Opera en operette

 

© Paul Korenhof, maart 2025

 

Janáček: Uit een dodenhuis

Joshua Bloom (Alexandr Petrovic Gorjanikov), Bekhzod Davronov (Aljeja), Roland Wood bariton (Sjisjkov e.a.), Jan Martiník (Commandant), Alexey Dolgov (Sapkin e.a.), Tim Kuypers (Kleine gevangene e.a.), Stephan Rügamer (Luka), Maria Warenberg (Prostituee), Sam Carl (Don Juan e.a.), Julian Hubbard (Skoeratov), Zbigniew Malak (Lange gevangene e.a.), Frederik Bergman (1ste gevangene e.a.), Mark Omvlee (Gevangene met de adelaar e.a.), Ben Heijnen (Bewaker)
Groot Omroepkoor
Radio Filharmonisch Orkest
Dirigent: Karina Canellakis
Amsterdam, 22 maart 2025

Janáček's Uit een dodenhuis is een moeilijke opera, zowel voor het publiek als voor de uitvoerenden. In plaats van een verhaal, handeling of plot biedt het libretto een aantal korte scènes, voor het merendeel zelfs zeer kort, die zo weinig onderlinge relatie hebben dat op enkele uitzonderingen na de personages nauwelijks herkenbaar kunnen worden en dat daarbij van duidelijke karakters geen sprake is. Na aftrek van de voorspelen en het toneelstukje (meer een pantomime) over Don Juan dat een groot deel van het tweede bedrijf beslaat, blijft er nauwelijks een uur aan muziekdrama over, maar daarin vragen wel bijna twee dozijn personages onze aandacht.

Het is het gevolg van een tot een ver doorgevoerd streven Janáček naar realisme en een zo natuurlijk mogelijk omgaan met de half ge\zongen, half gesproken teksten van het door hemzelf geschreven libretto. In zijn laatste opera heeft dat echter wel tot een fascinerend resultaat geleid, uiterst boeiend in ieder detail. Het probleem is echter dat Uit een dodenhuis zo'n enorme overvloed aan details met zich meebrengt, zowel in het libretto als in de daarop stoelende muziek, dat een niet goed voorbereide toeschouwer het gevaar loopt door de bomen het bos niet meer te zien. En voor de toehoorder bij een concertante uitvoering, die zonder de visuele hulp van een enscenering is aangewezen op een toch altijd ontoereikende boventiteling, geldt dat nog veel meer.

Hoe gecompliceerd Uit een dodenhuis is, blijkt al uit het bij deze ZaterdagMatinee verstrekte programmaboekje, waarin alleen de gedegen en (noodzakelijk) gedetailleerde toelichting van de Belgische musicoloog Francis Maes reeds tien volle pagina's in beslag neemt. En daar blijft het niet bij. Voor een in scènes opgedeelde synopsis van deze anderhalf uur durende opera zijn nog eens drie pagina's nodig - en voor een goed begrip van het werk is dat geen regel te veel!

Bij het schrijven van het libretto, dat hij baseerde op Aantekeningen uit het dodenhuis van Dostojevski, heeft de componist nogal wat wijzigingen aangebracht en men kan zich afvragen of het nuttig is daar in een programmaboekje gedetailleerd op in te gaan. Het antwoord op die vraag luidt echter zonder meer bevestigend. Veel van die wijzigingen zijn kenmerkend en zelfs essentieel voor Janáček's psychologisch realisme en het enige probleem is dat menige toehoorder - als hij dat programma al aanschaft - pas na afloop in staat zal zijn die toelichting de vereiste aandacht te geven.

Met andere woorden: wie niet goed voorbereid naar zo'n uitvoering komt, kan weinig meer doen dan zich - al dan niet met de boventiteling als leidraad - laten overweldigen door een kleurrijke, knap geïnstrumenteerde partituur. Het strakke, scherp geaccentueerde spel dat Karina Canellakis ontlokte aan het Radio Filharmonisch Orkest, leek op sommige momenten eigenlijk zelfs te mooi voor de troosteloze sfeer van een Siberisch strafkamp. Hoogtepunt daarbij werd het bijna expressionistische muzikale schilderij dat Canellakis met het orkest opbouwde tijdens de pantomime in het tweede bedrijf. In de scènes daaromheen was het echter steeds weer de zang van de solisten die de harde realiteit van het strafkamp door de fraaie orkestklank heen deed doorbreken, en daarmee meer dan eens associaties opriep met actuele gebeurtenissen.

Sterk beeldende momenten in deze uitvoering waren vooral te danken aan de bas Jan Martiník als een zich ook op het concertpodium uitlevende, weinig empathische kampcommandant, en aan de bariton Roland Wood die de dramatische en uiterst wrange vertelling van Sjisjkov in het derde bedrijf een aangrijpende dramatiek meegaf. Maar wel met behulp van de boventiteling, want meeslepende zangpartijen schreef Janáček voor deze opera niet.

Andere opmerkelijke momenten waren vooral te danken aan de helder naar voren komende relatie tussen de vaderlijke Petrovic (de bas Joshua Bloom) en de jonge Aljeja, (in deze uitvoering geen sopraan maar de tenor Bekhzod Davronov). Voorzover de akoestische omstandigheden dat toelieten, kwam de gehele bezetting trouwens vocaal imponerend over, maar de structuur van het werk maakte het de overige solisten moeilijker zich echt te profileren. Een speciaal woord van lof geldt overigens de heren van het Groot Omroepkoor, eerstens vanwege hun vocale bijdragen, maar ook omdat zij, soms als geheel, maar soms ook gesplitst in secties van gevangen en bewakers, aan dit concert nog een beetje een theatraal aspect verleenden.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links