|
 |
Er moet straks stevig worden bezuinigd. Vriend en vijand zijn het er over eens dat de banken- en kredietcrisis zoveel van de schatkist van de overheid heeft gevergd dat bezuinigen daardoor onontkoombaar is. Over de vraag hoeveel er moet worden bezuinigd en waar zijn de meningen, hoe kan het ook anders, sterk verdeeld. Dat de kunstensector er niet aan zal ontkomen ligt voor de hand en dus gonst het in de media al van de geruchten omtrent de komende aanslag op het bestaan van onze cultuurproducenten.. Zo viel in het Dagblad van het Noorden van 15 september te lezen dat de producerende kunst hard zal worden aangepakt. Orkesten, theater- en dansgezelschappen, festivals en andere culturele evenementen zouden dertig procent van de subsidie verliezen: OCW schrapt 166 miljoen uit de Basisinfrastructuur en de diverse fondsen. In het overleg tussen de de vakbond FNV Kiem en vertegenwoordigers van het ministerie werd naar zeggen al vooruitgelopen op een bezuinigingsronde die nu eens niet zou worden gekenmerkt door het hanteren van de kaasschaaf. Ditmaal zouden heldere keuzes worden gemaakt en dreigt de opheffing van complete orkesten en theatergezelschappen. FNV-Kiem bestuurder Martin Kothman heeft alvast berekend dat er op grond van de nog niet officieel gepresenteerde voorstellen tussen de 280 en 300 banen verloren zullen gaan. Zelfs zouden het Residentie Orkest en het Rotterdams Philharmonisch kunnen omvallen, terwijl de orkesten in Brabant en Limburg, en in Gelderland en Overijssel worden samengesmeed.
Dan is er het Muziekcentrum van de Omroep (MCO) dat met zijn drie omroeporkesten (Radio Filharmonisch, Radio Kamer Filharmonie en het Metropole Orkest) en Groot Omroepkoor wellicht een van de belangrijkste speerpunten van de komende bezuinigingsdrift op het cultuurpakket is, waarbij het voor de hand ligt dat Hilversum simpelweg het te bezuinigen bedrag voor zijn kiezen krijgt en dan vervolgens in eigen vlees mag gaan snijden. Bij het MCO houdt men zijn hart inmiddels vast en zeker met de voorgaande bezuinigingsronden nog tamelijk vers in het geheugen. De Volkskrant berichtte hierover op 14 september:
Onder de drie omroeporkesten en het Groot Omroepkoor heerst onrust omdat zij worden genoemd als mogelijk doelwit van de bezuinigingen van het nieuwe kabinet. Het Muziekcentrum van de Omroep zou met een budget van 31 miljoen euro per jaar een groot deel van 100 miljoen extra aan bezuinigingen moeten leveren die VVD en PVV zouden willen doorvoeren bij de Publieke omroep.
'Kabinet wil kwart minder cultuursubsidie'
Onder het Muziekcentrum vallen het Metropole Orkest, het Radio Filharmonisch Orkest, de Radio Kamer Filharmonie, het Groot Omroepkoor en de muziekbibliotheek van de omroepen. Vijf jaar geleden is bij een ingrijpende reorganisatie al ruim 20 procent op het budget bezuinigd, waarbij tachtig musici hun baan verloren.
Het Muziekcentrum is sindsdien een andere weg ingeslagen en richt zich in de repertoirekeuze op hedendaagse muziek en nieuwe, vaak in opdracht geschreven composities van Nederlandse componisten. De Raad van Cultuur onderschreef deze zomer deze ‘avontuurlijke en onderscheidende repertoirekeuze’ en de ambitie van het Muziek Centrum ‘het muziekknooppunt’ van het Nederlandse muziekleven te zijn.
Uit de tijd
Niet iedereen ziet de toegevoegde waarde van de orkesten. Ze zijn uit de tijd, vindt Jan Willem Loot, artistiek directeur van het Orchestre National de France in Parijs en autoriteit in de Nederlandse muziekwereld. ‘Ze zijn in normaal vaarwater terechtgekomen en onderscheiden zich niet van andere orkesten. Met uitzondering van het Metropole Orkest, want dat is uniek als enige uitvoerder van lichte muziek. Het Radio Filharmonisch Orkest heeft onder leiding van Edo de Waart en Jaap van Zweden geprobeerd Mahler en Bruckner mooier te spelen dan het Concertgebouworkest. Ze hadden zich beter kunnen onderscheiden met het uitvoeren van bijzonder repertoire, bijvoorbeeld muziek uit het begin van de 20ste eeuw, zoals Schönberg, en van Nederlandse componisten.’
Radio-orkesten en het Groot Omroepkoor stammen uit de tijd van voor de geluidsopnamen, toen concerten alleen in zalen en via de radio te beluisteren waren. Dat ze na de uitvinding van de bandrecorder zijn blijven bestaan, is omdat ze een eigen plek in het landelijke orkestenbestel hebben opgebouwd, zegt een woordvoerder van het ministerie van OCW. ‘Het MCO is met zijn concerten de ruggengraat van Radio 4.’
Matinee
Artistieke en commerciële successen van de omroeporkesten zijn de NTR-matinee (voorheen VARA-matinee) op zaterdag in het Concertgebouw in Amsterdam en de AVRO-ochtendconcerten op zondag (maar ook de Vrijdag van Vredenburg - AvdW). Joop Daalmeijer, directeur van NRT, vindt dat de omroeporkesten vanwege hun unieke repertoirekeuze voor nieuwe muziek wel degelijk bestaansrecht hebben. De sterke binding met de omroepen, die het artistieke leiderschap hebben, maakt dit juist mogelijk, stelt hij.
Dat de omroeporkesten nu onderscheidend willen zijn met nieuw en Nederlands repertoire en daarin leidend willen zijn, noemt Loot echter ‘rijkelijk laat’. ‘Er zijn naast het mediabudget meer bezuinigingen te verwachten in de kunstsector.’ Een zelfstandig voortbestaan buiten de omroepen om is volgens hem daarom niet te verwachten.
Ideeën die circuleren, zoals een vaste basis voor het Radio Filharmonische Orkest in de stad Utrecht, vindt Loot onlogisch, omdat 25 jaar geleden om financiële redenen het Utrechts Symfonie Orkest juist werd opgeheven. De succesnummers van de omroeporkesten, zoals de matinees in het Concertgebouw, kunnen volgens hem blijven voortbestaan.
‘Ik pleit niet voor opheffing van de orkesten, maar als omroeporkesten zijn zij niet meer van deze tijd. Als ze voortbestaan, moet er een hoop gebeuren aan de programmering’, aldus Loot.
Kees van Dijk, manager van de Radio Kamer Filharmonie en het Radio Filharmonisch Orkest reageerde als door een adder gebeten:
“Mr Jan Willem Loot, voormalig directeur van het Koninklijk Concertgebouworkest en thans artistiek directeur van het Orchestre National de France, alsmede lid van de Raad van Toezicht van het Gelders Orkest, wordt sprekend opgevoerd in het artikel (VK 14/9/10) “omroepen vrezen extra bezuinigingen nieuw kabinet”. De heer Loot laat vanuit Parijs zijn licht schijnen over de omroepensembles en doet daar een paar opmerkelijke uitspraken. Zo stelt hij als “autoriteit in de Nederlandse Muziekwereld” onomwonden dat met name het Radio Filharmonisch Orkest in normaal vaarwater zou zijn gekomen en zich derhalve niet meer van andere orkesten zou onderscheiden. Kennelijk wordt het zicht op de reële bijdrage van onze ensembles aan het Nederlandse muziekleven door de afstand tussen Parijs en Nederland enigszins vertroebeld. Anders is deze uitspraak van de heer Loot niet te verklaren. Repertoire analyses van de afgelopen jaren nl laten zien dat onze ensembles nu juist wel veel meer dan andere orkesten eigentijds en weinig gespeeld repertoire uitvoeren. Dit wordt ook onderschreven door de Raad voor Cultuur. Natuurlijk, voor het cultiveren van een optimale speelcultuur moeten, gedoseerd, ook stukken uit het zogenaamde ijzeren repertoire op de lessenaars staan. Dit repertoire wordt overigens altijd in een onderscheidende context (t.o.v. de landelijke orkesten) geplaatst door de artistiek leider (Kees Vlaardingerbroek) van de omroepseries. Als iemand zich daar van bewust moet zijn, is het Jan Willen Loot. Kortom, een discussie over de omroepensembles gaan wij niet uit de weg, maar dan wel op basis van de juiste data en niet van een getroubleerde beeldvorming.”
|
 |
|
Jaap van Zweden |
De reactie van Jaap van Zweden, de chef-dirigent van het Radio Filharmonisch Orkest en voormalig chef-dirigent van de Radio Kamer Filharmonie, was al niet minder:
“De opmerkingen die Jan Willem Loot zich permitteert in de Volkskrant van 15 September jl dwingt mij als chef-dirigent van het Radio Filharmonisch Orkest en voormalig chef van de Radio Kamer Filharmonie tot een reactie. Hij verkondigt onwaarheden die mogelijk het Nederlandse klassieke muziekleven in gevaar brengen.”
Aldus Loot:
‘Het Radio Filharmonisch Orkest heeft onder leiding van Edo de Waart en Jaap van Zweden
geprobeerd Mahler en Bruckner mooier te spelen dan het Concertgebouworkest. Ze hadden zich beter kunnen onderscheiden met het uitvoeren van bijzonder repertoire, bijvoorbeeld muziek uit het begin van de 20ste eeuw, zoals Schönberg, en van Nederlandse componisten.’
“De afgelopen 5 jaar dirigeerde ik bij voornoemde orkesten werken van de Nederlandse componisten Tristan Keuris (6 verschillende werken), Hans Kox (2 symfonieën), Hans Henkemans, Robin de Raaff, Peter Jan Wagemans (de opera ‘Legende’), Klaas Torstenson, Lex van Delden, Michel van der Aa, Otto Ketting, Hendrik Andriessen (meerdere werken), Henk Badings, Ton de Leeuw en Rudolf Escher. Daarnaast hebben wij ons (naast de werken uit het begin van de 20ste eeuw van Schönberg, Berg en Webern) ook gestort op moderner repertoire van o.a. Salonen, Carter, Berio, Dallapiccola, Rihm, Nono, Adams (John en John Luther), Chin, Hendrickx, MacMillan, Raskatov en Pärt. Dit is maar een kleine greep uit het hele onderscheidend repertoire dat het RFO en de RKF hebben uitgevoerd in de afgelopen jaren. Van de bekendere componisten voerden wij nog niet eerder in Nederland uitgevoerde werken op zoals Barber’s opera Vanessa en Kulervo van Sibelius. Veel van de genoemde Nederlandse composities waren wereldpremières. Duidelijk mag zijn dat onze blik niet louter gericht was op de Bruckners en Mahlers.
Extra wrang is de context dat deze uitvoeringen tot stand zijn gekomen vanuit een situatie die de overheid bij mijn aanstelling als chef-dirigent bij het MCO had gesteld: bezuinig 100 musici weg bij de orkesten. Een exercitie, die ik samen met directeur Anton Kok heb uitgevoerd, en waar ik persoonlijk nachten cq weken niet van heb kunnen slapen. Dat uitgerekend Jan Willem Loot met deze onjuistheden probeert om deze orkesten schade toe te brengen, is niet alleen een klap in het gezicht van mij persoonlijk maar ook voor alle musici en hun gezinnen die dagelijks alles van zichzelf geven.
Het is spijtig dat ik deze brief moest sturen, maar vind het gênant om in het buitenland te moeten uitleggen wat de voormalige directeur van het Koninklijk Concertgebouworkest in zijn eigen land aanricht.”
Volgens NRC Handelsblad van 15 september ziet MCO-directeur Anton Kok het MCO als een kerntaak van de publieke omroep: “We hebben een heel specifieke functie in het muziekleven.”
Verder in het artikel:
Bij de kabinetsformatie ligt naar verluidt een plan op tafel om zeker 200 miljoen euro te bezuinigen op de Publieke Omroep. De Wereldomroep en het Muziekcentrum van de Omroep (MCO) staan bij VVD en PVV ter discussie.
Ook zijn er plannen om fors te snoeien in de radiozenders van de Publieke Omroep, zoals de klassieke zender Radio 4. Daarop wordt de productie van het MCO uitgezonden, met hoge luistercijfers en vaak vanuit de volle zalen van het Utrechtse Vredenburg en het Amsterdamse Concertgebouw.
Maar zover is het nog niet, zeggen MCO-directeur Kok en artistiek leider van de ZaterdagMatinee Kees Vlaardingerbroek, die zeer frequent gebruik maakt van de MCO-orkesten en het Groot Omroepkoor. Kok en Vlaardingenbroek zeggen eerst de feiten af te wachten. Dat lijkt een echo van wat de fractieleiders in Den Haag bijna dagelijks zeggen. Maar de dreiging van de afbraak van kunst en cultuur wordt binnen de omroep zeer serieus genomen.
Kok: “Als er twintig procent op de omroep wordt bezuinigd, kan er niet met de kaasschaaf overal twintig procent vanaf. Daarom moet de uitwerking bij de Publieke Omroep liggen. Binnen de omroep moet eerst een discussie worden gevoerd over wat onze belangrijkste taken zijn. De Publieke Omroep moet aanvullend zijn op de commerciële, en dus geen amusement brengen.”
Anton Kok spreekt van een 'houwdegenmentaliteit' en vreest de 'loze symboolpolitiek' van mensen die zeggen dat er maar eens moet worden gesneden in de kunstsubsidies en het bedrijfsleven de zaak moet overnemen. Kok: Dat leidt tot een focus op mainstream. Het Nederlandse systeem is juist voorbeeldig met elke vier jaar een toetsing van prestaties en plannen.
De omroepmuziek heeft een historie van veel fusies, bezuinigingen en opheffingen van orkesten. Het MCO bestaat nu uit het Radio Filharmonisch Orkest, het Groot Omroepkoor, de Radio Kamer Filharmonie en het Metropole Orkest. In totaal zijn er 322 musici, het MCO kost 31 miljoen euro per jaar.
In het voorjaar kwam het MCO met een beleidsplan 2011-2015. Daarin ziet het MCO voor zichzelf een belangrijke en unieke taak in het muziekleven als vaandeldrager van kwaliteit. Het MCO vindt zichzelf artistiek onderscheidend, met een omvangrijk en gevarieerd repertoire, innoverend en educatief voor een groeiend publiek.
Kees Vlaardingerbroek kan zich niet voorstellen dat de ook internationaal gevierde ZaterdagMatinee wordt opgeheven. Die wordt breed gezien als een kroonjuweel niet alleen van Hilversum en Radio 4, maar van het hele Nederlandse muziekleven. Dat zei de jury van de Zilveren Reiss-microfoon. Dirigent Valery Gergjev omschreef de Matinee als 'de mooiste serie ter wereld met het beste publiek ter wereld'.
Vlaardingerbroek neemt principieel stelling tegen het denken waaruit bezuinigingen op kunst en cultuur voortkomen. In de door de Amerikaanse politicoloog Benjamin Barber beschreven McWorld gaat het alleen om marktwerking, aantallen, consumenten, hapklare producten en McMusic. Het is zoals Roek Lips, netmanager van Nederland 3, zegt: het gaat er bij de Publieke Omroep om wat we doen met levens van mensen, hoe verrijken we die? Hoe komen we met dingen die er echt toe doen, in plaats van schijnproducten?
Vlaardingerbroek pleit voor actie van mensen die zich druk maken om kunst en cultuur, ook binnen de politieke partijen. We moeten vastberaden zijn en iets anders uitdragen. Mijn hoofd begrijpt ook dat sommige bezuinigingen misschien onontkoombaar zijn, maar mijn hart bloedt.
Wat hem betreft moet er gekeken worden hoe er weer iets nieuws kan worden toegevoegd aan de rijke traditie. “Zoals we doen in de ZaterdagMatinee met een levende wisselwerking tussen verleden en heden. De ZaterdagMatinee is een kroonjuweel in het muziekleven.”