![]() Actueel (archief) Bachfest Leipzig 2006 Toespraak van Ton Koopman
© Aart van der Wal, juni 2006
|
||
Een van de vele hoogtepunten van het Bachfestival (klik hier voor het volledige verslag) en inmiddels een stevig verankerde traditie vormt de jaarlijkse uitreiking van de prestigieuze Bachmedaille, ditmaal aan de dirigent, klavecinist en musicoloog Ton Koopman. Zijn toespraak volgt hieronder. »Zeer geachte heer burgemeester, zeer geachte leden van het toekenningscomité, zeer geachte dames en heren, beste Christoph en Barbara, Laat ik u in de allereerste plaats de hartelijke groeten overbrengen van de familie Bach. Ik doel op de Nederlandse tak van de van origine Thüringse Bachfamilie, waarvan vertegenwoordigers zich al vanaf de 15de eeuw in mijn geboorteland Nederland vestigden. De Nederlandse Bach-clan bestaat momenteel uit zo'n 250 gezinnen. Vanuit hun midden hebben zich ruim honderd jaar geleden Bach-en opgeworpen die de oorsprong en ontwikkeling van de welhaast spectaculairste familie van de Europese cultuurgeschiedenis in kaart hebben gebracht. En die dat nog steeds doen. Civiel ingenieur Eduard Bach heeft inmiddels, in samenwerking met verre Duitse familieleden, op enkele meters hoge en tientallen meters lange papierrollen de gehele familiestamboom van zo'n 700 voorbije jaren opgetekend. Hij en andere familieleden deden hierbij enkele spectaculaire vondsten. Nederland heeft veel op gehad - en heeft dat nog steeds - met Bach. Of concreter: met de muziek van Johann Sebastian Bach. En, vanuit achttiende-eeuws blikveld bezien, met zijn musicerende en componerende zonen: Wilhelm Friedemann, Carl Philipp Emanuel, Johann Christoph Friedrich en Johann Christian. Wij weten, op grond van historische documentatie, van gastoptredens van beide laatsten in Amsterdam. En ook dat met name Amsterdamse muziekdrukkers er heel snel bij waren om composities van de vier Bach juniores indruk uit te geven. Dat het in deze gevallen ging om zogeheten roofdrukken - waarbij de componisten in kwestie qua auteursrechten en qua tekstbezorging het nakijken hadden- dat bedekken wij thans maar met de mantel der liefde. Beide Bach-zonen hebben ook hun opwachting hebben gemaakt aan het stadhouderlijk hof in Den Haag, zoals Händel dat eerder en Mozart en Beethoven dat later deden. Het was Nederland, het eerste buitenland, waar muziek van J S.Bach niet lang na zijn overlijden in 1750 in druk verscheen. Zouden al deze elementen de grondslag hebben gelegd voor de enorme Bach-hausse die sinds jaar en dag in Nederland heerst? Ik weet dat niet. Althans niet zeker. Wel weet ik dat het in Leipzig opgeleide Nederlandse musici waren, waaronder leerlingen van Felix Mendelssohn, die de Leipziger Bachpflege van de negentiende eeuw naar Nederland doorvertaald hebben, en met groot en blijvend succes. U begrijpt dan ook dat ik mij, hier in Leipzig, heel erg thuis voel. Wist u trouwens dat de zestiende-eeuwse grondlegger de familie van Oranje-Nassau, Prins Willem van Oranje, of hier in Duitsland Graf Wilhelm von Nassau, Leipzig goed gekend heeft? In de Nikolaikirche huwde hij dochter van de keurvorst, Anna von Sachsen; met de adellijke bruiloftsgasten -de Saksische keurvorst voorop -als getuigen. Dat leden van de familie Bach; zeker het muziekmakende deel ervan, graag naar Nederland kwamen, heeft zo zijn oorzaken. Door het non-raison d'état karakter van muziekbeoefening in de toenmalige Nederlandse republiek - die naast besloten ook semi-publieke en later zelfs geheel publieke verschijningsvormen kende via het fenomeen Collegium Musicum - zijn wij eigenlijk niet goed op de hoogte wat er zoal heeft afgespeeld. 17deen 18de eeuwse muziekdocumentatiecentra zijn er in Nederland eigenlijk niet, vrijwel nooit geweest eigenlijk. Kranten bijvoorbeeld meldden er weinig van. Wel is in musicologisch kringen meer en meerbelangstelling ontstaan voorde muziekgeschiedenis van de toenmalige Nederlandse republiek. Mede vanuit de verwondering: het kán toch niet zijn dat de fenomenale ontwikkeling van de Nederlandse schilderkunst in die tijd, los staat van andere kunstdisciplines zoals muziek? Inmiddels zijn reeds verschillende onderzoeksresultaten verschenen die een helder licht werpen op wat een verrassend eigen, en in zeer veel opzichten hoogstaande Nederlandse muziekcultuur is geweest. Biedt u mij de gelegenheid daartoe, dan kan en wil ik u graag - met de muziek zelf van deze tijdgenoten van gevestigde kunstenaars met pen en penseel als Rembrandt, Vermeer, Hals en Ruysdael - verrassen. Musici van zeer grote naam en faam hebben zich heel graag zelfs in het toenmalige maar puissant rijke Nederland gevestigd, met name in Amsterdam, zoals de 18de eeuwse vioolvirtuoso Pietro Locatelli. En van de orgel- en klavecimbelvirtuoos Conrad Friedrich Hurlebusch, een bekende naam in de Leipziger muziekgeschiedenis, omdat J.S.Bach als een soort Oelsner Musikalienhandlung avantle-lettre de gedrukte klavecimbelmuziek van zijn temperamentvolle collega alhier in de verkoop bracht. Ook de van geboorte Hamburger Willem Jacob Lustig uit Groningen mag hier niet vergeten worden. Deze leerling van Telemann en Mattheson bracht, vrijwel zeker als eerste, de gedrukte composities van J.S. Bach naar Nederland. Eén buitenlandse muziekimporté is in dit verband wel zeer zeker het noemen waard: het betreft Johann Christoph Bach, een zoon van de grote Eisenacher organist Johann Christoph-senior, die zich een tijdlang in Rotterdam ophield en die o.a. door diens Nederlandse nazaten liefdevol met 'de Rotterdamse Bach' wordt aangeduid. Niet zozeer uit trots, maar eerder uit noodzaak om al die verschillende Bachtakken in Nederland voor de Bach-en zelf enigszins adresseerbaar te maken. U, geëerde comité, dat mij heeft voorgedragen voor de Bach-Medaille 2008 van de stad Leipzig, deed dit met de volgende reden (ik citeer uit de persverklaring): 'Ton Koopman erhält die Auszeichnung für sein Lebenswerk, das eng mit der Musik Johann Sebastian Bachs verknüpft ist.' Wat het laatste betreft: dat klopt. Nog steeds boeit en verbluf de muziek van »Herr Hofcompositeur und Director Musices zu Leipzig« mij. En nog steeds onderga ik de sensatie, wanneer ik Bach's muziek analyseer, speel of dirigeer, dat ik daarin steeds opnieuw nieuwe elementen ontdek van de immense vaardigheid van die grote en reeds lang gestorven muzikale architect, om god majestueus te eren en tegelijk om ons gemoed, onze ziel op grandioze wijze te herscheppen. U kent deze woorden ergens vast wel en u herkent ze ongetwijfeld zonder meer. Ook dit bindt mij - levenslang - aan Johann Sebastian Bach en zijn overgeleverde werk. Maar het eerste tekstdeel van het eerder genoemde citaat. Dat prikkelt. Zeker in die hightech wereld van ons, hier in het westelijke deel van de als vanouds beschaafde wereld. Mijn levenswerk was en is het ontdekken van de ongelofelijke schoonheid en zeggingskracht van muziek uit het verre tot zeer verre verleden, dat zich pas echt openbaart door als het ware in de tijd van het ontstaan ervan terug te duiken. Immers bronnen nauwgezet bestuderen is noodzakelijk om de uitvoeringspraxis van de verleden tijd te leren begrijpen en om die uit te dragen. Door vergeten dimensies van klank, tempo, ritme en klankkleuren terug te halen, proberen om de mysterieuze 'verhalende' werking van muziek uit het verleden tot levende actualiteit te maken. Terwijl de huidige all-round muziekpraktijk toch in wezen op negentiende- eeuws literair-romantisch gedachtegoed is geformeerd. De Oude Muziek dus, daar waar ons aller muziekgeschiedenis van minstens zeven eeuwen wordt afgestoft. Waarbij in een dynamische praktijk van zoeken en onderzoeken, proberen en blijven proberen om uiteindelijk toch te slagen (althans hopelijk), vormen van vergeten schoonheid en zeggingskracht - WAARHEID zo u wilt - als nieuw aan het licht komen. Maar laat ik ook voorzichtig zijn; Wanda Landowska wist hoe zij Bach moest spelen en Arnold Dolmetsch wist dat ook. Want hoeveel weten wij nu eigenlijk écht? Wij moeten in dit opzicht toch vooral geen Getuigen-van-Jehova gaan worden: Zullen wij ooit de legpuzzel die 'historische uitvoeringspraktijk' heet voor de volle 100% voltooien? Deze Oude Muziek - met hoofdletters- is mijn inziens wel het meest vitale onderdeel van het gehele klassieke muziekdomein. En het is tevens een van de meest dynamische verbindingsaders met die oeroude beschavingscultuur van ons. Het beoefenen ervan is zeker ook een, in dit geval hoorbare, vorm van het behouden van het culturele erfgoed. En wat niet-zelden met het grootste plezier van de wereld wordt verricht. Niet alleen bij uitvoerenden, maar zeker bij luisteraars - die zich vaak deelnemers ervan voelen - in de concertzaal, kerk of soms in de open lucht. Toch staat de Oude Muziek onder druk. De financiële steun ervoor van nationale; regionale en locale overheden - plus enige additionele steun van particuliere' zijde met name van bedrijven en fondsen - is hooguit van een 'beleefdheidsvorm'. Het is te weinig om van te leven, maar toch net te veel om van dood te gaan. De Nederlandse overheidsbemoeienissen met Oude Muziek, en met 'de barok' in het bijzonder, is onbegrijpelijk en onverdedigbaar marginaal Het is in feite door goede uitkopen vanuit het buitenland dat het Amsterdam Baroque Orchestra and Choir het spreekwoordelijke hoofd boven water kan houden. Ook omdat ik en mijn collega-aanvoerders van andere oude muziekensembles de historische muziekcultuur van dit continent actief en omvattend beschermen en het prestige van het Europa-van-vele-vaderlanden overal ter wereld uitdragen, roep ik dan ook overheden met klem op om de Oude Muziek écht, substantieel dus, te steunen. Mijn verontrusting over de wankele staat waarin het zich bevindt is groot, heel groot. En dit al geruime tijd. Hoe zulke steun gestalte geven? Hierin wijzen onze buren de weg. België, en met name de deelstaat Vlaanderen, kent aan verschillende musici en groepen de status toe van 'Cultureel Ambassadeur' met alle daarbij behorende emolumenten: financiële voorop. De Goethe Instituten die Duitsland overal in de wereld heeft gevestigd, plegen de veelal forse reis- en verblijfskosten van eigen ensembles die op tournee gaan in het buitenland voor hun rekening te nemen Een mes dat naar veel kanten snijdt, zo blijkt. En de Franse regering heeft barokorkesten met de status van 'regionale orkest' begiftigd met de daarbij behorende - gelooft u mij - zeer ruime financiële middelen. Hoewel het cultuurbeleid van de Europese Unie, conform het Duitse financieringsmodel, 'Ländersache' is - dus voornamelijk per EU-land geregeld dient te worden - is dit appèl ook aan het Europese Parlement en de Europese Commissie gericht, en even dringend als aan nationale, regionale en locale overheden: help ons, steun de Oude Muziek. Want anders, zo vrees ik, gaat het daarmee over niet al te lange tijd, mis. Te veel, letterlijk te veel, moet ik, als leider van het Amsterdam Baroque Orchestra and Choir als privé-sponsor optreden of moest ik een type ondernemer worden die ik eigenlijk niet moet zijn. Zoals ik dit bijvoorbeeld heb moeten doen door een eigen platenlabel op te richten, Antoine Marchand. Dit kan en zal natuurlijk niemands bedoeling zijn - in Den Haag niet, in Berlijn en Bonn niet, in Parijs, Londen en Brussel niet - maar het is wel de in feite niet-gewilde realiteit van de dag. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat J. S. Bach - wiens Matthäus en Johannes Passion in allerlei uitvoeringswijzen jaarlijks in de tijd voor Pasen en overal in Nederland minstens 600 keer over de Bühne gaat, een echt Bachland is. Dat een relatief klein land zoveel pioniers heeft voortgebracht wat betreft de kunst van de historische uitvoeringspraktijk, zoals Gustav Leonhart, Frans Brüggen, Anner Bijlsma en Max van Egmond, dat vervult mij met trots. Ik dank u voor uw aandacht. En ik dank hen die mij ooit onderwezen hebben, maar vooral, mijn collega's en vrienden in het Amsterdam Baroque Orchestra and Choir, voor wat zij aan liefde en kunnen tentoon gespreid hebben voor, tijdens en na ons Bach-Cantateproject. Eén persoon krijgt de prijs - en ik ben er trots op die te mogen ontvangen - maar zonder hen en het opnameteam, met Adriaan Verstijnen en mijn lieve vrouw Tini, had ik hier niet gestaan. Heel erg bedankt!« index | ||