Dvorák: Ouverture Carnaval op. 92
Ravel: Pianoconcert in G (solist: Francesco Piemontesi)
Brahms: Symfonie nr. 4 in e, op. 98
Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Lahav Shani
Gehoord: 23 november 2017, De Doelen, Rotterdam
© Aart van der Wal
Gisteravond in de Doelen een niet echt avontuurlijk programma met Dvoráks Ouverture Carnaval, Ravels (overbekende) Pianoconcert in G (met als uitstekende solist Francesco Piemontesi) en na de pauze Brahms (net zo overbekende) Vierde symfonie. Maar er was ook een lumineus raveliaans intermezzo à la quatre mains, met Piemontesi en dirigent Lahav Shani (van huis uit een net zo bedreven pianist).
Nieuwe chef
Shani maakte al eerder stormen van enthousiasme los. Zowel bij het publiek als bij de musici. Het orkest zag hem een tijd terug al tijdens de eerste repetities als een mogelijke opvolger van Yannick Nézet-Séguin en zo zal het ook zijn: Lahav Shani is vanaf het seizoen 2018/19 de nieuwe artistieke chef van het Rotterdamse orkest. Of hij zich zal ontwikkelen als de gedroomde opvolger moet uiteraard nog blijken, maar aan zijn jeugdige uitstraling en dito enthousiasme zal het in ieder geval niet liggen.
Verbeten Brahms en strakke Ravel
Toch zie ik een probleem aan de horizon verschijnen. Zeker, Shani is muzikaal uitstekend geëquipeerd, zijn slagtechniek is uitstekend, hij weet het orkest echt op te zwepen, kent de partituur op zijn duimpje (Brahms ging uit het hoofd en zo te zien én te horen miste hij niets), de muzikale structuur stond als een huis, maar toch… Wat in het begin indruk maakt wordt al snel vermoeiend, sleets zelfs door een aanpak die weinig tot geen ruimte laat aan echte individualiteit. De expressieve proportionaliteit werd gezocht in uitgesproken luidruchtigheid (Dvoráks ouverture had daar zéér van te lijden), de dynamiek werd zodanig opgeschroefd dat de dynamische gelaagdheid kansloos bleek en ‘Brahms met een glimlach’ was ingewisseld voor de muziek van een verbeten grijsaard. Gisteravond kwam iets heel naargeestigs bij mij in herinnering: in Wenen, jaren tachtig, Karajan die, aan het einde van een lange carrière en bij lange na niet meer fit, een verbeten Brahms dirigeerde. Een voor velen onherkenbare Brahms. Ik weet dat klankherinnering niet bestaat, maar toch kwam die herinnering van toen gisteravond in volle hevigheid terug.
Wat ook volkomen duidelijk werd was dat door Shani’s strakke aanpak geen ruimte was voor de daarbuiten vallende individualiteit. Misschien past dit ook wel in de huidige tijd, waarin de muziekbeleving het slachtoffer lijkt te zijn van het kortetermijngeheugen. Of anders gezegd: waarin een uitputtende zoektocht naar excessieve contrastwerking het moest winnen van historisch besef.
Wie gisteravond ‘zijn’ Brahms onder dirigenten als Bernard Haitink en Andris Nelsons goed kent, besefte eens te meer wat hij moest missen.
En Ravel? Shani’s aanpak paste aanmerkelijk beter bij het strak geprofileerde Pianoconcert in G van Maurice Ravel, dat – ondanks zijn sterke jazzy invloeden en tamelijk exotische uitstraling – wel degelijk strak is gecomponeerd (geen overbodige noot in dit vrij korte, maar desondanks wel kolossale werk). Wat ook in positieve zin meespeelde was dat pianist en dirigent het muzikaal uitstekend met elkaar konden vinden. ‘Neue Sachlichkeit’ die zich uitstekend liet vertalen in een kleurrijke en scherp geprofileerde aanpak. Dat dan weer wel.