Actueel (archief)

Bruckners Negende symfonie in NPS Arena:

de mythe kabbelt voort...

 

© Aart van der Wal, januari 2007

 

 
   

Op zondag 21 januari jl. werd in het NPS-programma Arena aandacht besteed aan de mens en componist Anton Bruckner. De aanleiding vormde de tv-uitzending in de nacht van woensdag 24 op donderdag 25 januari (ja, dat leest u goed!) van de eerder opgenomen uitvoering van de Negende symfonie door het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Jaap van Zweden

Ik had geen hoge verwachtingen van het programma, want 45 minuten is voor dit vrij lastige onderwerp veel te krap. Meer tijd was er evenwel niet voor beschikbaar, want ná het Bruckner-onderdeel moest nog een naar mijn smaak veel te uitvoerige beschouwing volgen over (stok)oude jazzplaten. Zo gaat dat nu eenmaal in Hilversum en een kniesoor die daarop let.

In Arena was het mijn ex-Luistercollega en Bruckner-liefhebber Cornelis van Zwol die de ene anekdote op de andere stapelde, zonder acht te slaan op de recente uitkomsten van het omvangrijke Bruckner-onderzoek door vooraanstaande musicologen, waaronder Benjamin-Gunnar Cohrs. Het was veelal oude wijn in al even oude zakken, maar mogelijk zal het diegenen die van Bruckner weinig tot niets weten tot een verdere verdieping hebben aangespoord.

Als dat zo is, is het in ieder geval pure winst, al zal zo'n zin in de trant van "het eerste deel eindigt met een vraag in de vorm van een verminderd septiemakkoord, waarop dan in het derde deel antwoord wordt gegeven," voor menigeen hokuspokus zijn.

De korte, nauwelijks geprofileerde wandeltocht door het land van Bruckner draaide natuurlijk om de Negende symfonie, maar aangezien Van Zweden het plan had opgevat om het werk in zijn (over)bekende driedelige vorm uit te voeren, bleef de wérkelijke finale onbesproken. Zijn visie op Bruckner als componist en op de Negende in het bijzonder gaf mij op voorhand al weinig vertrouwen in de uitvoering van het werk. Bovendien was het blijkbaar interessanter om maar weer eens de ranzige anekdote van stal te halen dat Bruckner met het oog op 'natte dromen' in een zwembroek sliep...

Al met al toch wat merkwaardig, want het was Van Zwol die in de jaren tachtig - hij was toen de chef van de afdeling klassieke muziek bij NCRV radio - zijn best had gedaan om de finale in ons land voor de eerste maal uitgevoerd te krijgen. Al was het dan in de door hem met beide armen omhelsde, maar nogal omstreden 'reconstructie' van de Amerikaanse musicoloog William Carragan. Dat initiatief was er evenwel niet minder belangrijk om.

Hoe valt het te verklaren dat wéér voor de driedelige versie werd gekozen? Waarom pakt een nog relatief jonge, van energie blakende orkestleider niet gewoon zijn kans om de Negende in zijn vierdelige vorm uit te voeren? Is het gemakzucht? Zeker, die finale is technisch best lastig en voor de meeste orkestleden onbekende materie. Het vraagt veel tijd, moeite en geduld om tot een artistiek en technisch bevredigende uitvoering te komen. Het begrip ‘Zeit lassen’ is niet alleen een essentieel element in de vertolking van Bruckners muziek, maar – zeker wat de finale betreft – ook in de voorbereiding ervan. Ik weet in ieder geval van andere dirigenten – onder andere de chef-dirigent van de Bamberger Symphoniker - dat ze er niet aan wilden omdat het te veel tijd in beslag nam. Nikolaus Harnoncourt moest in de voorbereidingsfase ware monnikenarbeid verrichten om met de Wiener Philharmoniker tot een overtuigende lezing te komen. Ook in het concertbedrijf is tijd nu eenmaal geld.

De meeste programmamakers weten meestal minder van het onderwerp dan degenen die in het programma optreden. Dat heeft voor- en nadelen, maar het heeft in ieder geval tot gevolg dat een kritische, alles goed overziende blik ontbreekt en dat er maar weinig voor nodig is om een nauwelijks creatief, dertien-in-een-dozijn programma af te leveren. Zo was het ook hier, met een schetsmatige vertoning tot gevolg. Het was weer zo'n stereotiepe 'praatje-met-een-plaatje' documentaire, waarmee bij wijze van spreken de grachten gedempt kunnen worden.

In de afgelopen honderd jaar heeft de wérkelijke finale van de Negende zich in het concert- en muziekleven geen vaste plaats weten te verwerven. Nog steeds heerst er de mythe van het Adagio als Bruckners wérkelijke zwanenzang (de muziek zelf geeft er ook alle aanleiding toe en dát wordt door vrijwel alle dirigenten met beide handen aangegrepen - met die bijna gewijde stilte aan het einde, nadat de door merg en been gaande hoornpassage boven de murmeldende strijkers is verklonken), terwijl de energieke finale, die tot de origineelste en mooiste muziek mag worden gerekend die Bruckner heeft geschreven, nog steeds her en der wordt beschouwd als een vreemd staketsel dat zou bestaan uit een door een dementerende bejaarde bijeengeraapte verzameling wilde ideeën, mijlenver verwijderd van een levensvatbare, voldragen compositie Dat de waarheid een geheel andere is gaat voorbij aan hen, die bij voorkeur gemakzuchtig zijn. Daartoe mogen niet alleen de musici, maar ook het publiek worden gerekend!

Ik ga het hier niet allemaal uitleggen, want dat heb ik al eerder gedaan (klik hier). Het enige feit dat werkelijk telt is dat wij zonder blikken of blozen aanvaarden dat van Bruckners Negende symfonie nog steeds een farce wordt gemaakt. We accepteren dit klakkeloos, terwijl we anderzijds wèl massaal genieten van Mozarts Requiem in de voltooide versie van Süssmayr hebben (velen zelfs zonder het te weten!), terwijl dit werk aanmerkelijk fragmentarischer door Mozart werd achtergelaten dan Bruckner de finale van zijn Negende... Tja, het kan verkeren...

KLIK HIER VOOR

Anton Bruckner:

Symphony No 9 in D minor WAB 109

The unfinished Finale


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links