Actueel

In Memoriam Concert Frans Brüggen

 

© Aart van der Wal, 22 oktober 2014

 

Het was een memorabel In Memoriam Frans Brüggenconcert, maandagavond 20 oktober in de Rotterdamse Doelen, met het Orkest van de Achttiende Eeuw onder drie dirigenten: Kenneth Montgomery, Ed Spanjaard en Daniel Reuss. Voor de pauze Mozarts Symfonie nr. 41 KV 551, de Jupiter, geleid door Kenneth Montgomery, gevolgd door het Tweede pianoconcert van Chopin onder Ed Spanjaard met als solist Janusz Olejniczak, met na de pauze de kroon op het werk: Mozarts Mis in c-klein, KV 427, in de door Clemens Kemme onlangs voltooide versie. Het concert werd plechtig ingeluid met Bachs koraal 'Herr, gib, dass ich dein' Ehre' uit de Cantate BWV 107 met het ensemble staande gegroepeerd rond de nu lege plek waar anders Frans Brüggen zou hebben gezeten. Het had ook geklonken tijdens de afscheidsplechtigheid op 19 augustus in Oude Kerk te Amsterdam. Een indrukwekkend eerbetoon aan de generaal en de tovenaar die er niet meer was. Hij overleed op 13 augustus 2014, 79 jaar oud, in Amsterdam, de stad waar hij op 30 oktober 1934 werd geboren.

 

Generaal
In de jaren zestig en zeventig was Frans Brüggen zo ongeveer de beste blokfluitist ter wereld die slechts gewapend met zijn instrument door zijn fenomenale spel het publiek tot opperste concentratie dwong. Men kan fragmenten daarvan nog meebeleven, op YouTube. Frans was toen al in ons land een van de grote mannen van de Oude Muziek, samen met Gustav Leonhardt en Anner Bijlsma. Wat niet betekende dat hij daarin zat vastgeroest. Integendeel, ook het eigentijdse componeren had zijn belangstelling, componisten van rang en stand schreven zelfs muziek voor hem, zoals Luciano Berio in 1966 'Gesti' voor blokfluit. Al duurde het stukje niet meer dan vijf minuten, het was net zo geconcentreerd geschreven als Brüggens optreden dat van nature was, en alleen al daarom meer dan slechts een gebaar.
Brüggen was pas begin twintig toen hij al les ging geven aan het Haagse conservatorium, later gevolgd door zijn docentschap aan Harvard University. Maar voor de muziekliefhebber was toen misschien nog wel het belangrijkste wapenfeit (we hebben het immers over een generaal!) zijn sterke verbondenheid met Gustav Leonhardt. Samen vervulden ze een belangrijke voortrekkersrol op het gebied van de Oude Muziek die om te beginnen op oude instrumenten diende te worden gespeeld. Vervolgens moest de barokke en klassieke retorica worden teruggehaald, moest die muziek weer gaan klinken zoals de componisten van toen het hadden bedoeld. Daarmee werd een proces in gang gezet waarin laag na laag werd afgekrabd. De vette vernislaag die de symfonische traditie op de Oude Muziek had gedrukt, ging plaatsmaken voor scherp focus en transparantie.

Leugen
Die 'revolutie' oogde alleen op het eerste gezicht misschien minder spectaculair dan de Notenkrakersactie uit 1969, die zich richtte tegen het bestuur van het Concertgebouworkest, dat elitair werd gevonden, met veel te weinig aandacht voor de eigentijdse muziek. Drie jaar eerder hadden Louis Andriessen, Reinbert de Leeuw, Misha Mengelberg, Peter Schat en Jan van Vlijmen een open brief aan datzelfde bestuur geschreven met de oproep om Bruno Maderna als specialist in de nieuwe muziek naast Bernard Haitink te benoemen. Dat feest ging niet door, de eisen werden niet ingewilligd, de 'revolutie' werd in de kiem gesmoord. Achteraf bezien heeft die Notenkrakersactie niet veel meer opgeleverd dan een rimpeling. De lont heeft nooit in het kruitvat gezeten.
Midden in die Notenkrakersactie was daar Frans Brüggen die tijdens een bijeenkomst in hotel Krasnapolsky luidkeels riep dat elke door het Concertgebouworkest gespeelde noot van Mozart en Beethoven van a tot z gelogen was. Het kwam uit de grond van zijn hart. Met dat ene korte zinnetje stelde hij de naar zijn mening verkeerde speelcultuur aan de kaak. Het was volgens hem geschiedvervalsing waaraan paal en perk moest worden gesteld. En zoals het een echte generaal betaamde, bracht hij na de nodige voorbereidingen (waaronder een aanzienlijke storting in de kersverse orkestkas uit uitsluitend eigen middelen) in 1981 daarvoor zijn eigen leger in stelling: het Orkest van de Achttiende Eeuw, een 'geuzenbende' zoals hij het betitelde, die een paar maal per jaar zou laten horen hoe het wel moest. De 'authentieken' waren van nu af aan in 'oorlog' met de 'traditionelen'. Het muzieklandschap zou er snel en blijvend door veranderen.

Meesterhand
In de eerste opnamen kunnen we horen dat het begin zeker in speltechnisch opzicht moeilijk was. die werden gemaakt. In de documentaire 'Sforzato' uit 1984 van Erik van Zuylen komt dat ook ondubbelzinnig tot uiting. Het toen nog pas drie jaar optredende Orkest van de Achttiende Eeuw had zich het spelen op die oude instrumenten (veelal replica's) slechts deels eigen kunnen maken, zoals ook werd gedemonstreerd door de violiste Alda Stuurop, die haar viool liet krassen en kreunen, om eraan toe te voegen: "Beethoven vraag net iets meer dan ik kan op deze viool, maar ik denkt dat Beethoven extra mooi is als het veel moeite kost. Die intensiteit, die moeite, de spanning, dat hoor je." Zeker in die eerste jaren moest er danig worden gewerkt om de orkestklank op het vereiste niveau te brengen, zowel individueel als collectief. Brüggen speelde het klaar om van 'zijn' orkest in relatief korte tijd een toporkest te maken dat zich uitsluitend richtte op de muziek van de achttiende en deels negentiende eeuw (het repertoire loopt zo ongeveer van Rameau tot en met Chopin). En dat, terwijl zijn manier van dirigeren zeker niet direct aanspreekt, met de vingers stijf tegen elkaar, de pink sterk gebogen en de hand steevast vooruit. Een zo op het oog wat onbeholpen manier om leiding te geven aan een orkest, maar dat is slechts een aspect van het geheel. Wie weleens repetities van Frans heeft meegemaakt kent de enorme waarde daarvan, dat is zijn echte werkplaats, daar is het uiteindelijk waar de grote boegbeelden van onze westerse muziekcultuur met meesterhand worden gesmeed. Het was diezelfde meesterhand van deze gepassioneerde inspirator die musici uit alle windstreken steeds weer de reis naar Amsterdam liet maken om daar jaarlijks een aantal keren per jaar te repeteren, om dan vervolgens aan een internationale tournee te beginnen die - het werd vaste prik - vergezeld ging van cd-opnamen (voor het label Glossa). Frans is er niet meer, maar we koesteren zijn discografische erfenis

 

De Schepping van Frans
Het succes stoelde op meerdere pijlers, uiteraard te beginnen bij Brüggen zelf. Dan was er de hoge spelkwaliteit van het orkest die ondenkbaar was geweest zonder de consequente selectie van de beste musici op hun vakgebied. Die waren in ons land niet voldoende voorhanden en dus kwamen ze letterlijk uit alle windstreken, uit de gehele wereld. Zonder uitzondering voelden ze zich aangetrokken door Brüggens gepassioneerde inzet voor de 'waarheid' - al was het dan onvermijdelijk zijn waarheid - in de Oude Muziek. Maar zonder een gedegen organisatie die kan plannen en uitvoeren begin je ondanks de beste bedoelingen niet veel. Frans wist zich echter verzekerd van Sieuwert Verster, steun en toeverlaat vanaf vrijwel het eerste uur, die hem van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat qua organisatie, logistiek en communicatie permanent bijstond. Het was Sieuwert die de 'zaak' leidde, ervoor zorgde dat alles en iedereen op rolletjes liep (aan het eind van Frans' lange loopbaan zelfs letterlijk). Het runnen van een orkest is een klus van jewelste en dat was Sieuwert wel toevertrouwd ("als je Frans Brüggen ziet als de God van ons orkest, dan ben ik de burgemeester," zei hij eens).

Een ensemble van nog geen veertig mannen en vrouwen dat klonk als een klok en Brüggens voortdurende zoektocht naar die ultieme waarheid vormden een onweerstaanbare combinatie. Haydn klonk als nooit tevoren, maar Mozart en Beethoven óók. Het was Brüggen die via een omweg (Haydn) aantoonde dat Beethovens muziek werkelijk revolutionair was. Dat was niet alleen een kwestie van darmsnaren, natuurhoorns en natuurtrompetten naast een stel oude pauken, maar vooral ook zijn eigen blokfluitspel in dat prille begin, met later het musicologisch onderzoek en het inzicht dat daaruit was gegroeid.

Al die inspanningen en inzichten hebben door de jaren heen een onnoemelijk aantal spannende en diepgravende concerten opgeleverd, in binnen- en buitenland. De discografische nalatenschap kan niet hoog genoeg worden geschat. Was het niet Brüggen die ons opnieuw heeft leren luisteren naar de grote Weense Klassieken? Hij maakte de wereld groter, het was de Schepping van Frans. Toonvorming, articulatie, frasering, ritmiek, dynamiek, ze kregen onder zijn vorsende blik en bewegende handen een geheel nieuwe betekenis. Symfonie- en kamerorkesten vroegen hem en leerden van hem, zo er al geen nieuwe wereld voor ze openging.

Toekomst
Veel van wat Frans Brüggen heeft bewogen kreeg zijn weerslag gekregen in het grote interview dat in december 2012 werd gepubliceerd (klik hier). Thuis in Amsterdam, toonde hij zich toen al uiterst breekbaar, al zat hij nog vol plannen: " Als je naar al die koppen kijkt denk je misschien: oude mannen, maar we accepteren slechts één excuus om af te haken: ziekte of dood. We blijven aan de gang!" Een eenvoudig principe: doorgaan tot het niet meer kan, waarbij, naarmate het met Frans slechter ging, tevens openlijk werd getwijfeld aan de toekomst van het orkest: dat aan zijn heengaan tevens het lot van het orkest was verbonden. Het leek onvoorstelbaar, het Orkest van de Achttiende Eeuw zonder zijn oprichter, leidsman en inspirator. Bovendien: toen er nog geen vuiltje aan de lucht was werd het al gezegd: geen orkest zonder Frans. Het zou met hem sterven. Het liep echter anders. Na niet minder dan 33 jaar en 121 grote tournees is het niet voorbij. Naast deze maand de drie herdenkingsconcerten (Rotterdam, Utrecht, Amsterdam) en deelname aan de Amsterdamse Cello Biënnale staan er tot in de zomer van 2016 in totaal maar liefst negen tournees gepland, al zijn deels nog niet alle details daarvan ingevuld. (klik hier).

Frans wordt gemist
Daarmee zijn we tevens weer terug bij het herdenkingsconcert van maandag 20 oktober in de Rotterdamse Doelen. Oorspronkelijk zou Frans Brüggen daarmee het nieuwe seizoen hebben ingeluid, waarbij hij dan ongetwijfeld als net tachtigjarige extra in het zonnetje zou zijn gezet. Het daarvoor geplande programma moest nu enigszins worden aangepast en werd het meer een eerbetoon en vooral een poging om te concerteren in de geest van Frans.
Dat lukte deels wel en deels niet. Kenneth Montgomery (met wie het orkest ook op tournee gaat naar Ierland, dat nog niet eerder werd bezocht) leidde een nogal wispelturige Jupiter-symfonie, met in het openingsdeel overdreven lange cesuren en buitensporige contrasten. Het was die typische, o zo vermoeiende 'push-pull' stijl van Nikolaus Harnoncourt uit de jaren tachtig en negentig. Dat Frans Brüggen node wordt gemist bleek later die avond, toen ik zijn laatste cd-opname van dezelfde symfonie thuis beluisterde. Een wereld van verschil. Men mag over een interpretatie van mening verschillen, maar het wordt anders als noten- en rustwaarden in de partituur een geheel eigen invulling krijgen. Het gevoel bekroop me dat in zekere zin met Montgomery's visie op Mozart de 'leugen' waar Brüggen zelf zo lang tegen had gestreden, weer in het vizier kwam. Montgomery was wat mij betreft een volkomen verkeerde keus.
Janusz Olejniczak (hij trad vaak op met het orkest onder Frans Brüggen) was de voortreffelijke solist in het Tweede pianoconcert van Chopin. Het pakte uit als een staaltje 'authentiek' musiceren op topniveau, waarbij Ed Spanjaard de nogal mager uitgevallen orkestpartij zelfs extra reliëf wist mee te geven. De sublieme afsluiting vormde Mozarts Mis in c, KV 427 in de voltooide versie van Clemens Kemme onder een geïnspireerde Daniel Reuss, met een superieur zingend Cappella Amsterdam en fonkelende bijdragen van de sopraan Ilse Eerens - ook diepe indruk makend in het Et incarnatus est - en de mezzo Rosanne van Sandwijk. De bijdrage van de uit het koor gerekruteerde tenor Ben Heijnen viel helaas wat flets uit. De bas Pierre-Guy Le Gail White, eveneens koorlid van Cappella Amsterdam, zong zijn bescheiden bijdrage ingetogen maar met een ferm fundament.
Ik zag drie dirigenten, ik hoorde drie orkesten. Het betekent dat ze alle drie hun eigen stempel op het orkest wisten te zetten. Het betekent ook dat het gehele ensemble dat flexibel wist te honoreren, maar het kwam de homogeniteit binnen het gekozen programma daardoor niet ten goede. Misschien is het toch raadzaam om op termijn daarvan af te stappen en voor een echte chef-dirigent te kiezen. Zoveel is duidelijk, Frans wordt gemist.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links