Audiotechniek Antwerpens dagboek: Buxtehude in het Conservatorium Verslag van een opnamesessie
© 1994 Aart van der Wal
|
In september nam Channel Classics een aantal cantates op van Buxtehude (BUXWV 15, 60, 62 en 78) met Anima Eterna, The Royal Consort Violin Quartet, Collegium Vocale Gent en vijf vocale solisten. Dirigent Jos van Immerseel, producer Ted Diehl en recording engineer Bert van der Wolf jongleerden daarbij op het slappe koord tussen werkelijkheid en illusie. Antwerpen is rond negen uur nog in diepe zondagsrust, wanneer in de concertzaal van het conservatorium de opnamenessie begint. Producer Ted Diehl en opnametechnicus Bert van der Wolf hebben de vorige dag aan de hand van proeftakes de microfoons zo geplaatst dat de balans tussen solisten, koor en orkest ideaal uit de luidsprekers komt. Vooral de bijdragen van de contrafagot, de drie a-t-b trombones en het orgel (uiteraard authentieke instrumenten!) maakten dat geen eenvoudige opgave. En het bleek evenmin eenvoudig om de transparantie en de warmte van de strijkers (5/5/-/2/1) feilloos vast teleggen. De regiekamer ligt vlakbij de zaal en ik kan dus direct het verschil tussen de klank daar en via de speakers vergelijken. Het langdurige passen en meten, de vele changementen en het verschuiven van de akoestische panelen op het podium worden uiteindelijk beloond: ook met de op de mengtafel aangesloten AKG K-1000's blijkt de klank natuurlijk en gedifferentieerd. Illusie Ted Diehl: "We maakten voor de opname van o.a. Beethovens variaties voor cello en piano met Pieter Wispelwey en Lois Shapiro (CCS 6494) gebruik van een fortepiano, een oud en gammel instrument uit ca. 1780, waarvan de klank in de diskant bijna geheel was weggevallen. Ik heb vele jaren ettelijke klavecimbels gebouwd, o.a. voor Gustav Leonhardt, en ken de nukken van authentieke toetsinstrumenten. Het speelde allemaal net op het nippertje; wanneer er te hard op werd gespeeld, was het oudje prompt vals. We kozen toen bewust voor het creëren van een illusie, door de diskant op te waarderen, omdat anders geen zangerigheid en geen verantwoorde, muzikale balans te realiseren was. De hoge e van de piano, die bijna dood is, klinkt in onze opname prachtig, maar dat is dan vooral het werk van de microfoons. Soms is een bepaald instrument niet goed te gebruiken en kan de opname - ondanks alle mogelijke aanpassingen - daardoor niet echt mooi worden. Maar het moet muzikaal kloppen, de muzikale lijn moet gevolgd worden, ook al klinkt een authentieke barokviool dan toch niet zo, zoals je dat zou willen. Met de moderne microfoontechniek kun je echter toch veel bereiken." Van der Wolf kent de vele valkuilen op zijn duimpje. "Met de huidige generatie microfoons is weliswaar veel mogelijk, maar dan moet er wel zeer nauwkeurig worden gewerkt. Wanneer het na hard werken eindelijk zo klinkt, zoals we het hebben willen, doe ik het bijna in mijn broek wanneer de opstelling tijdelijk moet worden afgebroken omdat een ander ensemble op het podium aan de slag moet. Gegarandeerd dat het morgen of overmogen net een paar centimeter anders staat en je ontdekt dat de klank net niet goed is. Een microfoonkapsel is zo klein, feitelijk niet meer dan een hoofdje met kleine oortjes en dat schuift dan een stukje op. Doe het zelf maar eens met je hoofd en je merkt dat het ineens anders klinkt, de klankkleuren anders op je afkomen." Het resultaat thuis Het resultaat van tientallen uren hard werken en tonnen kostende opname-apparatuur kan thuis zonder moeite worden gedegradeerd tot een miezerig, plat klankbeeld. Diehl: "We leveren hier 180 procent en ik ben zeer tevreden wanneer er bij de mensen thuis maximaal 90 procent behouden blijft. Hier moet hoog worden gepresteerd, omdat bijna niemand - de echte topliefhebbers misschien uitgezonderd - ideale luisteromstandigheden kan creëren. Het komt veel voor dat ons werk door een slechte weergavekwaliteit goeddeels verloren gaat en dat doet pijn. Maar we hanteren desondanks onze eigen criteria. We hebben alleen slapeloze nachten wanneer óns het resultaat niet bevalt en de oplossing nog niet is gevonden. Het meest frappant is de weergave bij menige musicus thuis. Ze klagen na het beluisteren van de toegezonden mastertape dat zij hun instrument in de opname onvoldoende herkennen: vaag, boemerig, schril. Als ik dan bij ze thuis kom en ik zie de krakkemikkerige stereo-opstelling! Twee luidsprekertjes weggefrommeld in bijv. een kledingkastZe kunnen uren praten over honderd-en-een soorten strijkstokken, het gewicht van de punt, de slof hier of daar, minuscule klankeffecten enz. Met de luidsprekers achter de gordijnen! Maar ik besef heel goed dat het om de muzikale boodschap gaat. Wanneer die krachtig genoeg is, wordt hij ook met een 78 toeren plaat verstaan, dwars door ruis, spetters het gebonk heen. Die enorme muzikale drift hoor je echt wel in een opname uit 1920, terwijl een modern digitaal werkstuk je onberoerd kan laten, hoe mooi die opname ook mag zijn." Glaswerk Diehl en Van der Wolf bereiden een produktie goed voor. De concerten worden bijgewoond, de muzikale ambience wordt geproefd, andere opnamen worden eerst uitvoerig beluisterd. De producer inventariseert vervolgens met dirigent Jos van Immerseel de te verwachten problemen. "Jos en ik hebben voor deze cantates het basisconcept uitgewerkt, waarna ik in ruwe vorm de podiumopstelling heb getekend. Zo wilden we de trombones niet onderbelicht, maar wel in het centrum hebben en dat bleek niet eenvoudig. Moeilijk is ook om bij de vastlegging van oude muziek de juiste keuzes te maken. Dat er juist niet moet worden gestreefd naar de zelfstandigheid, de hoorbaarheid van ieder instrument, van iedere instrumentale lijn. Het is goed dat bij twee samenklinkende instrumenten, a.h.w. de klank van een derde instrument ontstaat. Sommige muzikale lijnen zijn bedoeld om te verdwijnen, slechts kleuring te geven. Veel opnamen laten te veel details horen en gaat men te synthetisch te werk. Een heldere doortekening - ik noem dat glaswerk - kan best goed zijn, maar om ieder detail eruit te lichten? Met de voortschrijdende techniek kan er zoveel, dat de muziek het kind van de rekening wordt. Je moet het wel aandurven om de pianoklank, wanneer die onder het bereik van de fagot komt, toch maar gewoon te laten verdwijnen, om even later weer vanzelf voor de dag te komen. In bijv. de Mozart-concerten is de piano in menige passage niet meer dan een continuo. In de zaal is het trouwens niet anders: tijdens het concert hoor je bijv. de flink uithalende hoorns en zie je alleen aan de drukke armbewegingen van de strijkers dat ook zij aan het werk zijn. In de audio-branche hebben velen geen benul van de realiteit van de concertzaal en het levende musiceren. Audiofielen hebben een eigen klankwereld, die ver van het concertbezoek afstaat. Zij houden zich uitsluitend met een illusie bezig en beseffen niet dat the real thing, het live-concert, superieur is." Muziek en techniek Veel musici laten zich niet of alleen met grote moeite in het keurslijf van een opname persen. De vaak grillige individualiteit mag dan wel gepaard gaan met een hoge graad aan muzikale vindingrijkheid en spiritualiteit, het valt niet altijd mee om soepel samen te werken. Zeker niet, wanneer de opnametechnische criteria niet stroken met hetgeen op muzikaal gebied gebeurt. Vooral de producer moet op zijn tenen lopen om het beoogde resultaat te bereiken. "Musici denken nogal eens dat, wanneer hun instrument lekker speelt, het ook mooi klinkt. Ze geven aan de klank van dat instrument, misschien onbewust, een andere rangorde dan wij. Die kan zelfs uitgesproken lelijk zijn, terwijl de pianist zich bijna verlustigt aan dat schitterende vleugelmechaniek. Probeer hem dan maar eens te overtuigen, zonder dat de vonken er vanaf spatten. We kiezen liever de microfoons en de manier van mixen zo, dat de klank van zo'n instrument wèl fraai uit de luidsprekers komt. Musici kunnen wel vinden dat het lekker gaat, maar wij horen uit de speakers iets anders. Frappant is ook dat zij aan grote zalen zijn gewend: ze brengen voor de zeer gevoelige microfoons zelden een echt pianissimo voort. Want achterin moeten ze ook nog hoorbaar zijnHet moet ze worden bijgebracht dat ze tijdens de opname zachter moeten spelen. Terwijl het in luide passages nu juist harder kan omdat de digitale techniek een groter dynamisch bereik toelaat. Je blijft daarmee eigenlijk aan de gang: te hard, te zacht, enz." Vinnige tweeters Na zo'n vijf uren intensief werken is er de zoveelste afluistersessie in de regiekamer. Van Immerseel en de bijna voltallige bezetting luisteren gespannen naar het resultaat. De concertmeester, Josef Leertouwer, toont zich nu ontevreden over de vioolklank en kwalificeert die als scherp en vinnig. Het gehele geluidsbeeld vindt hij in de nu onder handen zijnde cantate trouwens onvoldoende compact, met een uitwaaierende klank. Van Immerseel twijfelt en daarom raadt Van der Wolf hem aan om de hoofdtelefoon te gebruiken.De tweeters worden immers al uren en op een fors volume op de proef gesteld. Na een pittige discussie wordt besloten om zowel de opstelling van de hoofdmicrofoons te veranderen, als de klankborden opnieuw te verplaatsen: de handen gaan uit de mouwen gestoken, waarbij Van Immerseel over bijzondere verhuiskwaliteiten blijkt te beschikken. Het begin van de cantate wordt weer beproefd en de klank kritisch beoordeeld. Diehl vindt de violen nu inderdaad aanmerkelijk beter, maar het koor heeft nu alle kracht verloren en komt tamelijk diffuus uit de Celestions. En in fragmenten waar een deel van het koor melisma heeft (meerdere noten op een klinker), is de klank wat hard en sneeuwt de tekst van de overige zangers onder. Bovendien zijn er vieze d's, b's en fis, en dat ligt waarschijnlijk aan de fagotten. Het wordt ook snel duidelijk dat de musici elkaar in de iets gewijzigde opstelling niet meer goed kunnen horen. Er volgt opnieuw een ingrijpend changement. De koorleden worden dichter bij elkaar geplaatst, een deel van de strijkers wisselt van plaats, de solisten doen een stapje naar links. Liever wat meer inspanning dan een batterij aan microfoons, waarmee de balans technisch sneller onder controle is. Zijn de celli niet sterk genoeg? Hup, zet de schuif maar open. Van Immerseel geeft voor de zoveelste keer de opmaat en na een paar minuten halen Diehl en Van der Wolf opgelucht adem: de AKG K-1000 laat een zeer transparant en geïntegreerd geluidsbeeld horen, met een kernachtige, glasheldere koorklank, kraakzuivere fagotten en zijïge, maar gelukkig kruidige strijkers. Vochtige welluidendheid Van der Wolf was de dag tevoren nogal ontevreden over de steeds weer opduikende, penetrante e-snaar van de violen, maar vandaag, in de vroege ochtend, tijdens het opnieuw beluisteren van die sessie, was daarvan niets te merken. "Ja, gisteren was ik daarover nogal bezorgd, maar toen we vanmorgen begonnen klonk het ineens veel milder uit de speakers. Het was wat mistig en vochtig, de apparatuur stond net aan en de tweeters waren nog niet zwaar belast door het fors toegevoerde hoog. Al dat hout in deze kamer zuigt zich vol met vocht en echt, dat hóór je. Vochtig hout vergroot de nagalmtijd en daarom zie je weleens dat houten wanden en vloeren eerst goed nat worden gemaakt, voordat met de opname wordt begonnen. Wij maakten eens een opname bij vriezend weer, met zeer lage vochtigheid. Alles was droog: de instrumenten, de elektronica, de speakers, ja zelfs onze oren. En het kwam natuurlijk ook tamelijk droog op de band. Bij het afluisteren leek het wel alsof we werden gezandstraald. Maar later, bij een hogere vochtigheidsgraad, klonk het veel prettiger en milder. Onze oren en de apparatuur waren toen minder droog." Montage Zowel Diehl als Van der Wolf monteren zelf. Voor Diehl is editing geen puur technische kwestie, maar een kunstwerk. "De montage is het verlengstuk van de opname. Ik weet wat de musici kunnen en willen. Ik ken hun prestaties wanneer ze happy of moe zijn, of ze wel of niet hebben gegeten. De manier van spelen, hun visie op de muziek, worden soms door kleinigheden bepaald. Voor en tijdens de opname zijn we met hen bezig om het geheel in een bepaalde richting te sturen." Er wordt overlegd over tempo, articulatie en frasering. Diehl weet dat het ná de opname zeker nog niet afgelopen is. "Je speelt in op hun ideeën, je weet feilloos wat er leeft en waar het om moet gaan. Bij de editing, dat nootje van zus of dat maatje van zo, weet ik precies wat er moet gebeuren, omdat het allemaal voortvloeit uit dat eerste, muzikale contact. Nog sterker gezegd: de editing is zelfs het verlengstuk van de musicus zelf, van zijn geleverde, muzikale prestatie. Ik neem zijn concept over, waarbij de door de componist geconcipieerde architectuur volledig wordt gerespecteerd. Dat is voor mij iets heiligs. De eerste montage probeer ik zo nauwkeurig mogelijk te doen en die is meestal ook goed. Ik wil van Jos van Immerseel daarover niet meer dan tien opmerkingen horen. Dan staan de neuzen in dezelfde richting, voel je elkaar goed aan. Wanneer het er veertig zouden zijn, hebben wij elkaar dan niet goed hebben begrepen, maar dat heb ik gelukkig nog niet meegemaakt. Musici kunnen, wanneer ze ettelijke fragmenten van een passage horen, zelden of nooit beslissen welk fragment voor de cd uiteindelijk de voorkeur verdient. Het valt niet mee om te snijden in het eigen vlees!" Anima Eterna repeteert in Brugge Haydns "Die Schöpfung" index |