Ian Bostridge: Schuberts Winterreise
- Een meesterwerk ontleed
Vertaling: Frits van der Waa.
Uitg.: Hollands Diep, Amsterdam 2016.
ISBN 2016 9789048827411 (525 p. geïll.)
Om maar met de deur in huis te vallen: dit is niet de analyse
van Schubert's Winterreise die we mede op basis van de
(onder)titel zouden verwachten. Een aantal liederen uit de cyclus
wordt inderdaad geanalyseerd, soms zelfs heel gedetailleerd, maar
andere worden nauwelijks of zelf in het geheel niet besproken.
Regelmatig lijkt het de Engelse tenor Ian Bostridge vooral te
doen om het belichten van de historische en sociologische achtergronden,
en soms kan hij zich ook laten meeslepen door de associaties die
een lied bij hem oproept. Begrijpelijk. Niet alleen kent Bostridge
tekst en muziek door en door, maar bovendien is hij van huis uit
historicus en ook nog eens getrouwd met een historica met als
specialisme de periode 1820-1830 waarin Schubert's cyclus ontstond.
Een mogelijk nadeel van zijn persoonlijke achtergronden - iedere lezer zal daarover zelf moeten oordelen - is dat hij herhaaldelijk te breed uitweidt, vooral over de historische omstandigheden en de politieke en maatschappelijke omstandigheden waarmee Schubert geconfronteerd werd. Lezenswaardig zijn die zeker, wetenswaardig eveneens, maar door de opbouw van het boek in 24 hoofdstukken waarbij de tekst van de afzonderlijke liederen steeds het uitgangspunt vormt, wordt het gevaar van herhaling soms heel reëel.
Tijdsbeeld
Al lezend kwam ik regelmatig op de gedachte dat het helemaal
geen slecht idee was geweest als Bostridge was begonnen met een
hoofdstuk over enkele algemene zaken die nu ofwel meer dan eens
terugkomen ofwel zonder direct verband associatief bij een bepaald
lied worden ondergebracht. Ik denk daarbij aan onderwerpen die
betrekking hebben op het ontstaan van Winterreise en op
de repressieve sfeer die zich na het Congres van Wenen in veel
Duitse staten het politieke klimaat was gaan beheersen en waarvan
de kern wordt samengevat op p. 392:
"Müller en Schubert leefden allebei in een postrevolutionaire periode, onder een bewind dat niets moest hebben van hervormingen, en waarin de ontevredenheid van de ontwikkelde middenklasse over de onderdrukking die men ervoer onder het reactionaire regime, duidelijk merkbaar was."
Andere elementen die eveneens beter in een algemene inleiding
hadden gepast, zijn de meer technische details omtrent bijvoorbeeld
de verschillende versies van de liederen, die ten dele zijn ontstaan
vanuit de zich wijzigende opvattingen van de componist, maar ten
dele ook op verzoek van zijn uitgever. Bovendien stuitte ik diverse
malen op zaken die misschien beter in een noot hadden kunnen worden
ondergebracht, maar die eveneens een plaats hadden kunnen vinden
in een inleidend hoofdstuk. Een daarvan is Bostridge's kritiek
op het foutieve gebruik van het lidwoord als aan het werk gerefereerd
wordt als Die Winterreise. (De parallel met titels als
Götterdämmerung en Pagliacci, regelmatig
misvormd tot Die Götterdämmerung en I Pagliacci
dringt zich hier op.)
Romantisch levensgevoel
Dat alles maakt Bostridge's gedachten naar aanleiding van
deze altijd weer fascinerende liedcyclus belangwekkend waar hij
op tekst en muziek ingaat, maar ook bijzonder informatief ten
aanzien van andere onderwerpen. Tegelijk is het echter geen boek
om achter elkaar uit te lezen, eerder een 'nachtkastboek' voor
één hoofdstuk vóór het slapengaan.
In ieder geval ben ik het op een gegeven moment zelf ook zo gaan
lezen, aanvankelijk nog vooral vanwege Winterreise, maar
steeds meer vanwege Bostridge's analyse van het levensgevoel dat
kenmerkend is voor de Midden-Europese Romantiek. Ter illustratie
hier enkele notities naar aanleiding van een paar opeenvolgende
hoofdstukken:
- hfdst. 5 Der Lindenbaum: de tekst van Müller dient
als uitgangspunt voor een uiteenzetting van 35 bladzijden over
romantische symboliek, romantische liefde en raakvlakken met andere
werken waaronder Mahler's Lieder eines fahrenden Gesellen;
een derde van het hoofdstuk is zelfs gewijd aan Der Zauberberg
van Thomas Mann.
- hfdst. 6 Wasserflut: gaat helemaal niet over het gelijknamige
lied maar over zingen in het algemeen, waarbij op p. 182 helder
en beknopt de essentie van zingen wordt geplaatst tegenover het
bespelen van een instrument: "[zangers zingen] geen noten
(.) maar woorden, frasen en zinnen, waarbij de relatie tussen
medeklinkers, klinkers en al dan niet beklemtoonde zinsdelen een
voortdurend contrapunt oplevert met de kale achtsten, kwarten
en halve en hele noten die op papier staan."
- hfdst. 7 Auf dem Flusse: over klimaat en ijstijden
(!).
- hfdst. 8 en 9 Rückblick en Irrlicht: deze
naar verhouding korte hoofdstukjes gaan bij wijze van uitzondering
vrijwel uitsluitend over de gelijknamige liederen.
- hfdst 10 Rast met dertig bladzijden een van de langere
hoofdstukken waarin Bostridge, uitgaande van de door Müller
genoemde kolenbrander, uitvoerig ingaat op de mogelijke en dus
ook versluierde politieke achtergronden de het verzet van Müller
en Schubert tegen een atmosfeer waarin zelfs de vrijheid van denken
onder druk stond.
- hfdst. 11 Frühlingsstimmen: hier schakelt de auteur
vanuit een muzikale analyse over op de rol van sneeuw, ijs en
vooral ijsbloemen in zowel de literatuur als de filosofie. Het
had iets korter gekund, maar boeiend is zijn verhandeling wel.
- hfdst. 12 Einsamkeit: de dertig bladzijden waarin aan
de hand van onder meer de schilderijen van Caspar David Friedrich
en andere liederen van Schubert onderzoek wordt gedaan naar het
'romantisch levensgevoel', vormen voor mij een van de hoogtepunten
van dit boek.
Vertaling en presentatie
Vertaler Frits van der Waa heeft zich duidelijk met zorg van
zijn taak gekweten, zowel ten aanzien van de tekst van Bostridge
als ten aanzien van de gedichten van Müller waarmee de afzonderlijke
hoofdstukken worden geopend. Daarbij heeft hij bewust gezocht
naar een Nederlandse vertaling die recht deed aan zowel de originele
tekst als aan de soms gekleurde interpretatie van Bostridge, die
zich daarvoor in zijn voorwoord ook verantwoordt. Hetzelfde geldt
voor de citaten en andere gedichten die her en der in de tekst
te vinden zijn.
Veel waardering heb ik voor de presentatie in een leuk compacte en prettig leesbare uitgave met vrije regelval, die zowel de tekst als de vele uitstekend gekozen illustraties goed laat uitkomen. Een paar tekstfouten is helaas storend, zeker als er op één bladzijde (p. 18) twee staan die duidelijk wijzen op een onzorgvuldige correctie. Verder struikelde ik onder meer over een onjuiste grammaticale constructie (p. 124, openingszin van de tweede alinea) en nog enkele oneffenheden, waaronder een paar modieuze verschijnselen die kenmerkend zijn voor het 'moderne Nederlands'. zoals de verschijning van het niet bestaande maar tegenwoordig bijna onvermijdelijke 'diegene' (p. 382) en een populair 'jij' waar 'u' beter op zijn plaats was geweest (p. 492). De afwezigheid van een taalkundig beslagen corrector bleek echter vooral uit een ander 'modernisme': de nonchalante (lees: gebrekkige) interpunctie; nog maar weinig mensen beseffen kennelijk dat het wel of niet plaatsen van een komma zelfs een betekenisverschil kan opleveren. (Met het oog daarop heb ik in het tekstcitaat hierboven de interpunctie aan de grammaticale regels aangepast.)