![]() Boeken over muziek
© Tjako Fennema, november 2017
|
||
Leo Boudewijns: Marskramer van de muze Uitgeverij Prominent
Je kunt zowat de klok erop gelijk zetten: met vaste regelmaat bezorgt Leo Boudewijns (*1931) een boek. Hij is inmiddels de 30 titels voorbij, waarbij hij zich aanvankelijk encyclopedisch opstelde ( Notities over de platenwereld in Nederland, een hele kunst) maar gaandeweg overstak naar belletrie, fictie en autobiografisch getinte novellen. Uitgesproken vertrekpunt is de door hem veelbezongen platenhoescultuur. Hij begon ooit in Baarn als duvelstoejager van de hoezenproductie. Boudewijns beschrijft zijn rol en opvatting hoe de langspeelplaat zich bij Philips na 1950 ontwikkelde met nadruk op klassieke muziek en jazz. Zijn kracht schuilt in een zekere begrenzing. Zijn leven lang werkte hij voor Philipsdochters, zijnde de platenfabriek en productontwikkeling in Baarn en de platenverkoopmaatschappij in Amsterdam. Bij de verkoop en marketing had hij net zo goed te maken met het accordeonduo Schriebl & Hupperts en Demis Roussos maar ook met de fameuze klassieke Decca-catalogus. Hij sloot zijn carri?re af als kwartiermaker/directeur van de Nederlandse sectie van de IFPI, de overkoepelende organisatie van platenlabels. En die sectie werd in belangrijke mate aangestuurd door alweer Philipsdochter en marktleider Phonogram. Was hem die functie niet toegewezen dan was de klassieke Edison al vele jaren geleden opgedoekt, want hem komt de eer toe dat hij op gedegen wijze deze gezaghebbende prijs vele jaren door alle turbulenties en gewijzigde inzichten in het vak heeft gesleept. Chapeau. Voor een geschiedschrijving over het platenvak in Nederland in 't algemeen en de muziekactiviteiten van Philips in het bijzonder is het wachten op het grondige veldwerk van historicus Dr. Niek Nelissen, onder meer auteur van de gedegen biografie over de dirigent Willem van Otterloo. Inmiddels is er niks mis met Boudewijns' persoonlijke herinneringen. De auteur is een gemoedelijk verteller, wars van sensatie, die in warme nostalgie zijn jeugdjaren in de Indische buurt van Amsterdam beschrijft en de goede herinneringen aan zijn werkzaam leven zoveel ruimte laat, dat hij gewoonweg aan bozere stromingen in het platenvak niet toekomt. Want dat moge duidelijk zijn: Boudewijns wil er geen kwaad woord horen. Er bestaan over het platenvak zat boeken waarin uit geheel andere vaatjes wordt getapt. index |
||