![]() Actueel (archief) Radio Symfonieorkest verdwijnt in denkbeeldige smeltkroes
© Aart van der Wal, 12 juli 2004
|
Vorige maand ontstond veel stampij over de door de staatssecretaris van OCenW, Medy van der Laan (D66), aan het Muziekcentrum van de Omroep (MCO) opgelegde bezuiniging in orde van grootte van 6,5 miljoen euro. In dit verband besprak de vaste Kamercommissie voor Cultuur op 23 juni de bezuinigingsvoorstellen van Van der Laan en de mogelijke opheffing van het RSO in het bijzonder. In die discussie kwam ook de door de Publieke Omroep op 12 maart gelanceerde fusievariant aan de orde, die uitgaat van een bezuiniging van 3,5 miljoen en daarnaast nog eens 2,5 miljoen die dan uit een efficiencyonderzoek moet komen. Van der Laan kreeg geen meerderheid voor haar voorstellen en koos de Tweede Kamer uiteindelijk voor de fusievariant. Die in Hilversum bedachte fusievariant houdt in dat RSO en RKO (Radio Kamerorkest) zouden fuseren, de helft van de RSO-musici wordt ontslagen en de andere helft (42 arbeidsplaatsen) een nieuw contract krijgt aangeboden - slikken of stikken - dat in de sfeer van de primaire arbeidsvoorwaarden dan 30% lager uitpakt. Die fusievariant (RSO en RKO samen) zou bestaan uit circa 84 arbeidsplaatsen (het Radio Filharmonisch Orkest, RFO, telt momenteel 108 arbeidsplaatsen, het Metropole Orkest 52). Even circuleerde nog een voorstel om op het RFO 1 miljoen euro te beknibbelen door 15 arbeidsplaatsen te schrappen, maar Van der Laan realiseerde zich daarbij echter beter dan de voorstanders dat het RFO dan vrijwel hetzelfde bezettingsaantal zou hebben als het huidige RSO (84) en daardoor het grote symfonische repertoire (denk maar aan menige Mahler-symfonie, maar ook aan bijvoorbeeld werken van Messiaen) zonder extra in te huren krachten niet meer gespeeld kan worden: beide orkesten zouden zich dan slechts kunnen manifesteren in hetzelfde repertoiresegment. Metropole Orkest Een beknibbeling op de bezetting van het Metropole Orkest moest tot 3 arbeidsplaatsen beperkt blijven omdat het orkest zich anders niet meer zou onderscheiden van vergelijkbare orkesten in het domein van jazz en entertainment. Momenteel werken er 52 musici bij het orkest en zou een besparing van 1 miljoen euro tenminste 15 arbeidsplaatsen kosten. Komen en gaan De ene staatssecretaris gaat, de andere komt. Zo was het Rick van der Ploeg (PvdA) die in 2000 in ruil voor het behoud van het RSO centrale coördinatie en aansturing eiste van zowel het MCO als Radio 4, wat leidde tot de benoeming van Jan Zekveld, de nestor van de Matinee op de Vrije Zaterdag, als artistieke directeur van het MCO en tevens hoofd klassieke muziek van Radio 4. Zoals gebruikelijk in Den Haag staat het korte-termijnbeleid centraal ("nu maar snel oogsten, daarna zien we wel weer verder"), waarbij ogenschijnlijk alles op de schop gaat en eerder datgene dat goed functioneert om zeep wordt gebracht terwijl juist de slecht functionerende onderdelen - en daarbij uiteraard ook personen - worden ontzien, vaak ook gevoed door een slechte voorbereiding maar bovenal door de gebrekkige kennis van zaken. MCO Het MCO is de verzelfstandigde uitvoerder van het artiesten- en repertoirebeleid van de Publieke Omroep, exploiteert de orkesten, koren en een muziekbibliotheek en staat ten dienste van de omroeporganisaties. De financiering van alle kern- en randactiviteiten komt uit de omroepmiddelen. Tot het MCO behoren het Radio Filharmonisch Orkest, het Radio Kamerorkest, het Radio Symfonieorkest, het Metropole Orkest en het Groot Omroepkoor. De inventieve programmaformules en het hoge uitvoeringsniveau zijn belangrijke pijlers, zoals onder andere blijkt uit de zeer succesvolle Matinees op de Vrije Zaterdag. De promotie van Nederlandse muziek uit heden en verleden vormt eveneens een wezenlijk onderdeel van het repertoire. De orkesten spelen zowel in de studio als in concertzalen en begeleiden zij operavoorstellingen. Dankzij deze versificatie zijn de omroeporkesten geen omroepfossielen maar staan zij midden in het levendige concertbedrijf van alledag. Ook worden inkomsten gegenereerd uit cd- en videoprojecten, maar de afzet van beeld- en geluidsdragers vindt als gevolg van de tanende belangstelling voor de muziekconserven en het tot wereldsport verheven kopiëren en downloaden nog slechts op bescheiden schaal plaats. Bezuinigen zonder plan Het besluit om te bezuinigen is meestal sneller genomen dan het beantwoorden van de vraag wáár en vooral hoe dit moet worden gerealiseerd. In dit geval is er dan ook nog sprake van een dubbele handicap aangezien er niet zó veel te bezuinigen valt (kunstsubsidie is in ons land slechts van een marginale omvang) en de kritiek erop altijd hevig én divers is, terwijl de argumenten die de besparing moeten rechtvaardigen vrijwel altijd willekeurig zijn. Daarnaast doet zich natuurlijk het probleem voor dat diegenen die door de bezuiniging rechtstreeks worden getroffen, zelden of nooit serieus worden gehoord omdat zij al bij voorbaat als partijdig worden gebrandmerkt. Zoals Jeltje van Nieuwenhoven (PvdA) het onlangs uitdrukte: "[.] Dat komt ervan als je met de kalkoen gaat overleggen hoe hij moet worden gebraden." Veel stampij dus om weinig: Femke Halsema (GroenLinks) kenschetste in de discussie de voorgestelde bezuiniging als de opbrengst van een muizenkeutel op het geheel van de rijksbegroting, wat Van Nieuwenhoven aanleiding gaf om het nog wat aan te scherpen: "een luizenkeutel." Een goed plan ontbreekt, de partijen buitelen over elkaar heen en spreken elkaar heftig tegen. Van der Laan wil bezuinigen omdat kwaliteit steeds meer geld kost terwijl de Raad voor Cultuur - die de minister adviseert - met een plan komt dat juist de kwaliteit aantast. Dan weer heette het dat de staatssecretaris mordicus tegen de kaasschaaf was terwijl uit onder andere haar brief aan de Tweede Kamer van 28 juni jl. blijkt dat de kaasschaaf wel degelijk als bezuinigingsinstrument uit de kast wordt gehaald. Of de kwaliteit van de muziek zelf - daar zou het toch primair om dienen te gaan - door dergelijke vreemde manoeuvres nog kan worden gediend doet er natuurlijk in het geheel niet toe. Ergo, CDA-woordvoerder Joop Atsma zoekt het vooral in de grijze middenmoot en verzet zich tegen het idee dat omroeporkesten zich kwalitatief moeten profileren. Hij wil ook dat Radio 4 een gewilliger oor leent aan de wensen van Jan en alleman, zoals dit tot voor kort door Classic FM werd ingevuld: fragmentarische muziek dus, en dan vooral van het populaire soort, de music for the millions optie. Tenslotte wil hij véél meer ruimte op Radio 4 voor koren en korpsen, want ons land kent een bloeiend amateur-muziekleven. Nee, op Atsma hoeft de liefhebber van serieuze muziek binnen een goed gedifferentieerd orkestbestel het niet te hebben. Zijn opties zijn even kleurloos als zijn partij dat is. Dat is slechts gefundenes Fressen voor diegenen die al jaar en dag beweren dat 'klassieke muziek zo elitair is en dat er daardoor zoveel geld bij moet' (zo bezien lijkt de gezondheidszorg in Nederland nóg meer elitair te zijn.) Muizenkeutel Regelmatig verdwijnen miljoenen euro's achter de schutting in een ontwikkelingsland ("alweer een mislukt project"), worden miljoenen verspild aan kortzichtige prestigeobjecten zoals de HSL, is het JSF project volslagen uit de hand gelopen, is op ministerie van mevrouw Van der Laan een graaicultuur ontstaan, worden (ook) in omroepland extreem hoge salarissen betaald, is zelfverrijking een bekend fenomeen, eet een in de loop der jaren fors uitgedijd echelon fors uit de ruif en is zelfverrijking geen onbekend fenomeen. NRC Handelsblad en het tv-programma Netwerk stelden de excessen in de omroepwereld al eerder uitvoerig aan de kaak. Freek de Jonge rekende uit dat Ahold-baas Moberg jaarlijks het salaris van een voltallig symfonieorkest toucheert en dat de zinloze ruimtereis van André Kuipers de Nederlandse schatkist niet minder dan drie symfonieorkesten heeft gekost. Enz. enz. Onder die omstandigheden is mevrouw Van der Laan driftig in de weer met haar muizenkeutels en blokkeert zij toch op zijn minst hardwerkende en geďnspireerde musici met een conservatoriumopleiding de weg naar een redelijk zekere financiële én creatieve toekomst. Eerst was er het beleid dat het ontstaan van het RSO mogelijk maakte en nu is er een beleid dat daaraan rigoureus een einde wil maken. Waarbij het er volstrekt niet toe doet dat het RSO op een kwalitatief hoog niveau muziek maakt en een geestdriftige aanhang heeft. Prestaties in heden en verleden vormen geen enkele garantie voor de toekomst. Vele organisaties die geheel of in aanzienlijke mate afhankelijk zijn van publieke en/of sponsorgelden wacht vroeg of laat het lot van de ontbinding omdat 'er nu eenmaal moet worden bezuinigd'. Van der Laan gaat een inhoudelijke discussie uit de weg omdat zij de bij de bezuinigingsvoorstellen passende argumenten tot grote ergernis van velen niet in huis heeft. Ze handelt als een kille manager die de haar opgedragen taakstelling vervult en dientengevolge de budgetvermindering van 22% binnen moet kruien. Dat is het dan, en verder niks. Zij is evenwel staatssecretaris in een kabinet dat nog maar kort geleden bij hoog en bij laag volhield dat kunst een inspiratiebron is en van groot belang is voor de kwaliteit van de samenleving. Daarnaast zou het kabinet zich inspannen voor een sterke culturele infrastructuur. Men leze het regeerakkoord er nog maar eens op na: het staat er écht. Cultuurvernietiging? Men zou kunnen zeggen dat opheffing van het RSO of fusering met het RKO in cultureel opzicht nog wel overzienbaar is: we hebben immers 'nog' het RFO als het boegbeeld in de omroepbranding. Dat de RSO musici die worden weggesaneerd en zij die tegen inlevering van 30% salaris mogen blijven levert misschien in één opzicht dan toch nog een positieve ontwikkeling op: met het muziekonderwijs op basisscholen en in het voortgezet onderwijs is het in dit land nog droeviger gesteld dan op de conservatoria en kan het schrikbarende tekort aan leraren en de onzinnige regelgeving met de daarmee verbonden overbelasting nog enigszins worden opgevangen door musici die muziekles geven. Zo kan misschien van de nood een deugd worden gemaakt? Maar iets verder kijkende zien we dat de kwaliteit en de pluriformiteit van het muziekleven door de bezuinigingsdrift niet alleen in gevaar komen en dat de politiek er absoluut niet wakker van ligt. Wat nu in gang wordt gezet zal nog jarenlang zijn negatieve effecten uitstralen - en tegen die tijd is er zéker wel weer een andere staatssecretaris en zijn de politieke verhoudingen weer anders. Het enige concrete doel is bezuinigen op korte termijn en wat daaraan moet worden opgeofferd doet er feitelijk niet toe, al het Hilversumse en Haagse gekrakeel ten spijt. De waan van de dag regeert en diegenen die uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor de kaalslag blijken geen enkele boodschap te hebben aan de sociale gevolgen van de bizarre en uitgesproken onmuzikale maatregelen. Zekveld vertrekt, onvrede alom Hij verspeelde deels zijn krediet bij de musici die van hem solidariteit hadden verwacht, maar van een koude kermis thuiskwamen. Zekveld zag om artistieke redenen niets in fusering, besefte dat aan bezuinigingen niet viel te ontkomen en koos voor wat hij als onvermijdelijk beschouwde: opheffing van het RSO, een standpunt dat overigens ook door Edo de Waart wordt gedeeld. Want een geforceerde symbiose tussen RSO en RKO is niets anders dan een wangedrocht dat al bij voorbaat de artistieke mislukking in zich draagt. Zekvelds vlucht naar voren hield eigenlijk in dat hij daarmee het RKO uit de bezuinigingswind zou kunnen houden, het orkest dat een belangrijke rol speelt voor het moderne repertoire van de ZaterdagMatinee.
Monica Damen, tot 12 juli waarnemend directeur van het MCO, zag echter wel wat in de fusievariant en stemde zónder overleg met haar achterban (zelfs de ernstig zieke chef-dirigent van het RSO, Hans Vonk, werd er niet in gekend) daarmee ook in. Dat kwam haar ook alweer op boze reacties te staan, onder andere van de managers van het RFO en het RKO, Stefan Rosu en Siebe Riedstra. Zij schreven op 22 juni aan de voorzitter van het MCO curatorium, Joop Linthorst: "Monica Damen, waarnemend directeur van het MCO, heeft samen met vertegenwoordigers van Publieke Omroep een "alternatief voorstel" ontwikkeld met betrekking tot het behalen van de bezuinigingstaakstellingen die door OCenW aan het MCO zijn opgelegd (Raad van Bestuur Publieke Omroep, kenmerk 2004/1817 v. 18 juni 2004) Wij hebben van dit plan pas in het afgelopen weekeinde kennis mogen nemen, gelijktijdig met staatssecretaris Medy van der Laan, de leden van de Tweede Kamer en de pers. Er is voorafgaand geen intern overleg gevoerd. Helaas moeten wij constateren dat het stuk niet alleen bol staat van fouten en misleidende informatie, maar ook dat het, naar onze opvatting, het MCO als geheel zal verzwakken. De oplossingen die in dit stuk zijn voorgesteld, zijn artistiek onrealistisch en ook de bezuinigingstaakstellingen kunnen volgens ons op deze manier nooit gehaald worden. Heel wat informatie is eenvoudig onwaar: zo zijn bijvoorbeeld de chef-dirigenten en overige betrokkenen van de klassieke orkesten onder het dak van het MCO er niet in gekend. Van hun toestemming met dit plan kan - anders dan het stuk suggereert - dan ook zeker geen sprake zijn. Wij zijn van mening, dat Monica Damen niet in haar eentje had mogen instemmen met dit voor het MCO rampzalig uitpakkende plan. Wij verzoeken u dan ook mevrouw Damen met onmiddellijke ingang als (waarnemend) directeur van het MCO op non-actief te stellen." Inmiddels heeft de ronduit onverkwikkelijke en ondoordachte gang van zaken op bestuurlijk niveau zijn tol geëist. Zekveld gaf dezer dagen de brui aan de artistieke leiding van het MCO, met in zijn voetsporen drie onafhankelijke leden van het MCO curatorium: voorzitter Joop Linthorst, Klaas Westdijk en Dorien van Londen. Het trio wenste niet verantwoordelijk te zijn voor de onaangename keuzen die in het verschiet liggen, wanneer op 1 januari a.s. de Publieke Omroep het nu nog zelfstandig opererende MCO overneemt. Anne-Marie Stordiau, het enige nog overgebleven onafhankelijke lid van het curatorium heeft inmiddels aangekondigd dat zij haar post niet verlaat omdat de overstap van het MCO naar de Publieke Omroep keurig dient te worden geregeld en democratische besluitvorming aan het geheel ten grondslag ligt. Vanaf 12 juli treedt Anton Kok op als interim directeur van het MCO. Kok heeft meer dan 12 jaar interim-ervaring in grote gemeenten, onderwijsinstellingen en culturele instellingen. Hij wordt bij het MCO verantwoordelijk voor het uitvoeren van de reorganisatie die het gevolg is van de opgelegde bezuinigingen en voor de overdracht van het MCO naar de Publieke Omroep die op 1 januari 2005 zijn beslag moet hebben gekregen. De ZaterdagMatinee Volgens het MCO bestaan er plannen bij NPS, TROS en AVRO om de Matinee deels te ontmantelen teneinde de concerten in het Utrechtse Vredenburg overeind te houden. Deze zo op het oog en oor nogal drieste plannen vinden hun oorsprong in alweer. de bezuinigingen. Jan van Vlijmen, componist en oud-directeur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag heeft de staatssecretaris ongezouten zijn mening gegeven en haar gewezen op haar zwakke optreden en het gehannes rond het MCO, wat tot gevolg zou kunnen hebben dat het MCO ophoudt te bestaan en dat de prestigieuze Matinee ernstig wordt ondergraven. Daarnaast krijgt ook de Raad voor Cultuur fors onder uit de zak: hij verwijt de Raad halfslachtigheid en ondeskundigheid. En hij is de enige niet. De politici lijken aan de zijlijn te staan, ze weten ook niet goed waar het over gaat. Van Nieuwenhoven (PvdA) poneerde onlangs de stelling dat de fusievariant werkgelegenheid garandeert, maar de werkelijkheid is een andere: volgens Monica Damen blijft het dan echt niet bij 30 tot 40 musici die moeten afvloeien omdat het nagestreefde bezuinigingsbedrag niet wordt 'gehaald'. De kaasschaafmethode is onafwendbaar: "men moet niet denken dat er 6,5 miljoen euro op het MCO kan worden bezuinigd zonder vergaande consequenties voor de personele bezetting en voor de muziekproductie." Grootste bezuinigingsoperatie in de kunstsector Het kabinet heeft zich tot doel gesteld om - los van de beknibbeling op de omroeporkesten - 19 miljoen euro op de totale kunstbegroting te schrappen. De Raad voor Cultuur heeft in zijn rapportage aangegeven dat op alle Nederlandse orkesten en operagezelschappen in de komende vier jaar 4,3% kan worden bezuinigd. Aangezien de kostenstijgingen geen halt kunnen worden toegeroepen lijkt het niet onrealistisch om uit te gaan van een subsidievermindering van minstens 10%. Oneerlijke concurrentie De Raad voor Cultuur constateert dat de niet-omroeporkesten de aan de omroep verbonden orkesten als 'ongelijke concurrenten' beschouwen. De omroeporkesten worden immers gefinancierd uit de omroepmiddelen en kunnen daardoor vrijwel gratis podiumtaken vervullen. Anderzijds vindt de omroep de concertregistratie van de niet-omroeporkesten te duur. Daaruit concludeert de Raad dat "een betere afstemming tussen beide werelden tot een interessanter muziekaanbod en een groter publieksbeleid zal leiden". Hoe dit moet worden geconcretiseerd vermeldt de Raad niet maar erg realistisch en overtuigend klinkt het toch niet. Natuurlijk kunnen omroeporkesten voor de spreekwoordelijke appel en het ei publieke optredens verzorgen buiten het omroepdomein en natuurlijk is dat oneerlijke concurrentie ten opzichte van de overige orkesten die zich dat financieel niet kunnen veroorloven. Deze al sinds jaar en dag optredende discrepantie is ook al sinds jaar en dag een bekend fenomeen maar er werd niets aan gedaan. De Raad verzuimde er echter bij te vermelden dat vrijwel alle niet-omroeporkesten óók van allerhande subsidieregelingen gebruik maken en ook nog inkomsten genereren uit sponsorcontracten (wat voor de omroeporkesten niet is weggelegd). Zo zwart-wit als de Raad het voorstelt is het dus niet. Wrang gezegd betekent opheffing van het RSO (en dat geldt in iets mindere mate ook voor de fusievariant) in ieder geval dat het 'concurrentieprobleem' aanzienlijk wordt ingeperkt, maar constructief is dit vanzelfsprekend niet. De enig juiste oplossing is om aan de optredens van de omroeporkesten die buiten de geformuleerde omroeptaken vallen het daarbij passende prijskaartje te hangen, wat er in de praktijk dan op neerkomt dat 'marktconform' wordt gehandeld en dat de omroeporkesten zelf inkomsten (kunnen) genereren - waaraan de omvang van de subsidiestroom niet mag worden afgemeten omdat dan het eigen initiatief in de exploitatiesfeer als het ware wordt bestraft en daardoor de prikkel ontbreekt. Nog meer bezwaren Daarnaast twijfelt de Raad aan het artistieke profiel, de functie en de toegevoegde waarde van het RSO, zowel binnen het MCO als het orkestenbestel in het algemeen, dit in tegenstelling tot het RFO, waarover aanmerkelijk positiever wordt gedacht. De Raad had net zo goed kunnen schrijven: "het RSO is overbodig" en zegt verder: "Vanzelfsprekend veroorzaakt het verdwijnen van het RSO een programmatische lacune en betekent het ook voor de concertseries van de omroepen op de landelijke podia - met name in Utrecht - een gevoelig verlies. De Raad is echter van mening dat deze leemte kan worden opgevuld door een nauwere samenwerking met de niet-omroeporkesten."
Het staat er echt met zoveel woorden: het RSO kan worden opgeheven mits de niet-omroeporkesten nauwer met elkaar gaan samenwerken. Of: het RSO is er omdat de niet-omroeporkesten niet nauw samenwerken. De Raad gaat daarbij voorbij aan een van de pijlers waarop het artistieke profiel nu juist rust: de programmering van eigentijds, experimenteel en niche repertoire dat buiten het reguliere bereik van de niet-omroeporkesten ligt omdat die commercieel zijn gebonden. Daarmee zijn dan tevens de functie en de toegevoegde waarde van het RSO in hoge mate bepaald. Kosten, kosten en nog eens kosten Het is zeker geen onbekend fenomeen dat instellingen die eens bescheiden begonnen op basis van een overzichtelijke structuur uitgroeien tot ware ondoorzichtige kolossen. Instellingen die drijven op publieke middelen missen de prikkel die van economisch (moeten) presteren - dus een positieve resultatenrekening - uitgaat, en de Publieke Omroep maakt daarop uiteraard geen uitzondering. Het lijkt op de spreekwoordelijke strooppot die talloze vliegen aantrekt. Soms zijn degenen die het échte werk moeten doen zelfs in de minderheid en is het personele aanhangsel in de meerderheid. In de zorgsector wemelt het van de managers en functionarissen met een bureaufunctie plus beeldscherm terwijl er een schrikbarend tekort is aan 'handen aan het bed'. Zij die op het concertpodium hun beste creatieve én fysieke prestaties moeten leveren weten zich omringd door een waar echelon dat ver daarvan afstaat, maar wèl betaald moet worden - zowel op basis van volledige als van deeltijdarbeid. Een ware wirwar van bestuurlijke en vakbondsregelingen maakt het er bovendien niet gemakkelijker op. Wellicht doelde Damen ook op die categorie toen zij constateerde dat het echt niet bij 30 tot 40 musici blijft die moeten afvloeien en dat de bezuiniging van 6,5 miljoen euro op het MCO niet zonder vergaande consequenties voor de personele bezetting en voor de muziekproductie. Vervolgens moet kritisch worden gekeken naar de - vooral door vakbondsbemoeienis tot stand gekomen - werk- en rusttijden die voor de musici gelden en in hoeverre die van invloed zijn op de kostenontwikkeling. In de sector vormen schnabbelende musici een bekend fenomeen, wat wel goed is voor het individuele inkomen maar niet per se goed is voor de instandhouding van een bloeiend, expansief muziekbedrijf. Kan een grotere arbeidsproductiviteit leiden tot vermindering van het aantal aan te kopen buitenlandse producties en toename van het aantal radio- en overige concerten? Of kan juist daardoor het RSO worden opgedoekt? Kan drastisch worden bespaard op de personeelspiramide? Dan kan ook worden gekeken naar allerlei dubbelfuncties - een zelfde functie die wordt bekleed in de organisatie van bijvoorbeeld het RFO en het RKO - en of concentratie (door coördinatie) kan worden bereikt. Een euro kan slechts eenmaal worden uitgegeven. Kunnen projecten worden opgezet die een gunstig effect hebben op de resultatenrekening? Hoe zijn de vergoedingen nu geregeld en hoe adequaat zijn die? Ze spelen ook een belangrijke rol bij gezonde concurrentieverhoudingen binnen het Nederlandse orkestbestel. Fusievariant Je moet wel érg onmuzikaal zijn en bitter weinig van het orkestbedrijf begrijpen om iets te zien in die fusievariant. Des te treuriger dus dat het voor Damen een realistische optie is. Vele argumenten pleiten tégen een dergelijke variant maar een van de belangrijkste is toch wel dat de samenvoeging van twee volstrekt verschillende orkestculturen de te spelen muziek nooit ten goede kan komen. Het repertoire van een kamerorkest ziet er geheel anders uit dan dat van een symfonieorkest terwijl het ook een wezenlijke rol speelt dat het RSO en het NKO zich in de loop der jaren - het lijkt vanzelfsprekend - niet synchroon hebben ontwikkeld. De orkesten werken ieder met hun eigen vaste dirigent en houdt zowel de opbouw van het repertoire als de realisatie daarvan ook rechtstreeks daarmee verband. Het RKO telt staat onder leiding van de dirigenten Peter Eötvös (moderne repertoire) en Frans Brüggen (barok- en romantische repertoire). De huidige bezetting bestaat uit 10 eerste violen, 6 tweede violen, 5 altviolen, 5 celli, 2 contrabassen, 2 fluiten, 2 hobo's, 2 klarinetten, 2 fagotten, 3 hoorns, 2 trompetten, 1 trombone, 1 harp, 1 klavecimbel/orgel en (2) pauken/slagwerk. In totaal betreft het 46 musici, wat overeenkomt met de gebruikelijke bezetting van een kamerorkest. Bij het orkest werd geruime tijd geleden een vacaturestop ingesteld. Het zal duidelijk zijn dat de orkestbezetting in overeenstemming is met hetgeen voor het desbetreffende repertoire is vereist. De in eigentijdse muziek soms voorgeschreven atypische bezetting kan met oproepkrachten worden aangevuld. Het RKO functioneert zo al sinds jaar en dag, maar dat mag - zoals we al hebben gezien - niet zo blijven. Het volstrekt eigen karakter van het RKO wordt straks opgeofferd aan een spagaat die in muzikaal opzicht geen enkele gemotiveerde grondslag heeft en waaraan de nieuwe waarnemend directeur straks gestalte moet gaan geven. Anton Kok mag dus aan het RKO de zegeningen van de nieuwe constructie uitleggen en ook als hij dat met verve doet zal geen enkele musicus die erbij betrokken is in deze amorfe structuur echt geloven. De huidige artistieke leiding van het RKO kan eigenlijk niet beter doen dan het heil elders te zoeken want het moet uitgesloten worden geacht dat het Orkest Nieuwe Stijl nog naar behoren kan functioneren, in casu aan de gestelde artistieke doelstelling nog zal kunnen voldoen. Wie dat wèl denkt is of grenzenloos naïef of weet weinig van de technische kant van het muziek máken. Dat Kok de 'uitdaging' desalniettemin is aangegaan doet in ieder geval het ergste vrezen. Monica Damen had dus net zo goed in functie kunnen blijven want Kok voert straks uit wat Damen heeft bepleit. De homogeniteit van het RKO ligt straks aan gruzels. Het RSO houdt op te bestaan. Het is zeer twijfelachtig dat de bezuinigingsdoelstelling wordt gehaald. Het enige dat inmiddels wèl is bereikt is onrust, en straks dan aanstaand banen- en inkomensverlies. Eötvös en Brüggen moeten dáármee aan de slag, er het beste van zien te maken. Het lijkt een onmogelijke opgave. De slot van dit treurige lied is dat nu niet een maar
twee orkesten de dupe worden van de ondeskundigheid van de beleidsmakers
en de kortzichtigheid van de politici die uiteindelijk toch het laatste
woord hebben. Wat dit - zoals de Raad voor Cultuur zich voorstelt - te
maken heeft met een zich vernieuwend, creatief en geďnspireerd muziekleven
en programmatische pluriformiteit is een raadsel. Ook het beeldmerk kan de kast in...
Slotconclusie Het gaat in financiële zin om een muizenkeutel. Tegen de achtergrond van de groteske geldverspilling die zich in ons land voordoet en het krakkemikkige beleid dat daarvoor de mogelijkheden biedt en zelfs de energie levert, lijkt de bezuinigingsactie van de staatssecretaris een potsierlijke, ook al omdat die uiteindelijk weinig opbrengt. Nadat de afvloeiingsregelingen een feit zijn krijgt collega De Geus (Sociale Zaken) vervolgens de ontslagen musici weer terug als werklozen die recht hebben op een uitkering, en moet het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) zich vervolgens gaan bezighouden met allerlei 'herplaatsingsscenario's' en bijscholingscursussen. Het volslagen gebrek aan een passende argumentatie maakt het er ook al niet beter op. Als het al ergens over gaat dan betreft het de gevoelde noodzaak om te bezuinigen en de Zalm-norm binnen het beeld te krijgen en te houden. Bezuinigingen mogen nooit te zijn voorbehouden aan slechte tijden. Efficiënt werken en een gezond gevoel voor proporties en zuinige omgang met publieke gelden dienen altijd voorop te staan want het gaat wildgroei tegen, verlegt de morele grenzen niet ontoelaatbaar en houdt een ieder 'scherp'. Een kabinet dat normen en waarden propageert maar niet eerst bij zichzelf kritisch te rade geeft mist de aansluiting en vergroot de afstand tot het electoraat, terwijl daarnaast de minder florissante menselijke gedragingen en maatschappelijke ontwikkelingen niet op een overtuigende wijze kunnen worden omgebogen. Het al geruime tijd aan de gang zijnde marginale en ook nog slecht beargumenteerde gerommel brengt niets. Het gehannes is in ieder geval fnuikend voor de motivatie van alle musici omdat in ieder geval héél duidelijk wordt gemaakt dat speelcultuur, creatieve inbreng en publiek succes het af moeten leggen tegen argumentloze, blinde bezuinigingen die de papieren tijger (de rijksbegroting) moeten bedwingen. Dáártegen kunnen de orkesten toch niet of nauwelijks profylactische maatregelen nemen want de ongemotiveerde kaalslag is een feit geworden. Nederland cultuurland? Welnee, Nederland is muizenkeutelland! index |