Actueel (archief) Brief van Hans Hierck aan de Raad voor Cultuur
© Hans Hierck, 15 februari 2011
|
Aan de Raad voor Cultuur, Geachte mevrouw, mijnheer, Met grote instemming heb ik kennis genomen van uw brief aan de staatssecretaris van OC&W d.d. 7 december 2010. Vanaf de allereerste zin tot en met de afrondende conclusie heeft u naar mijn mening een buitengewoon sterk betoog afgeleverd. Dat de in het regeerakkoord geformuleerde uitgangspunten en de hoogte van het te bezuinigen bedrag haaks op elkaar staan, is door u overtuigend aangetoond. Terecht merkt u daarnaast op dat, ook al vanwege de stapeling van de verschillende door het Rijk aangekondigde maatregelen en de subsidiekortingen die noodgedwongen door lagere overheden zullen worden opgelegd, een omvangrijke aantasting van het huidige voorzieningenniveau onvermijdelijk lijkt te zijn. Uw brief geeft me daarom de hoop dat ik me ook in het door u uit te brengen advies op hoofdlijnen goed zal kunnen vinden. Als lid van de zogeheten klankbordgroep, die het onderzoek van bureau Berenschot naar de symfonieorkesten moet begeleiden, vernam ik dat de staatssecretaris uw advies uiterlijk op 1 mei wenst te ontvangen. Ik veronderstel dat u op dit moment al druk bezig bent met de inhoudelijke voorbereiding van uw reactie. In verband daarmee het volgende. In de periode 1985 – 1991 maakte ik deel uit van de toenmalige Raad voor de Kunst. Ook in de jaren daarvoor en daarna was ik actief in zowel commissies van de Raad als in door de rijksoverheid ingestelde adviesorganen. Zo had ik de eer voorzitter te mogen zijn van de commissie Muziek, die in februari 2001 het rapport Met het oog op de toekomst uitbracht. In uw advies Innoveren, vitaliseren – kompas voor een levendige symfonische traditie in Nederland van een jaar geleden heeft u aan dat rapport herhaaldelijk gerefereerd. Onder meer daaraan ontleen ik de vrijheid, en voel ik me in zekere zin ook verplicht, u deelgenoot te maken van een aantal bij mij levende gedachten. Ik vertrouw dat u daarvan kennis zult willen nemen. Allereerst zou ik bij u willen pleiten voor consistentie ten opzichte van eerder door uw raad ingenomen standpunten. Ik doel dan met name op uw visie met betrekking tot de invoering van de basisinfrastructuur en op uw beoordeling van het functioneren van het orkestenbestel. In mijn optiek spelen de in de basisinfrastructuur opgenomen podiumkunstinstellingen een cruciale rol in het Nederlandse culturele leven. Natuurlijk door de kwaliteit van de door hen geproduceerde voorstellingen en concerten, maar ook en misschien nog wel meer door hun artistieke, educatieve, sociale en economische spin-off. De gespreide aanwezigheid van professionele dansers, acteurs en musici – verbonden aan in de maatschappij goed gewortelde gezelschappen – geeft een betekenisvolle impuls aan de lokale en regionale kunstbeoefening, ook door amateurs, is onmisbaar voor het kunstonderwijs, zorgt voor publieksverbreding en creëert een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. Dat standpunt werd nog maar kort geleden breed gedragen. In het simpele feit dat anno nu de gevolgen van een wereldwijde financiële crisis moeten worden bestreden en er inmiddels een politieke stroming aan de macht is gekomen die kunst en cultuur als een “linkse hobby” karakteriseert, zou de Raad voor Cultuur m.i. geen aanleiding mogen zien zijn mening over de waarde van de basisinfrastructuur ten principale te veranderen. Indien onverhoopt aan bezuinigingen van een omvang zoals die in het regeer- en gedoogakkoord is overeen gekomen, niet valt te ontkomen, dan zou het mijn voorkeur hebben die in eerste instantie te zoeken binnen andere posten op de begroting van OC&W. Ik heb daarvoor wel enkele suggesties:
Met het vorenstaande wil overigens niet gezegd zijn dat de instellingen die deel uit maken van de basisinfrastructuur geheel zouden moeten of kunnen worden ontzien. Ook in hun budgetten zal, vrees ik, onvermijdelijk moeten worden gesnoeid. Maar dat is niet hetzelfde als kappen. Een snoeibeurt, mits uitgevoerd door een ter zake kundige tuinier, kan op termijn leiden tot meer groei en bloei, het vellen van de boom betekent het definitieve einde. Me beperkend tot de orkestwereld – het beleidsveld waarop ik me het meest thuis voel – wil ik nog wel iets kwijt. Ik sta nog steeds volledig achter de analyses en de aanbevelingen die de ‘Commissie Hierck’ tien jaar geleden heeft geformuleerd. En ik hoop dat ook de Raad geen letter terug neemt van wat hij in 2010 nog constateerde: “Het spelniveau is hoog. Vele Nederlandse orkesten doen mee in de eredivisie van de internationale orkesten. We kunnen in Nederland niet meer spreken van zwakke orkesten. De laatste tien jaar hebben ook de regionale orkesten artistiek gezien een grote ontwikkeling doorgemaakt”. De geloofwaardigheid van de Raad is in het geding, wanneer u nu, ruim een jaar later, puur op grond van financiële overwegingen en zonder een op artistieke argumenten gebaseerd oordeel zou adviseren tot opheffingen of fusies binnen het orkestenbestel. De noodzaak voor de orkesten om nauwer samen te werken, onderling af te stemmen, meer flexibel te werken, arbeidsvoorwaarden drastisch te hervormen en meer van dat alles blijft onverkort van kracht. Ik zie verschillende mogelijkheden om bezuinigingen op te vangen zonder dat de bestaande entiteiten verloren gaan. Onder meer kan men denken aan het clusteren of zelfs centraliseren van bepaalde staffuncties (programmering, personeelszaken, marketing) en/of het verkleinen van formaties, terwijl voor de groter bezette werken twee samenwerkende orkesten een groep musici in algemene dienst nemen. Dergelijke ingrijpende wijzigingen zullen vanzelfsprekend op weerstand stuiten. Onder druk wordt echter alles vloeibaar. Ik ben ervan overtuigd dat dreigende bezuinigingen eenzelfde effect zullen hebben op orkestdirecties en (vakbonden van) musici. Aan de hand van de door u eerder bepleite “wegbereiders” of op eigen kracht moet het huidige orkestenbestel de handschoen oppakken en zichzelf toekomstbestendig kunnen inrichten. Desgewenst ben ik bereid in dat proces een constructieve rol te spelen. Ik ga afronden. U moet scenario’s schetsen voor de mogelijke invullingen van de bezuinigingsmaatregelen. Mijn advies: laat maar zien op welke verschillende manieren aan het onwaarschijnlijke bedrag van € 200 miljoen gekomen kan worden. Maar trap niet in de valkuil om zelf keuzes te maken wat en wie kan sneuvelen, tenzij u daarvoor kwalitatieve argumenten heeft. Bij het ontbreken daarvan zou ik de voor dit beleid verantwoordelijke politici aan zet laten. Zodat ze zich ook tegenover hun achterban moeten verantwoorden voor hun beslissing dat juist orkest A, orkest B, Operagezelschap C en/of D, Toneelgroep E, Festival F, Balletcompany G en/of H etc. moeten verdwijnen. En echt tenslotte, een laatste aanrader: profileer u als een ware Raad voor Cultuur ten opzichte van een minderheidskabinet (en de gedoogpartner daarvan) dat overduidelijk tegen Cultuur kiest. Met vriendelijke groet, Hans Hierck is voormalig directeur van Het Gelders Orkest en programmamaker bij Radio 4. Hij is gehuwd met de zangeres Jard van Nes. index |