoals – het zijn slechts drie voorbeelden, ook discografisch vereeuwigd – de Dom in Lübeck, de abdij in Sankt-Florian en de kathedraal in Ottobeuren. Daarmee is het pad voor wat volgt zo ongeveer wel voldoende geëffend: het door Felix Diergarten geschetste, zeker overtuigende Bruckner-beeld. We mogen en kunnen er niet omheen: het aantal boeken, nog afgezien van andere publicaties, over Bruckner en zijn werk is legio. Hetgeen voor de discografie geldt, is tevens van toepassing op de Bruckner-literatuur: een waar mer à boire, of ietwat vriendelijker: een hoorn des overvloeds. En dan is er een gegevensbron die wat de ‘Bruckner-Forschung' betreft, zijn weerga niet kent: het Anton Bruckner Institut in Linz, dat al decennialang op hoog muziekwetenschappelijk niveau biografen, musicologen, musici en journalisten van alle denkbare informatie voorziet. Zelf bewaar ik warme herinneringen aan Elisabeth Maier, van 1978 tot 2005 in haar alles bepalende rol van eerste medewerker en vanaf 1987 als ‘Geschäftsführerin' van het gerenommeerde instituut. Ook als publiciste (ze schreef meerdere boeken over Bruckner) ging haar werkelijk geen zee te hoog: onze correspondentie getuigt er niet alleen van, maar ook de vele boeken die zij mij over ‘haar' onderwerp kosteloos(!) toezond. Het boek van haar dat ik regelmatig raadpleeg is het tweedelige Verborgene Persönlichkeit, Anton Bruckner in seinen privaten Aufzeichungen – en zeker niet te vergeten Anton Bruckner, Stationen eines Lebens. Maar er zijn ook mijn briefwisseling en gesprekken met nóg een Bruckner-kenner van grote statuur: Cornelis van Zwol, die in 2012 wat mij betreft hét standaardwerk over Bruckner het licht deed zien: Anton Bruckner 1824-896 – Leven en werken, door collega Maarten Brandt hier besproken. Van Zwol, die zichzelf als ‘digibeet' geboekstaafd wenste te zien, nooit en te nimmer het internet raadpleegde en werkelijk álles (en geloof me, dat is héél véél) letterlijk aan den lijve wilde ondervinden, reisde en verzamelde. Zijn muziekbibliotheek was kolossaal (waarin niet alleen de boeken, publicaties en memorabilia over en van Bruckner een belangrijke plaats innamen, maar ook Heinrich Schütz een voorname rol speelde: Van Zwol, die in 2020 overleed, stond immers ook bekend als groot Schütz-kenner). Schier ontelbaar waren in de loop der tijd de verzoeken uit het buitenland die mij bereikten: van dirigenten, adepten, ‘scholars' en anderen, of er van dit kolossale boek (782 blz.) vertalingen in omloop zouden worden gebracht; en zo niet, of ik dan een Nederlands exemplaar – uiteraard tegen betaling - kon bemachtigen en opsturen. Ik informeerde bij zowel Van Zwol als de uitgever, maar na de eerste druk volgde helaas geen tweede; en van een vertaling is – even spijtig – nooit echt sprake geweest. Wat niet wegneemt dat het tot op de huidige dag echt de beste Bruckner-biografie is die het tot publicatie heeft gebracht.
Bij Van Zwols Bruckner-biografie past nog een aardige anekdote (die bij Diergarten helaas onbesproken blijft). Het betreft de beroemde foto die Fritz Ehrbar op 17 juli 1896, vrij kort vóór het overlijden van de componist (op 11 oktober) maakte. Ze behoren tot de laatste foto's die van Bruckner zijn gemaakt. Bruckner – aldus van Zwol – mocht er evenwel niets van merken omdat hij anders weleens zou kunnen denken dat zijn dood zeer nabij was, men hem voor het laatst nog op foto wilde vastleggen. Daarom nam Ehrbar de foto vanachter de auto van de arts Leopold Schrötter. Op de originele foto, gemaakt vóór de toegangsdeur van het ‘Kustodenstöckl', de woning op het terrein van het Weense slot Belvedere, hem in zijn levensavond gratis ter beschikking gesteld door het Weense hof, zien we artsen Richard Heller, Schrötter, zijn huishoudster toeverlaat Katharina ('Kathi') Kachelmayr, Anton en zijn broer Ignaz Brucker. Verscholen achter Schrötter is nog vaag een vrouw zichtbaar, waarvan wordt aangenomen dat het om Ludovika Kragujevic, de dochter van Kachelmayr betreft, die vanaf de lente haar moeder bijstond. Later werd de foto geretoucheerd en verdween Richard Heller uit het beeld. Als mogelijke oorzaak geldt een schandaal dat zich had afgespeeld rond een plagiaatskwestie. Heller en ene Wilhelm Mager hadden samen met de zoon van Schrötter, Hermann, een medisch boek geschreven, dat echter uitsluitend onder de naam van Hermann Schrötter werd uitgegeven. De pers kreeg er lucht van, de kwestie werd in de fameuze (beruchte…) Die Fackel stevig aangedikt en daarom diende Heller te worden weggeretoucheerd. Ignaz Brucker – ik citeer opnieuw Van Zwol – kreeg later van Schrötter een afdruk van de geretoucheerde foto. Beide foto's vonden een waardig plekje op blz. 621 van Van Zwols Bruckner-biografie; toen een waar unicum! Het moet medio juli 1896 met Bruckners geestesgesteldheid overigens niet al te best zijn gesteld. Hij wilde, omdat hij zich beter voelde, op zondag 19 juli naar de kerk, maar het was fris en regenachtig. In zijn naaste omgeving werd hem dit daarom sterk ontraden, zo niet verboden. Voor Bruckner was dit aanleiding om de volgende dag aan Heller om een schriftelijke bevestiging te vragen waarin zijn ‘vrijheid werd gegarandeerd'. Het leverde de volgende tekst op: ‘Omdat de heer professor dr. Anton Bruckner zich tot op hoge leeftijd voor de kunst steeds zeer verdienstelijk heeft gemaakt, moet hij altijd zijn volle vrijheid (zodra hij genezen is) hebben en überhaupt zijn hele leven volledig genieten. – Wenen, 20 juli 1896.' Het was opnieuw Elisabeth Maier die mij zowel de originele als de geretoucheerde foto toezond, waarna ik het materiaal ter hand stelde van Cornelis van Zwol, die – hij kende Maier eveneens goed, had haar meerdere malen ontmoet tijdens de ´Bruckner Tagungen´ in Linz – een en ander verder aanvulde ten behoeve van de Bruckner-biografie waaraan hij op dat moment werkte. Maar terug naar het boek van Diergarten, uitgegeven met als aanleiding dit Bruckner-jaar (de componist werd op 4 september 1824 in het Opper-Oostenrijkse Ansfelden geboren). Het is weliswaar aanmerkelijk minder gedetailleerd dan het (standaard)werk van Van Zwol, maar zal in zijn doelmatige opzet menige ‘adspirant bruckneriaan' zeker aanspreken. Wat daarbij zeker zal helpen is de door Diergarten gekozen logische opbouw in combinatie met zijn vlotte pen en inspirerende toonzetting, die de lezer aldus meeneemt langs Bruckners vele én menigmaal veelkleurige ‘Lebensstationen'. De indeling is logisch, de vier delen keurig opgesplitst in achtereenvolgens de perioden 1824-1853 (de vroege jaren), 1856-1868 (in Linz), 1868-1878 (het eerste decennium in Wenen) en 1879-1896 (de late Weense jaren). Gedetailleerd ziet het er als volgt uit:
Naast Bruckners veelal turbulente leven (tegenslagen bovendien te over) gaat uiteraard veel aandacht uit naar zijn symfonisch oeuvre, met inbegrip van de vele versies, maar gelukkig komt ook een aantal koorwerken en zelfs het strijkkwintet aan bod, al blijfven de werkbesprekingen en het 'Umfeld' binnen de gegeven beknoptheidskaders, zij het wel doeltreffend aangevuld met de nodige notenvoorbeelden en illustraties. Dat ook de onvoltooid gebleven Finale van de Negende symfonie aan bod komt is zeker geen noviteit, maar een ernstige omissie valt daarbij wel te registreren, want helaas geen woord over het viertal dat zich intensief met de voltooiing ervan heeft beziggehouden: Nicola Samale, John Alan Phillips, Giuseppe Mazzucca en degene die er nog de laatste hand aan heeft gelegd: de onlangs overleden Duitse musicoloog en dirigent Benjamin-Gunnar Cohrs. Geen woord dus, en dat na ruim drie decennia intensief onderzoek en de daarbij behorende reconstructiearbeid! Maar wellicht nog belangrijker binnen de gegeven context: onbesproken blijft tevens dat het nu juist die Finale is die het tragische karakter van het werk, zo uitgesproken aanwezig in de voorgaande drie delen en door Diergarten terecht ook als zodanig benoemd, door de al vanaf de eerste maten daarin volstrekt onverwachte, ronduit optimistisch sterke notenstroom volledig op zijn kop doet zetten. Spijtig is ook dat aan de ingrijpende reconstructiearbeid van Amerikaanse Bruckner-kenner William Carragan evenmin aandacht is besteed. Op zijn minst merkwaardig is ook dat In het literatuuroverzicht de Bruckner-biografie van Van Zwol niet is opgenomen. Het glas is echter meer dan halfvol. Dit boek is uiteindelijk toch meer dan slechts een ‘opstapje' naar een (nog) bredere Bruckner-beschouwing (waaraan de biografie van Cornelis van Zwol dus wat mij betreft wel voldoet). Maar Diergartens exposé gelezen hebbend zal het zeker aansporen tot de verkenning van meer materiaal (het in het boek opgenomen, uitgebreide literatuuroverzicht helpt u daarbij zeker goed op weg). Een verdere aanbeveling dienaangaande is de (Amerikaanse) site abruckner.com. index |
||||||