Speech van Lucie Horsch tijdens de uitreiking van de Nederlandse Muziekprijs en het concert in het kader van het Holland Festival op 7 juni 2020 in het Muziekgebouw Aan ’t IJ.
Allereerst wil ik graag iedereen heel erg bedanken die het heeft mogelijk gemaakt dat ik hier vandaag de Nederlandse Muziekprijs in ontvangst mag nemen. Niet alleen alle mensen die mij tijdens de jaren van mijn traject hebben geholpen en zo veel inspiratie en motivatie hebben gegeven, maar ook iedereen die me van jongs af aan al heeft gesteund in mijn muzikale ontwikkeling. Bovendien ben ik alle mensen heel erg dankbaar die de laatste weken achter de schermen keihard hebben gewerkt om dit concert vandaag mogelijk te maken. Er waren momenten van grote onzekerheid en ik heb dan ook veel bewondering voor de toewijding en het geduld van iedereen die eraan heeft bijgedragen dat dit concert alsnog kon plaatsvinden.
De afgelopen twee jaar heb ik binnen het traject van de Nederlandse Muziekprijs de middelen gekregen om concrete stappen te kunnen zetten om ideeën waar ik al lange tijd in mijn achterhoofd mee bezig was naar de realiteit te vertalen. Ik ben van plan om deze ontwikkeling vanaf nu zelf voort te zetten. Het uitreiken van deze prijs zie ik dan ook als een teken van vertrouwen, vertrouwen om mezelf als musicus altijd verder te blijven ontwikkelen en daarbij mijn eigen visie te volgen.
Onwerkelijk
Maar ik moet eerlijk zeggen dat het wel gek voelt om hier te staan. Het voelt onwerkelijk om in deze tijd, waarin de culturele wereld wankelt, een muziekprijs in ontvangst te mogen nemen. Ik realiseer me dat ik me in een bevoorrechte positie bevind om hier nu een podium te krijgen en een kans om mijn stem te laten horen. Juist in een tijd waarin veel musici het gevoel hebben dat ze niet gehoord worden.
Het liefste zou ik me tijdens dit concert alleen bezighouden met muziek maken. En ik denk dat ik voor alle musici spreek als ik zeg dat we onze stem het liefste via de muziek laten horen… Toch blijkt vaak dat zelfs een uitvoering van grote artistieke kwaliteit niet genoeg is, om ook de politiek ervan te overtuigen dat kunst van essentieel belang is. Ensembles in heel Nederland worden namelijk afgemeten aan lijstjes met specifieke kwalificaties die bepalen of zij recht hebben op financiële ondersteuning. Met de beperkende eisen die er gesteld worden, zijn musici vaak gedwongen om hun eigen creatieve persoonlijkheid te verloochenen om maar te mogen blijven meedraaien in het systeem. Hierdoor dreigt de culturele wereld uit te monden in een ongezonde competitiestrijd, terwijl kunst juist helemaal niets met competitie te maken heeft.
Diversiteit
Met name de eis van diversiteit blijkt doorslaggevend bij het besluit over het toekennen van de subsidies die bepalend zijn voor het voortbestaan van ensembles. Zodra diversiteit of originaliteit echter een doel op zich wordt, is het gevolg juist een heel eenzijdig cultureel leven. Wanneer er alleen nog maar ‘hippe’, ‘originele’ of diverse kunst mag bestaan, dan is het resultaat uiteindelijk juist niet die diversiteit waar zo krampachtig naar gestreefd wordt. Pas wanneer alle uiteenlopende manieren waarop musici hun creativiteit gebruiken een even groot bestaansrecht krijgen, kan er écht sprake zijn van een divers cultureel landschap. Bovendien is streven naar originaliteit op zich geen zinvol uitgangspunt, aangezien alle nieuwe dingen die ontstaan, onvermijdelijk en onlosmakelijk verbonden zijn met ons verleden. In plaats van originaliteit, zou daarom authenticiteit een beter streven zijn.
Het valt me vaak op hoe schrijnend het contrast is tussen de bewondering van het publiek voor de prestaties die er op het podium geleverd worden, en de voortdurende angst voor het eigen voortbestaan die ondertussen achter de schermen bij alle ensembles speelt. Zo is het voor mij onbegrijpelijk dat terwijl de repetities voor dit project in volle gang waren, het schokkende bericht bekend werd gemaakt dat zowel het Orkest van de 18e eeuw als Cappella Amsterdam – ondanks een positieve beoordeling – een negatief advies hebben gekregen van de Raad voor Cultuur voor hun subsidieaanvragen.
De stilte van de afgelopen maanden
Wanneer er op zulk hoog niveau kunst wordt aangeboden, mag je ook verwachten dat daar waarde aan wordt gehecht. En niet alleen door de trouwe concertbezoekers, maar juist ook van bovenaf door de overheid, als teken van waardering voor de kwaliteit die er al jarenlang keer op keer geleverd wordt. Voor de culturele sector moeten er dus veel meer subsidies beschikbaar worden gesteld, dan nu het geval is. Deze subsidies zijn namelijk onontbeerlijk voor het creatief voortbestaan van ensembles. Met subsidies krijgen zij de vrijheid om zich te kunnen blijven richten op waar zij in uitblinken en waarin zij zich onderscheiden, zonder dat een verdienmodel hierbij het uitgangspunt hoeft te zijn.
Ik wil nog één laatste opmerking maken, voor we weer teruggaan tot de muziek, waar we hier natuurlijk eigenlijk voor zijn… De stilte van de afgelopen drie maanden heeft me doen realiseren dat de communicatie met een publiek en het gevoel van een live uitvoering niet vervangen kunnen worden door een livestream of een video-opname. Dit zijn slechts inferieure noodoplossingen. Ik hoop dan ook van harte dat het bijwonen van bijzondere live concerten en voorstellingen op den duur óók door de overheid als even essentieel zal worden beschouwd als volle vliegtuigen en gezellig een biertje drinken op een terrasje.