Boeken

 over muziek (algemeen)

 

© Emanuel Overbeeke, juli 2021

 

Ignace Bossuyt: De onvermoede schatkamer van de Duitse barokmuziek - van Schütz tot Bach (1650-1700)

Uitgeverij Sterck de Vreese, Gorredijk (2021)
ISBN 978-9-056-157074
431 blz., gebonden en geïllustreerd
Verkoopprijs € 40,00


De Belgische musicoloog Ignace Bossuyt is een uitstekende popularisator. De afgelopen decennia schreef hij diverse boeken en boekjes over een breed scala aan muzikale onderwerpen waarin hij jargon indien mogelijk weet te vermijden maar als het nodig is voortreffelijk blijkt te beheersen en aandacht geeft aan de context zonder daarbij het eigene van een componist of compositie uit het oog te verliezen. Zijn schrijfstijl is prettig, met gevoel voor humor en stijl. De boeken zijn daarbij fraai verzorgd.

Zijn jongste kind is een lijvig werk over muziek uit de Duitse barok, een periode die Bossuyts noorderburen bijna altijd en uitsluitend associëren met één componist. Men moet een groot liefhebber van oude muziek of een gelovige met een even hardnekkige als behoudende muzieksmaak zijn om Johann Sebastian Bachs voorgangers uit eigen land goed te kennen. De relatieve eenvoud van deze Duitse barokmuziek vergeleken met Bach maakt haar aantrekkelijk voor een publiek voor wie toegankelijkheid en snel begrip essentieel is en dat complexiteit en een hoge mate van kunstzinnigheid zoals bij veel stukken van Bach eerder lastig dan aantrekkelijk vindt omdat ze afhoudt van een heldere boodschap. Bossuyt weet dit en heeft hierop ingespeeld. Het boek vult kortom een lacune, zeker voor veel Nederlanders. Dit is niet de enige bijzonderheid van het boek.

Een andere zijn de jaartallen in de titel. De Barok duurde volgens de huidige consensus van 1600 tot 1750. Waarom Bossuyt de eerste vijftig jaar niet behandelt, wordt snel duidelijk. Als gevolg van de Dertigjarige oorlog (1618-1648) was er in Duitsland vrijwel geen normaal muziekleven mogelijk. Daarna moest het muziekleven net als de rest van de samenleving weer worden opgebouwd. De Bbarok begon zegt men in Italië rond 1600, maar de oorlog maakte het vrijwel onmogelijk dat de nieuwe taal in Duitsland vaste voet aan de grond kon krijgen. Sommige Duitsers trokken naar Italië en kwamen terug met kennis van de nieuwe stijl, bijvoorbeeld Schütz en Rosenmüller, maar hoe groot vervolgens hun verspreidingsgebied was, is lastig te zeggen.

Een andere bijzonderheid is het ontbreken van de laatste vijftig jaar, althans volgens de titel. In de inhoud is die periode en dan vooral één componist (één keer raden wie) veelvuldig aanwezig. Bossuyt bespreekt in chronologische volgorde vele werken van allerlei componisten (bekende en onbekende) en behandelt de achtergronden en de opbouw van hun werk. Wie de stukken wil horen, heeft toegang tot de QR-code nodig. Anders kan men nog terecht op de website van Radio 4, want op zaterdag 5 juni jongsleden presenteerde Bossuyt Een goede morgen met … dat hij in zijn geheel wijdde aan de muziek die centraal staat in zijn jongste boek. Hij liet vele werken horen die hij ook in het boek behandelt, maakte duidelijk dat hij als spreker sterk is in bondigheid en dat zijn geschreven teksten winnen aan begrijpelijkheid en muzikaliteit bij hardop voorlezen. Al heb ik bij barokmuziek meer met Franse dan met Duitse muziek, ik las heldere taal over vele boeiende stukken, goed uitgevoerd en duidelijk in een kader geplaatst.

De derde bijzonderheid is een begrijpelijke omissie. Wat hij in die uitzending helemaal niet deed en in het boek niet helemaal, is ingaan op algemene vragen als: wat is Barok? wat is Duits? (Over de genres in zijn algemeenheid zegt hij wel iets.) Dat hij de vragen enigszins omzeilt, begrijp ik want de goedkope generalisaties die voorbij gaan aan cruciale nuances liggen op de loer, al zijn de vragen wel te beantwoorden, uiteraard met een slag om de arm. Manfred Bukofzer in zijn overzichtsboek over barokmuziek noemt met een terecht voorbehoud een rij kenmerken waarmee muziek uit de barok zich volgens hem onderscheidde van muziek uit de Renaissance. Bossuyt noemt Bukofzers boek niet in de literatuurlijst. Is het boek en deze benadering van een stijl in een land en periode voor hem achterhaald? Ja en nee. Ja, want Bossuyt zegt meer over de opbouw in globale, expressieve termen en is uitvoerig over de omgeving van de componist. Nee, want in de inleiding bij het boek en naar aanleiding van enkele composities komt hij met enkele algemene opmerkingen, zij het niet zoveel (de composities staan voorop). In dit verband moet ik denken aan een opmerking die architect Nico Andriessen, een broer van Louis Andriessen, ooit maakte. Volgens hem kun je binnen een paar maten het verschil horen tussen Duitse en Italiaanse barokmuziek: in de Italiaanse stuurt de melodie de bas, in de Duitse stuurt de bas de melodie. Die omschrijving is enerzijds kort door de bocht, maar laat ook ruimte voor persoonlijke interpretatie. Bij veel van de composities in het boek geef ik Nico Andriessen grotendeels gelijk. Zoals de harmonische wendingen bij Monteverdi een sterk effect hebben omdat zijn nieuwe stijl vooral was ingesteld op een grillig melodieverloop, zo werken bij Buxtehude het sterkst de verrassingen in de melodie omdat het akkoordisch betoog vaak veel meer is gereglementeerd.

Nico's aanduiding wordt een probleem bij de componist die volgens de titel ontbreekt, maar op vele pagina's figureert: Johann Sebastian Bach. Talrijke besprekingen van composities uit de periode 1650-1700 laat Bossuyt volgen door passages over werken van J.S. Bach, ongetwijfeld om daarmee aan te geven hoezeer Johann Sebastian niet uit de lucht kwam vallen maar in een traditie stond die verder reikte dan zijn familie. Bossuyt kiest daarbij uit het oeuvre van JSB vooral korte vocale composities en orgelwerken. Daarmee zegt Bossuyt ook impliciet wanneer Bach bovenal een vernieuwer was. Juist in die meer vernieuwende stukken benaderde Bach veel vaker de Italiaanse stijl dan de Duitse. Louis Andriessen werd ooit hartstochtelijk toen hij vertelde dat zijn vader Hendrik Andriessen de Matthäus-Passion (door Bossuyt niet besproken) naar de geest meer een Italiaanse opera dan een Duits oratorium vond. Wat Nico Andriessens gelijk bevestigt: een oud-theoriedocent vertelde mij ooit dat in veel fuga's van Bach het thema vaak wordt ingezet in de bovenstem en vervolgens steeds een stap lager wordt gepresenteerd, terwijl romantische fugacomponisten eerder de omgekeerde weg bewandelen. De Romantiek was daarmee in zijn nadruk op harmonie als expressiemiddel in zekere zin een voortzetting van de Duitse Barok waarin vaak een relatief eenvoudig harmonisch kader de basis vormt voor melodische ontwikkeling. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is het koraal waarin de melodie vaak is afgestemd op een harmonisch verloop. Dat stramien werd tussen 1650 en 1700 wel verfijnd, maar niet wezenlijk aangetast. In veel van de composities die Bossuyt bespreekt, hoor ik koraalachtige passages, alsof dit aspect de kiemcel is van veel werken in deze stijl. Dat die stijl zowel rijk als hecht is, maakt Bossuyt met zijn boek uitstekend duidelijk.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links