Opera & Operette Writing to Vermeer als kroon op eigentijdse opera
© Paul Korenhof, juli 2004
|
Scène uit Writing to Vermeer met centraal Barbara Hannigan (Saskia) (Foto Hans van den Bogaard) Het theater is geen bioscoop en opera is geen film. Een open deur, maar ik vraag me af of de mensen die bij Writing to Vermeer Het Muziektheater voortijdig verlieten, misschien iets heel anders verwacht hadden na het zien van Girl with a Pearl Earring. ´Girls´ waren er overigens genoeg op het toneel, aan parels ontbrak het ook niet en het libretto van Peter Greenaway was zelfs onmiskenbaar filmisch van opzet, dus een parallel leek zeker aanwezig. Een kleurrijk kijkspel was het eveneens en in de regie van Saskia Boddeke had dat zelfs op somptueuze wijze vorm gekregen, inclusief een complete overstroming in de slotscène. Waar de film over Vermeers dienstmeisje echter niet verder gaat dan het omzetten van een Libelle-verhaal in een schitterend plaatjesboek, graven Greenaway en componist Louis Andriessen in Writing to Vermeer aanmerkelijk dieper. De 'plot' gaat niet verder dan het feit dat drie vrouwen die Vermeer na staan (zijn vrouw Catherina, zijn schoonmoeder Maria Thins en zijn model Saskia) hem tijdens zijn afwezigheid brieven schrijven. Daaromheen creëerden librettist en componist echter een veelkleurig tijdsbeeld dat in hoge mate contrasteert met de reactie daarop van de drie vrouwen - of beter: het ontbreken van hun reactie. Holland staat in brand, de Fransen zijn opgerukt tot Utrecht, in Den Haag worden de broeders De Witt vermoord, maar de briefschrijfsters komen niet verder dan huiselijke gebeurtenissen en hun eigen reactie op hun scheiding van 'de man in hun leven'. Het resultaat is niet alleen theatraal adembenemend, maar het is ook aangrijpend. Vooral door het ontbreken van ieder antwoord voelt de toeschouwer zich direct aangesproken en wordt hij nog verder de handeling binnengezogen dan al gebeurt door Andriessens directe muzikale taal en de in alle opzichten meeslepende uitvoering. Ook als het soms schommelt in de coördinatie weet Reinbert de Leeuw het door hem bezielde ensemble langs iedere valkuil te leiden, nu nog met meer effect dan voorheen, doordat de rol van de elektronische versterking enigszins is teruggedrongen. Van dat laatste profiteren vooral de drie solisten, waarbij Susan Narucki (Catherina), Susan Bickley (Maria) een mooi portret schilderen van twee vrouwen die in een woelige tijd het huishouden draaiende moeten houden. Enigszins terzijde (ook letterlijk) staat Barbara Hannigan, die als de 'uithuizige' Saskia (zij is door haar vader teruggeroepen naar Dordrecht om daar te worden uitgehuwelijkt) zorgt voor momenten van een ontroerende eenvoud en directheid. Enkele weken eerder was Barbara Hannigan te horen geweest in een andere Nederlandse opera, Wet Snow van Jan van der Putte. Voor deze co-productie van de Nationale Reisopera met het Holland Festival had de componist zelf het libretto geschreven op basis van Dostojevski's Aantekeningen uit het ondergrondse, maar het resultaat was minder overtuigend. Het negativisme van 'I' ('Ik' dus, want naar goed Nederlands gebruik schreef ook Van der Putte zijn libretto in het Engels!) en zijn ontmoeting met een prostituee verzandden in gebrek aan dramatiek en een abstracte muzikale vormgeving. Bovendien werd iedere inval eindeloos uitgemolken en dat maakte de opera dermate slaapverwekkend, dat het ontbreken van een pauze de enige mogelijk leek om algehele leegstroom te voorkomen. Geen kwaad woord echter over de Micha Hamel met flair geleide uitvoering en vooral over het aandeel van de solisten, met voorop weer Barbara Hannigan als een kwetsbare Lisa. Veel boeiender was Raaff, een opera over de tenor Anton Raaff (Mozarts eerste Idomeneo) van de composer Robin de Raaff, een verre nazaat van de ooit befaamde zanger. Het libretto van Janine Brogt concentreerde zich op een gefingeerde driehoek: Raaff, de componist M en de sopraan Dorothea Wendling, de eerste Ilia. Historische figuren werden herkenbare mensen in een muziekdramaatje vol vaart en kleur (ook letterlijk), wat zeker ook te danken was aan de effectieve regie van Pierre Audi en de esthetiek van ontwerper Jean Kalman. Een meesterwerkje was het misschien niet, maar onder leiding van Lawrence Renes werd daar met veel enthousiasme overheen gespeeld, in het bijzonder door Marcel Reijans (Raaff), Danielle de Niese (Dorothea), Mark Tevis (M) en Annett Andriessen (de impresario Victoria Vorst). Met een indrukwekkende reprise van Kopernikus & Rêves d'un Marco Polo, opgebouwd op composities van Claude Vivier, was het begin van de zomer daarmee omgetoverd in een minifestival van eigentijds muziektheater. Met het aantreden van Pierre Audi als artistiek leider van het Holland Festival schept dat hoop voor de toekomst - tot het moment waarop een staatssecretaris, niet gehinderd door enig inzicht, ook daar haar kaasschaaf overheen haalt. De voorstellingen lopen nog door tot 16 juli index |