Actueel (archief) "Een tutti-speler kan geen gezin onderhouden"
© Aart van der Wal, april 2008
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo kopte de Stuttgarter Zeitung op 1 maart jl. De aanleiding vormden de waarschuwingsstakingen van Duitse orkestmusici. Ze vinden dat ze worden onderbetaald en eisen een bij hun functie passende honorering. Terecht of onterecht? Dietmar Gräther, bassist bij het symfonieorkest van Württemberg in Reutlingen, moet hard werken om aan de kost te komen. "We geven jaarlijks over de honderd concerten, het merendeel daarvan buiten de regio." Gräther is zo'n avonden niet thuis, hij moet bovendien lange reizen maken en soms heeft hij niet meer dan een vrije dag per week, of hoogstens twee halve dagen. Hij zou graag danslessen volgen, maar dat kost een vaste avond per week en die is voor hem niet weggelegd. "Er is geen regelmaat," aldus de overbelaste musicus. Naast de repetities en concerten zijn er cd-opnamen, moet er in de opera worden gespeeld en moet rekening worden gehouden met de wensen van organisatoren. Natuurlijk zijn de musici met het repertoire vertrouwd, maar toch moet er thuis worden gestudeerd. "Daaraan gaan de vrije dagen op," aldus fagottist Michael Laucke. Voor nevenactiviteiten, medewerking aan plaatselijke muziekverenigingen of lesgeven blijft - in tegenstelling tot wat de werkgever zich daarvan voorstelt - te weinig tijd over. Daarbij komt de prestatiedruk. "Hier in Reutlingen zijn wij het enige orkest, maar in andere steden worden we altijd met andere ensembles vergeleken. En de organisatoren luisteren kritisch naar ons. We werken vaak met de tong op onze schoenen, het komt voor dat we drie programma's per week moeten spelen - dan komt de kwaliteit op de tocht te staan," zegt Gräther. Onvoldoende repetities blijft niet onopgemerkt. Merkt de dirigent dat ook? "Absoluut," zeggen de musici lachend, bijna unisono. Het symfonieorkest van Württemberg wordt naar omvang tot de zogenaamde B-orkesten gerekend (zie de tabel). Wat het salaris betreft spreekt Gräther geen woord Spaans: "We zitten zelfs onder het niveau van een leraar op de basisschool, terwijl we langere werktijden kennen." Jubl voegt eraan toe: "Een tutti-speler kan geen gezin onderhouden." Ze zijn het erover eens dat de differentiatie in de honorering op basis van de omvang van het orkest volkomen achterhaald is en niet meer in deze tijd past. Bovendien bemoeilijkt dit systeem de overstap naar een ander ensemble. Jubl kent niemand die is overgestapt van een A- naar een B-orkest, waarbij een wisseling vanaf een zekere leeftijd sowieso een moeilijke zaak is. "Voor een midden-dertiger is de trein al vertrokken," aldus Jubl. "Wanneer in Zürich een positie vacant is word ik niet eens uitgenodigd. Zo groot is de concurrentie," voegt Laucke eraan toe. Door de slechte arbeidsvoorwaarden en de hoge werkdruk is de bereidheid om te staken aanzienlijk toegenomen, al stelt het nog niet veel voor. Vooralsnog houdt men het bij een waarschuwingsstaking van een kwartier, en dan alleen nog maar tijdens de repetitie. De musici hebben er duidelijk moeite mee om met hun acties het publiek te 'straffen'. "Voor een concert zijn drie repetities nodig," zegt altist Ira Wallet over het cliché dat het applaus het brood van de kunstenaar is. "Ik houd van onregelmatigheid," zo verklaart hij zijn motivatie. Maar ook de liefde voor de muziek speelt een grote rol. Anders had menige musicus onder deze omstandigheden de handdoek allang in de ring gegooid. Een afspraak met Hans Christoph Bernhard, tweede fluitist bij het orkest van het staatstheater in Stuttgart is niet gemakkelijk gemaakt. "Vandaag Lulu, morgenochtend moet ik mij thuis voorbereiden omdat ik 's middags een zeer belangrijke repetitie heb en 's avonds dan Norma." Bernard is sinds 1 oktober 1970 bij het orkest, is lid van het orkestbestuur en al geruime tijd het langstzittende orkestlid. Hij wordt betaald volgens de hoogste salarisschaal, met als bijkomend voordeel dat het orkest is ingedeeld in de hoogste vergoedingscategorie. Hij kan dus best tevreden zijn. Dat is hij ook, maar toch houdt hij zich bij een waarschuwingsstaking niet afzijdig. Bernhard wil strijden voor een gelijke behandeling, hij vindt het belangrijk dat de tmusici dezelfde salarisverhoging ontvangen als de overige werknemers in het operahuis. Hij wijst er ook op dat orkestmusici - in tegenstelling tot andere beroepen - te maken hebben met veel stress, dat ze geen toeslag voor werken op zon- en feestdagen ontvangen en dat al een groot deel door studietijd is opgeslokt alvorens sprake kan zijn van het eerste arbeidscontract. En dat hij, de oude rot in het vak, nog steeds iedere dag moet studeren. Toch voelt hij zich bevoorrecht, want de werksfeer is goed en het orkest staat hoog aangeschreven. Maar van een topsalaris is geen sprake. Zo biedt het symfonieorkest van de Südwestrundfunk (SWR) betere arbeidsvoorwaarden. Bernhard: "Bij ons verdient een solohoornist duizend euro minder dan de vierde hoornist bij de Berlijnse staatsopera unter den Linden." Het aanvangssalaris van een orkestlid in een West-Duits ensemble zoals het stadsorkest van Pforzheim bedraagt 1380,56 euro per maand, vermeerderd met 502 euro 'Ortszuschlag' (een plaatselijke toeslag). Daaraan vooraf ging hoger muziekonderwijs, gevolgd door een strenge ballotage (proefspel). Velen geroepen, weinigen uitverkoren. Wie er financieel wel goed uitspringen zijn - het ligt voor de hand - de concertmeesters en overige eerste lessenaars in de grote orkesten, maar dat zijn de relatieve uitzonderingen. De gewone tutti-musici in B-orkesten zonder bijzondere toeslagen moeten maar zien hoe ze de maand doorkomen, de grote werkdruk ten spijt. Tabel (honorering van orkestmusici in Duitsland - bedragen per maand in euro):
index |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||