Audiotechniek

Van opname naar weergave (1):

verleden, heden en toekomst

 

© 1995 Aart van der Wal

 

EMI Abbey Road Studio 2, Londen

Wij zullen in drie afleveringen muziek en audio (in die volgorde!) op een hopelijk voor u aantrekkelijke manier met elkaar verbinden. Er wordt vooral aandacht besteed aan die processen die bijdragen tot of resulteren in de muziekweergave thuis. U zult ontdekken dat daarbij zoal het een en ander komt kijken.

Een korte blik naar het verleden

In de tijd van die goede, oude draaitafel waren kreten als naaldkracht, dwarsdrukcompensatie, sporingseigenschappen bij 300 mu en overspraak voor zowel de fervente audio-hobbyist als de doorgewinterde muziekliefhebber eigenlijk min of meer gesneden koek. Sterker nog: uit de toen veelvuldig binnenkomende post bleek, dat het zelf afregelen van arm en element een uitgesproken plezierig tijdverdrijf was! En hoeveel uren werden er niet geinvesteerd in het verminderen van die beruchte vervorming aan het einde van de plaatkant? Het was de tijd van de hobbelende en bonkende lp's, exotische pickup-armen, doorgezakte naalden, Lencoclean, zware gewichten en dikke rubberen matten. Inmiddels bijna pure nostalgie, hoewel ik bijna dagelijks plezier aan mijn platencollectie beleef. AA, Absoluut Analoog, maar ook die conventionele lp biedt nog steeds balsem voor een getergde ziel!

Toen Decca in Londen in 1977 de eerste digitale recorders bouwde en het jaar daarop Polygram de opnameteams voor het klassieke repertoire van een digitale uitrusting voorzag (waaronder de eerste 32 sporen-recorder), kon niemand bevroeden dat nog geen tien jaar later de gewone lp massaal en wereldwijd als corpus non grata al ten grave zou zijn gedragen. Want toen de cd-produktie in 1981 goed op gang kwam, werd 'digitaal' door de meeste muziekliefhebbers, musici en audio-journalisten als het nieuwe non plus ultra omarmd en duurde het niet lang tot een beroemde dirigent opmerkte dat 'de rest gaslicht was'. Er was hier en daar nog wel een analoge stoorzender ("digitaal is koud, klinisch"), maar door deze sputtering had weinig op het lijf: de argumenten en de technische kennis waren te zeer onder de digitale maat.

Stephane Grappelli en Yehudi Menuhin in Abbey Road Studio 2, mei 1975

De analoge technieken in het 'klassieke' muziek- en audiobedrijf hebben inmiddels het veld moeten ruimen en zijn in het digitale tijdperk de eisen aan de opname- en weergavekant fors opgeschroefd. Zo zijn de opnamentaven zich er van bewust geworden (en dat duurde even!) dat plaatruis echt verleden tijd is en dat vroeger niet of nauwelijks waarneembare ongerechtigheden en fouten nu ineens in vol digitaal ornaat aan het licht komen. Een bandlas die vroeger in de groefgeluiden werd gesmoord, slaat nu echt een diepe wond in het muzikale parcours. Natuurlijk, Bach blijft Bach, of de Goldberg-variaties nu uit een high-end installatie of uit een transistorradio komt. Maar die digitale superbits gaven zonder enige twijfel een nieuwe dimensie aan de muziekbeleving thuis, verhoogden als extra bonus het gebruiksgemak en de speelduur, en bliezen (ook niet onbelangrijk!) een ingedutte industrie nieuw leven in. Eerst fors investeren, de bits sorteren en tenslotte incasseren. Er kwamen ook 'digitale' luidsprekers en versterkers, non plus ultra kabels en een hele reeks portables. Von Karajan nam 'zijn' repertoire opnieuw op, vele musici in zijn kielzog meeslepende.

Beethovens 'gaslicht-symfonieën' kwamen nu digitaal uit de luidsprekers, waarbij het op zich niet zo bar relevant was of het artistieke niveau met die 'betere' geluidskwaliteit méésteeg. De recensies en artikelen in binnen- en buitenlandse tijdschriften in het begin van de jaren '80 waren eenduidig: 'alsof een (analoog) gordijn is weggehaald', 'helder en scherp gestoken', 'bloemige strijkers', enz. Wanneer je ze nu nog eens naleest, valt het op dat de maatstaven toen niet al te hoog waren.

Want ga maar na: de digitale opnametechniek was wel behoorlijk volwassen, maar de cd-speler (eerste generatie!) stond echt nog in de kinderschoenen en haalde op geen stukken na de weergavekwaliteit van de (ook goedkope!) spelers van nu. We zijn inmiddels zo ver dat we ons muzikaal druk maken over niveau's van -50 dB! Het komt er dus simpel op neer dat met de verbetering van de opname en weergave ook de eisen en verwachtingen verder zijn toegenomen. Een volstrekt natuurlijk verschijnsel dat ook de ontwikkeling van de wringer naar de centrifuge heeft begeleidt, maar desalniettemin toch enige muzikale stof zou moeten doen opwaaien.

We willen immers meer van de partituur horen, ook wanneer dat gepaard gaat met concessies aan de 'werkelijkheid' die de betere concertzaal ons biedt. Zo is de in de meeste opnamen ingebakken en kunstmatig opgekrikte sterkteverhouding tussen de piano als solo-instrument en het (begeleidende) orkest in de akoestisch bestemde concertzaal absoluut niet te reproduceren en blijft voor de prille concertbezoeker het a ha Erlebnis uit, gewend als hij is aan zijn huiselijke Mozart of Beethoven, met de grote of kleine vleugel op de voorgrond. Wie zei ook alweer dat cd-kopers geen concertbezoekers zijn en concertbezoekers geen cd-kopers?

De verwarring slaat toe

Met de komst van de digitale nullen en enen ontstond ook een nieuwe taal of kregen bepaalde woorden een ander perspectief: bit, sampling rate/frequency, (over)bemonstering, converter, omzetter, quantisatieruis, lineariteit, CBS-trapje, HF-resten, Super Bit Mapping, Original Image Bit Mapping, 4D techniek, enz. enz. Je zult maar primair in muziek zijn geïnteresseerd en er net een dagje hi-fi winkelen op hebben zitten!

De enige concrete oogst: een bundeltje glanzende folders, volgeperst met een wonderlijke mengeling van ingewikkelde technische rimram en prachtige kleurenfoto's van nietszeggende objecten (chips?), in een taal voor ingewijden, maar zonder enige strohalm wanneer je bijvoorbeeld op zoek bent naar 'slechts een goede cd-speler'. De recensies in de audio- en muziektijdschriften helpen ook niet echt. Ze bevatten meestal wel een of meerdere conclusies, maar waarop die gebaseerd zijn, valt niet of nauwelijks te bevatten.

Een uitputtende verhandeling over LSB's (Lowest Significant Bit) en MSB's (Most Significant Bit) geeft nog steeds geen antwoord op de triviale vraag of Mahlers Kindertotenlieder op cd-speler X er echt beter door klinken. En is een 20 bitter te verkiezen boven een 18 bitter? Ik denk dat u deze lijst van vragen (en lastige antwoorden!) zonder moeite behoorlijk kunt uitbreiden, zoals trouwens ook blijkt uit de post en de telefoontjes. En alsof dat al niet genoeg is, worden dcc, minidisc en Dolby Surround geïntroduceerd, zijn er ook nog zulke zaken als DAT, laserdisc, cd-i(nteractive) en wordt bijna en passant hier en daar al voorzichtig geopperd dat voor het analoge cassettedeck de doodsklok luidt (wat onzin is).

De mede uit pure nood geboren revolutie in de audio-industrie wil de consument meetrekken naar nieuwe muzikale verten, waarbij er met nadruk in de wervingcampagnes op wordt gewezen dat het vroeger toch maar behelpen was. En dat Gustav Mahler tóch gelijk had ("meine Zeit wird noch kommen").

Digitale Kunst bestaat niet

Regelmatig duikt de vraag op of de digitale processen rechtstreeks invloed uitoefenen op de muzikale uitvoeringspraktijk in de concertzaal en de studio. Hier past een kort en kracht nee, want voor zowel de musicus als de opnamentaf speelt het geen enkele rol of de muziek nu op analoge of op digitale band of schijf wordt vastgelegd. Nee, de Algemene Muziekleer hoeft niet herschreven te worden! Zoals het ook niet van belang is of Maarten 't Harts Een vlucht regenwulpen nu met de pen of met de tekstverwerker is geschreven.

In de regiekamer gelden sedert jaar en dag dezelfde wetmatigheden en regels en wordt het resultaat van de opname nog altijd over twee (stereo)kanalen op gewone luidsprekers (monitoren) afgeluisterd. Ook de factoren die a.h.w. in iedere opnameruimte ingebakken zitten, blijven onveranderlijk hun invloed uitoefenen: de eigen akoestische ruis, de problemen die samenhangen met de microfoontechniek, de positionering van de musici, de bekabeling, de problemen die ontstaan bij het mengen van de vele geluidssporen, enz.

En de sopraan met dat akelige rafeltje in het borstregister kan noch analoog, noch digitaal worden 'behandeld'. Evenmin kan een sluimerende fagottist door digitale processors tot de orde worden geroepen, of een slechte dirigent digitaal beter presteren. Nee, Kunst blijft zoals het altijd al was: de onverbrekelijke combinatie van creativiteit, inspanning en toereikende fysieke middelen.

Waarom toch digitaal verwerken?

De digitale techniek in dienst van de muziek biedt een aantal wezenlijke voordelen. Zo wordt de editing (snijtechniek en bandmontage, het samenstellen van de vele takes) dankzij de computer en de digitaal-elektronische 'schaar' niet alleen sterk vergemakkelijkt, maar kan binnen zeker grenzen worden uitgevoerd zonder dat hoorbare sporen daarvan achterblijven.

Een belangrijk voordeel is ook dat het kopiëren (band/band) zonder kwaliteitsverlies kan plaatsvinden. Maar er is ook tijdwinst en dat laatste heeft met de kostenbegroting te maken. Hoe professioneel en geïnspireerd een musicus ook is, het is eerder gebruik dan uitzondering dat in een vertolking tientallen (zo niet veel méér) ongerechtigheden sluipen. Zelfs minuscule ontsporingen kunnen bij herhaald beluisteren grote irritatie veroorzaken en dan heeft de muis met recht een olifant gebaard.

Een vrijgegeven opname dient tenminste in technisch opzicht een kwaliteitsprodukt te zijn en daarvoor is veel, erg veel inspanning nodig (we komen in de loop van de deze serie daarop nog uitvoerig terug). De producer of de opnameleider moet bepalen welke ongerechtigheden er in ieder geval uit moeten worden gehaald. Hetzij door nieuwe 'takes', hetzij door bestaande takes te gebruiken en te monteren.

Er zijn onvolkomenheden van de soort die gewoon niet uit te bannen waren of nog zijn: het gestamp van Leonard Bernstein, de meeneuriënde van Glenn Gould en Krystian Zimerman, de tikkende vingernagels van Claudio Arrau. Maar het kan ook zijn dat de inspiratie van het moment belangrijker is dan die net voorbijgaande trein, een krakende stoel, een vinger te dicht bij de g-snaar, een niet feilloos werkende opstoter van het klavier. Zoals reeds gezegd worden dergelijke 'gebreken' door de digitalisering uitvergroot, maar dit betekent nog niet dat zij tot iedere prijs buiten het muzikale discours moeten worden gehouden.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links