Audiotechniek

Van opname naar weergave (15):

Wilhelm Hellweg (1939 ~ 2024)

 

© Tjako Fennema*, januari 2025

 

Pal na Kerstmis overleed onverwacht Wilhelm Hellweg, van 1965 tot zijn pensionering rond de eeuwwisseling opnameleider bij Philips Classics. Hellweg werkte met talloze grote artiesten waaronder John Eliot Gardiner, Mitsuko Uchida, Seiji Ozawa, Romero Gitaarkwartet, Rotterdams Philharmonisch Orkest en Nederlands Blazersensemble. De lijst is – opgebouwd in een 35-jarige loopbaan - uitputtend lang.

Wie als uw scribent al meer dan een halve eeuw in het ‘platenvak' actief is, heeft menige uitvaart van een branchegenoot meegemaakt. Het zijn keer op keer momenten waarin talloze herinneringen naar boven komen. Sommige plechtigheden waren kil en onpersoonlijk, andere juist menselijke, muzikale documenten, omspoeld door dierbare memento's. Die van Wilhelm Hellweg was er een van intense warmte en diepe muzikaliteit, na dagen nog bij mij naklinkend , nog afgezien van de levende muziek die rond de witrieten baar klonk.

Wilhelm Hellweg achter de mengtafel

Iets van de achtergrond
Philips' Phonografische Industrie ging na de nodige wijzigingen en overnamen in de organisatie op in Universal waarbij de opnameactiviteiten verzelfstandigd werden onder de naam Polyhymnia, als vanouds in Baarn. In brede kring was bekend dat de opnamestudio's van Philips golden als modelboerderij, evenals de platenperserij, eveneens gevestigd in Baarn. Zelfs het chauvinistische Engelse platenkoperspubliek moest aanvankelijk knarsetandend, later juichend, toegeven dar ‘Baarn' sedert 1979 een aanzienlijk beter product afleverde dan de relatief grofkorrelige langspeelplaten uit New Malden (de Engelse platenperserij van Decca).

Een stukje geschiedenis
In 1950 startte Philips Eindhoven met een platenlabel, met in de klassieke divisie Jaap van Ginneken (1913-1972) als de bekendste opnameleider. Ik herinner me zijn begrafenis, waar twee LP-cassettes (‘zijn' opnamen van de complete Bruckner- en Mahler-symfonieën met het Concertgebouworkest onder Bernard Haitink) met de kist mee in het graf afdaalden. Een aangrijpend moment. Van Ginniken was een muziekman die de techniek erbij deed.

Luisteren naar de opname van Mahlers Tweede symfonie, met v.l.n.r. Jaap van Ginneken, Bernard Haitink en Prins Claus (Concertgebouw, Amsterdam, 1969)

Hoe anders was dat voor zijn opvolger, Volker Straus die in 1962 aantrad met Eric Smith (zoon van de dirigent Hans Schmidt-Isserstedt), die oorspronkelijk voor Decca werkte maar in 1967 toetrad tot Philips. Smith opereerde meestentijds vanuit het Verenigd Koninkrijk, waar hij voor Philips het grote Berliozproject met Colin Davis onder zijn hoede had, met daarnaast op inschrijving de 170 cd's die alle werken van Mozart omvatten. In Engeland was ook de spraakmakende Vittorio Negri voor Philips actief, onder meer met het fonografisch openbreken van de omvangrijke oeuvre van Vivaldi.

Volker Straus (r.)

Het begrip 'opnameleider'
In menig geval is er een duidelijk onderscheid tussen opnameleider en klanktechnicus, alhoewel door de jaren heen hun beider inzet in elkaar overvloeiden. Voorbeelden daarvan zijn John Culshaw, Walter Legge en Suvi Raj Grubb. Ze raakten in principe geen knop aan en menig technicus in die jaren voelde zich absoluut baas over hun spullen.

De beroemde opnameleiders/klankregisseurs
Opmerkelijk hoeveel vaste koppels er opereerden, zeker ook m/v. Deze lijst is in volstrekt willekeurige volgorde en zeker niet compleet:

- Joanna Nickrenz en Marc Aubort (o.m. Elektra)
- Bob Fine en Wilma Cozart (Mercury)
- John Culshaw, Kenneth Wilkinson, Stanley Goodall (Decca)
- Walter Legge, Suvi Raj Grubb, Paul Vavasseur (EMI)
- Peter Willemöes (zelfstandig)
- Klaas Posthuma (CBS en zelfstandig)
- John McClure, Thomas Z Shepard (CBS)
- Günther Breest, Heinz Wildhagen, Klaus Scheibe (DGG)
- Jaap van Ginniken (Philips)
- Eric Smith (Decca, Philips) Tony Faulkner (multi inzetbaar)
- Volker Straus (Philips)
- Robert Woods en Jack Renner (Telarc)
- Onno Scholze en Jaap de Jong (Philips, de 'Kirov Sound')
- Teije van Geest
- Adriaan Verstijnen en Tini Mathot (Harlekijn, Erato)
- Dick van Schuppen en Eva Blankespoor(!) (Frans Brüggen)
- Jack Pfeiffer en James Mohr (RCA living presence)
- André Charlin (zelfstandig)
- Jared Sacks (Channel Classics)
- Robert von Bahr (BIS)
- Tony d‘Amato en Arthur Lilly (Decca Phase4)
- Werner Dabringhaus en Reimund Grimm (MDG)
- Everett Porter, Jean-Marie Geijsen, Job Maarse (Pentatone)
- Andreas en Adelheid Glatt (Accent, België)
- Andreas Holschneider (Archiv/DGG)
- Yoshiharo Kamaguchi (Denon)

En de eerste en meest opmerkelijke van allen: Fred Gaisberg (1873-1951) (HMV)

De meeste van deze namen waren te vinden op hoes of cd-boekje, maar tot in de jaren '80 liet het Philipslabel de namen van het productieteam achterwege, tot frustratie van de betrokkenen. Maar de juridische afdeling van Philips Eindhoven was nu eenmaal beducht voor royalty-aanspraken. De platenkoper moest het doen met slechts vermelding van huisfotograaf Arjan Plas.

Spanningsveld
In Amerika zijn de vakbonden onverbiddelijk ten aanzien van de 'netto' opnametijd per sessie en zijn het in sommige dóór-gedemocratiseerde orkesten vaak de merkwaardigste partijen die zand in de raderen strooien. Wanneer bijvoorbeeld een herhaalde malen gespeeld fragment eindelijk lijkt te lukken, kan er zomaar vanwege de schematische koffiepauze worden afgeblazen, tot razernij van de opnameleider.

Op een ander vlak herinner ik mij opnamesessies in Rotterdam met orkestwerken van Rimski-Korsakov, door het Rotterdams Philharmonisch Orkest met als dirigent David Zinman. Wilhelm Hellweg in de regiekamer luisterde samen met een groepje orkestmusici een fragment terug waarbij een der koperblazers luidruchtig foeterde dat hij zich te barsten had geblazen maar zichzelf niet terughoorde via de monitorluidsprekers: “ik heb een LP van Chicago waarop mijn instrument veel beter tot zijn recht komt”, zo voer hij aan. Dan was Hellweg op zijn best: altijd gevoelig voor redelijke argumenten, maar onverbiddelijk wanneer hij het gelijk aan zijn zijde meende te hebben; soms tot ergernis van dirigent of solist. (Claudio Arrau riep ooit uit:'maar ik speel de piano, Wilhelm!')

Met de dirigent Seiji Ozawa

In brede kring is bekend hoe onredelijk en agressief John Eliot Gardiner en comité kon uitvaren en daarbij Hellweg niet spaarde, maar ook hij werd door Hellweg deskundig 'opgevangen'. Er was overigens menig moment dat Hellweg de partituur beter had doorgrond dan dirigent of solist.

Eens sprak Hellweg in een interview op deze site over het geheim van zijn natuurlijke klank: 'Te hard afluisteren kan gevaarlijk bedrieglijk werken. We gebruikten één van de meest analytische luidsprekers (de QUAD elektrostaat). Iedere manipulatie is hoorbaar én het staat geen te hoge afluisterniveaus toe.' Dat kan de popwereld in zijn zak steken...

Het moet begin jaren '70 geweest zijn dat uw scribent getuige was van een spannend moment in de regieruimte van de Doelen. Producer Volker Straus was in de weer met de pianist Claudio Arrau in Lisztz operaparafrases waarbij Straus luidruchtig zijn misnoegen over de zaalakoestiek uitsprak. Dat was in die jaren overigens bon ton. Straus weigerde vervolgens om daar nog te werken, alhoewel Philips juist een fors contract met het Rotterdams Philharmonisch Orkest had afgesloten. Het mondde uit in een lange rij opnamen, waarvoor Hellweg wél tekende.

Naderhand herzag Volker Straus, overleden in 2002, zijn mening over zaalklank en snoefde in de geest van zijn bijna-naamgenoot Richard Strauss: (die pochte ooit ‘ein Glas Bier tönend malen zu können') dat hij een orkest vanuit een kledingkast nog goed kon opnemen.

Niet onvermeld mag blijven dat Straus van een ander en stugger hout was gesneden dan Hellweg. Straus eiste met nadruk het alleenrecht op de registraties van het Concertgebouw onder Haitink en voerde het ‘sécret du chef' in zijn wapenschild. Hellweg daarentegen was gemoedelijk en beter benaderbaar: ”Ach ik ben slechts een eenvoudige bakkerszoon uit Oerlinghausen en Straus een advocatenzoon uit Düsseldorf…en dat zul je weten.' Hellweg had ook reuze pret toen hij erachter kwam dat zijn beide assistenten van dat moment ook bakkerszonen waren...

Hellwegs geboorteplaats Oerlinghausen lag slecht 12 km van de Musikhochschule Detmold, een conservatorium dat ook een baccalaureaat (zelfs de Duitser noemt het nu bachelor) in het vak van 'Tonmeister' bood. Dit instituut gold vele jaren als model op dit vakgebied. Aanvankelijk was Hellweg geconcentreerd op de piano waarin hij uitblonk, maar de weg naar de hel is geplaveid met goede pianisten en dus nam hij de Tonmeister-opleiding erbij. In 1965 werd hij door Philips als opnameleider aangenomen.

Met opnametechnicus Onno Scholtze

Opera
In 1975 werd hem op hoog gezag binnen de organisatie – tegen de ‘regels' in - zijn eerste operaproduktie in de schoot geworpen. Edo de Waart en de toenmalige Nederlandse Opera brachten in dat jaar Richard Strauss' Der Rosenkavalier op het podium. Er werd tot een plaatopname besloten en daarmee Edo's eerste complete fonografische operaproductie. Live-opnamen vanuit de Amsterdamse Stadsschouwburg of het Scheveningse Circustheater vielen af (de Stopera dateert van 1986).

Men besloot tot een relatief kostbare concertante productie, met als plaats van handeling de Doelen. De opnamen vonden plaats in de snikhete zomer van 1976. De temperatuur in de regieruimte liep op tot gevaarlijke hoogten (boven de 40 graden) en er werd serieus gevreesd dat zowel apparatuur als opnameteam het onder de barre omstandigheden zou afleggen. Hellweg had in de voorbereiding een werkplan opgesteld met de inzet van 8 kanalen en 40 microfoons, en zich bovendien verzekerd van de assistentie van Ed Spanjaard.

Der Rosenkavalier werd fragmentsgewijs en zekerheidshalve in 8-kanaalstechniek opgenomen, vooral ingegeven door zowel budgetbeheer als de aanwezigheid van solisten. Drukke agenda's, hoge vlieg- en verblijfskosten maakten dat bepaalde combinaties van solisten bij elkaar werden gegroepeerd aan de hand van hun beschikbaarheid. Een helse – en buitenmuzikale! - klus met als groot, onheilspellend gevaar dat een bepaald fragment vergeten of zelfs zoek raakte. Dat vergt echt stalen zenuwen en dat op kookhitte.

'We fix it in the mix'
Naderhand monteerden Hellweg en zijn vierkoppige team ook de buitenmuzikale effecten in (zoals het dichtslaan van deuren).

Dat was helemaal in de geest van de befaamde producer John Culshaw die in de periode 1958-1967 het/zijn magnum opus, Wagners fameuze Ring des Nibelungen met alle denkbare niet- muzikale effecten opnam (het gehamer op achttien aambeelden bijvoorbeeld). Culshaw als wegbereider in de fonografie. En dan te bedenken dat in 1958 - het introductiejaar van stereo op LP - die registratietechniek nog zijn weg moest vinden.

Tijdens de opnamen van Wagners 'Ring' met v.l.n.r. Birgit Nilsson, Georg Solti en John Culshaw

Na 2000
Na zijn pensionering deed Hellweg nog projecten voor met name het kort daarvoor opgestarte label Pentatone, dat werd gerund door oud-Philips Classics medewerkers. Het bracht Hellweg in 2004 voor Prokofievs Peter en de Wolf in contact met Bill Clinton, Michail Gorbatsjov en de toen 70 jaar oude Sophia Loren. Zijn werk voor Philips en Pentatone leverde hem Grammy Awards en nominaties op. De Grammy's kennen een categorie best engineering, alhoewel hij voor Peter en Wolf als producer werd onderscheiden.

Zijn eigen muziek
Hellweg speelde regelmatig en voorbeeldig piano met een voorliefde voor de fortepiano. Daaraan besteedde hij grote zorg! Met de gitaarfamilie Romero (vader en drie zonen) produceerde hij tientallen LP's inclusief compilaties, en in 1983 een soloplaat van Pepe Romero, met Hellweg zelf aan de piano, als muzikale uitkomst van een intieme vriendschap .

Vele jaren na zijn pensionering was Hellweg actief in de artistieke commissie van Muziekkring Eemland, waar uw scribent hem ook menigmaal ontmoette en achter de toetsen zag schuiven.

Zie ook: In gesprek met Wilhelm Hellweg

______________
*Tjako Fennema is/was actief op het snijvlak tussen muziek en techniek


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links