Opera en operette

Op weg naar theatrale perfectie

 

© Paul Korenhof, februari 2020
Foto's @ Marco Borggreve

 

Opera2Day: Opera Melancholica - Anatomisch Theater van de Psyche, waarin opgenomen:
Glass: The Fall of the House of Usher
René M. Broeders (Geneesheer-directeur), Santiago Burgi (Roderick), Drew Santini (William), Lucie Chartin & EllenLanda (Madeline), Georgi Sztojanov (Medicus), Gijs van Mierlo (Kind)
New European Ensemble
Muzikale leiding: Carlo Boccadoro
Concept en regie: Serge van Veggel
Choreografie: Ed Wubbe
Gezien: Den Haag, Koninklijke Schouwburg, 29 januari 2020
Informatie: www.opera2day.nl

Bestaat perfectie in het theater? Tot een paar dagen geleden zou ik die vraag volmondig met 'nee' beantwoord hebben, maar nu ben ik daar niet meer zo zeker van. En die twijfel werd niet opgeroepen door een gezelschap met een miljoenensubsidie, maar door het Haagse Opera2Day, een kabouter in operaland, maar wel een kabouter met ambities.

Waren eerdere producties met muziek van componisten als Charpentier, Thomas en Vivaldi al verrassend, met het project Opera Melancholica zet Opera2Day voorlopig de kroon op het werk. Als uitgangspunt diende de psychologische gelaagdheid van The Fall of the House of Usher van Edgar Allen Poe, een schrijver die op bases van verhalen als The Black Cat te vaak bij de griezelauteurs wordt ingedeeld. In het Frankrijk van Baudelaire die hem mateloos bewonderde en in het Frans vertaalde, werd hij echter al snel ingedeeld bij de 'poètes maudits'.

Centraal in de verhaallijn van The Fall of the House of Usher staat de door inteelt geestelijk en lichamelijk gedegenereerde Roderick Usher, verward in zijn spreken en handelen, slachtoffer van een onbedwingbaar angstcomplex en waarschijnlijk eveneens van opiaten. Opmerkelijk is dat de beschrijving van zijn uiterlijk en zijn voorliefde voor dandy-achtige geneugten hem als twee druppels water op zijn schepper doet lijken. Daarnaast geeft Poe hem een sterke artistieke aanleg die zich onder meer uit in schilderijen waarvan er één, een afgesloten stelsel van wat onderaardse gangen lijken, duidelijk wordt beschreven.

In een oud kasteel, omgeven door water en even vervallen als zijn bewoner, woont Roderick met zijn spookachtige tweelingzuster Madeline. Schijndood na een aanval van catalepsie wordt zij in afwachting van haar begrafenis in een afgesloten kist opgebaard in de gewelven van het kasteel. Als zij ontwaakt en tijdens een hevig noodweer weet te ontsnappen (haar kloppen en bonken tegen het kistdeksel wordt beschreven op een manier die een lezer lang bijblijft) werpt zij zich op haar broer die zij meesleept in haar definitieve doodsstrijd. Het noodweer brengt vervolgens het vervallen kasteel de genadeslag toe en de muren worden met de stoffelijke resten van de bewoners door het water verzwolgen.

De gebeurtenissen worden verteld door een jeugdvriend die door Roderick was uitgenodigd om hem op te vrolijken. Het tegenovergestelde gebeurt echter en ook de anonieme verteller (William in de opera) wordt meegesleept in de algehele sfeer van verval. Meteen na de dood van de beide hoofdpersonen ontvlucht hij het kasteel en weet zich daardoor op het nippertje in veiligheid te stellen. Als hij achterom kijkt ziet hij nog net hoe de ruïne met de lichamen van Roderick en Madeline door het water wordt verzwolgen.

Poe's populariteit in Frankrijk verleidde Debussy reeds om dit verhaal tot opera om te werken, maar hij moest zijn poging staken. Gefascineerd door het gegeven stuitte Serge van Veggel, regisseur en artistiek leider van Opera2Day, echter op een wel voltooide kameropera van Philip Glass uit 1988. In samenwerking met het Scapino Ballet leidde dit tot een opmerkelijke en gezien het gegeven onverwacht onderhoudende theateravond die afgelopen woensdag in Den Haag in première ging.

Uitgangspunt voor de door Van Veggel ontworpen voorstelling is de presentatie van Glass' opera als analyse van een psychische casus en om dat visueel te onderstrepen werd in het suggestieve decor van Herbert Janse gerefereerd aan het bekende analytisch theater van Boerhaave in Leiden. Met melancholie als hoofdthema lag daarbij een sfeer van zwaarmoedigheid voor de hand, maar die verwachting werd op een weldadige manier doorbroken. Dat begon al in de hal van de Koninklijke Schouwburg, waar 'medische assistentes' de bezoekers uitnodigden voor een 'intake' om de aard en het niveau van hun melancholische gesteldheid te testen.

Parallel daaraan kon het publiek in de zaal in de stemming komen met kleinere composities van Glass, afgewisseld met composities en soundscapes van David Hamburger en associatieve teksten van scholieren en studenten. Dat voorprogramma ging vloeiend over in de eigenlijke voorstelling, beginnend met een inleiding van een 'geneesheer-directeur' die ons de 'casus Roderick Usher' ging voorleggen. In een cabareteske solo betrok René Broeders in die rol het publiek op basis van de eerder gevoerde 'intake-gesprekken' bij het onderwerp, en dat alles bij een open toneel dat beheerst werd door een enorme, prachtig uitgevoerde schedel.

Ondertussen namen dirigent Carlo Boccadoro en het New European Ensemble hun plaatsen in de orkestbalk in voor de opera zelf die vanaf het eerste moment verraste door een partituur waarin Glass zijn minimalistische structuren opvallend dramatisch toepaste. De op de handeling afgestemde muzikale bogen bleken korter dan we gewend zijn uit bijvoorbeeld Einstein On The Beach.

Doordat de structuren minder machinaal-repeterend overkwamen, sloot de muziek ook nauw aan bij de tekst van Arthur Yorink, maar even over de helft, toen eigenlijk alles gezegd was en het slot zich aandiende, zakte de muzikale spaning even in. Een incidentele te lang doorgetrokken lijn viel echter weg tegen de theatrale dynamiek van het New European Ensemble onder David Boccadoro, terwijl de intieme akoestiek van de Koninklijke Schouwburg hun spel extra accentueerde.

Op het toneel lijkt de slanke Santiago Burgi met zijn nu eens delicaat beschouwende, dan weer naar het hysterische neigende tenor de ideale verpersoonlijking van de onevenwichtige Roderick. Knap ook hoe de bariton Drew Santini hoorbaar maakt hoe zijn jeugdvriend steeds meer in de greep komt van het verval waarmee hij geconfronteerd wordt. De soms bloedstollende vocalises van de onzichtbare Lucie Chartin omgaven de wegterende Madeline met het onwezenlijke waarom het verhaal van Poe vraagt.

Een bijzonder sterke vertolking kwam van de danseres Ellen Landa als de 'zichtbare' Madeline. Met grote fysieke discipline bereikte zij een elektriserende aanwezigheid, ongeacht of zij meeging met de vervreemdende klanken van een speeldoos of simpel door het eeuwige water waadde dat de manshoge schedel omgaf. Niet minder knap was hoe zij zich als een verslapt levenloos lichaam over het toneel liet dragen, maar onvergetelijk werden de lange minuten waarin zij schijndood voorop het toneel lag, het hoofd naar beneden en het gezicht naar de zaal. Een horror-effect dat Edgar Allan Poe waardig was!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links