Verdi: La forza del destino
James Creswell (Il marchese di Calatrava), Eva-Maria Westbroek (Donna Leonora), Franco Vassallo (Don Carlo), Roberto Aronica (Don Alvaro), Veronica Simeoni (Preziosilla), Vitalij Kowaljow (Padre Guardiano), Alessandro Corbelli (Fra Melitone), Roberta Alexander (Curra), Roger Smeets (Un alcalde), Carlo Bosi (Mastro Trabuco), Peter Arink (Un chirurgo)
De Nationale Opera
Nederlands Philharmonisch Orkest
Dirigent: Michele Mariotti
Regie: Christoph Loy
Toneelbeeld: Christian Schmidt
Gezien: Amsterdam, 9 september 2017
Volgende voorstellingen: zie www.dno.nl
 |
Preziosilla (Veronica Simeoni), dansers en koor van de Nationale Opera.
Foto: Monika Rittershaus/DNO |
Wat sommige critici (meestal geen echte operaliefhebbers) ook mogen beweren: La forza del destino behoort tot het beste wat Verdi geschreven heeft. En niet alleen muzikaal, ook dramatisch. Het verwijt dat het verhaal fragmentarisch is en als los zand aan elkaar hangt, is even onzinnig als het bekende fabeltje dat het verhaal van Il trovatore onbegrijpelijk is. Ja, wie het libretto niet gelezen heeft, kan La forza del destino fragmentarisch en Il trovatore onbegrijpelijk noemen, maar zeker in een tijd waarin opera's niet meer in vertaling worden uitgevoerd, is lezing van de tekst een vereiste voor een goed begrip van de partituur. En een criticus die het libretto niet gelezen heeft, zou niet eens over een opera mogen schrijven!
De basis voor het libretto vormde Don Alvaro, o la Fuerza del sino
van Angel de Saavedra, hertog van Rivas, evenals het uitgangspunt
voor Il trovatore een hoogromantisch Spaans toneelstuk over een
exotische Sturm-und-Drang-held die ten onder gaat in een wereld van
eer en bloedwraak. De Don Alvaro uit de titel is een troonpretendent
uit het door de Spanjaarden bloedig overheerst land van de Inca's die
in Spanje eerherstel zoekt voor zijn ouders, en daarbij zelf een plaats
in het leven tracht te vinden. Verdi en zijn librettisten Piave (eerste
versie, 1862) en Ghislanzoni (wijzigingen tweede versie, 1869) concentreerden
zich in hun bewerking op de liefdesrelatie van Alvaro met Leonora, een
dochter uit een verarmd adellijk geslacht, wier vader zich van meet
af aan fel tegen hun relatie heeft verzet.
Fra Melitone
Het feit dat de confrontaties van de beide hoofdpersonen zich beperkten tot het begin en het slot van de opera leverde twee centrale bedrijven op waarin eerst Leonora (tweede bedrijf) en dan Alvaro (derde bedrijf) centraal staan, maar dramaturgisch is die constructie zowel logisch als helder. Op dit punt van zijn carrière zag Verdi in dit gegeven echter ook de mogelijkheid om te experimenteren met volksscènes en bovendien maakte hij gretig gebruik van de kans om een scène in te lassen uit Wallensteins Lager van Schiller, hier resulterend in de boetepredicatie van Fra Melitone.
Het resultaat van die opzet, waaraan de componist in totaal dus met grote onderbrekingen acht jaar gewerkt heeft, werd geen 'simpel' muziekdrama in de stijl van Rigoletto of La traviata, maar een lange en kleurrijke opera waarin verschillende lijnen met elkaar verweven zijn. Van onduidelijkheid of een gebrek aan logica is geen sprake met één kleine uitzondering, Voor de boetepreek Fra Melitone moest deze Spaanse kloosterbroeder, Verdi's eerste komische karakter sinds Un giorno di regno, opduiken in een legerkamp in Italië. Het resultaat is een kostelijke scène die vooruitloopt op de genialiteit van Falstaff.
Dat een groot deel van die scène in het Italiaanse legerkamp geen relatie heeft met de hoofdhandeling, is eveneens een feit, maar wat Verdi ons daarvoor teruggeeft, doet alle kritiek verstommen. De partituur van La forza del destino toont ons in de taferelen rond de drie hoofdpersonen de gerijpte componist op het hoogtepunt van zijn carrière en het optreden van Fra Melitone leidt tot verrukkelijke muzikale komedie, waarbij de karaktertekening deze scènes het kluchtniveau ver doet ontstijgen.
Gelukkig had DNO voor Verdi's eerste komische rol sinds Un giorno
di regno niet het oog laten vallen op een echte buffo-bas, het zangerstype
dat we er tegenwoordig regelmatig in horen. Verdi heeft deze rol nadrukkelijk
geschreven voor een 'baritono brillante', een schaars type bariton met
een helder timbre en toch de laagte en de kleuring om ook sommige komische
basrollen te kunnen zingen. Dat etiket past geheel op de Italiaanse
bariton Alessandro Corbelli, een buffo-specialist in de traditie van
Melchiorre Luise en Renato Capecchi en evenals zijn grote voorgangers
een komediantesk theaterdier van de eerste orde, die op zijn 65ste een
verlaat maar succesvol DNO-debuut mocht maken.
 |
Op de voorgrond: zittend Carlos (Franco Vassallo), liggend Alvaro (Roberto Aronica). Foto: Monika Rittershaus/DNO |
Absoluut hoogtepunt
Hoogtepunt van de partituur vormt echter het ensembletafereel in het legerkamp, waar meeslepende koorscènes gelardeerd zijn met juweeltjes van detailwerking, en waar wervelende en elegante dansmuziek bewijst dat Verdi ook als balletcomponist weinig concurrentie te duchten had. Het werd ook het absolute hoogtepunt van de DNO-productie, met meesterhand vormgegeven door regisseur Christoph Loy en choreograaf Otto Pichler, en door het veelkoppige ensemble van zangers, dansers en figuranten uitgevoerd met een vaart, een flair en een discipline die aan het uitverkochte Muziektheater een orkaan van bijval ontlokten.
Centraal in deze scènes stond het koor van De Nationale Opera,
dat onder Ching-Lien Wu zijn bekroning als 'beste operakoor ter wereld'
ten volle waar maakte. Dat het 'Rataplan-koor' hier niet het briljante
slotakkoord vormde, lag minder aan het feit dat deze muziek ons nu wat
oubollig in de oren klinkt, dan aan de Preziosilla van de mezzosopraan
Veronica Simeoni, die haar engagement als zigeunerin en marketenster
meer waarmaakte in spel en beweeglijkheid dan door haar vocale kwaliteiten.
In totaliteit torende dit tafereel hoog uit boven de productie van de Nederlandse Opera uit 1962, hoewel ik ondanks de bijdrage van Corbelli toch met enige weemoed terugdenk aan de Fra Melitone van Renato Capecchi en sinds zaterdag ook aan de Preziosilla van Rena Garazioti, geen mezzosopraan op sterniveau, maar wel een zangeres die paste binnen het toenmalige Holland Festival.
Jeugdige overmoed
Een doorslaggevende factor bij de indruk die niet alleen het derde bedrijf maar de hele opera muzikaal maakte, was het DNO-debuut van Michele Mariotti, een Italiaanse dirigent wiens ster de afgelopen jaren aan het muzikale firmament omhooggeschoten is. Aan het hoofd van een enthousiast reagerend Nederlands Philharmonisch orkest bleek hij niet alleen een bevlogen orkestleider, maar ook een dirigent met gevoel voor precisie die Verdi's dramatiek combineerde met de technische precisie en de klanknuances waar diens partituren om vragen. En als een enkel detail, zoals een ongeschreven ritardando aan het slot van het tweede tafereel, de dramatische impuls even verstoorde, getuigde dat eerder van jeugdige overmoed dan van gebrek aan inzicht.
Voor de rol van Leonora, door Verdi bedeeld met drie van zijn mooiste
sopraanaria's, twee schitterende duetten en misschien wel zijn mooiste
sterfscène, kon DNO een beroep doen op Eva-Maria Westbroek, die
drie jaar geleden al in deze rol in Brussel te horen was. Mogelijk zit
zowel de herinnering aan de voorstelling van toen als aan Gré
Brouwenstijn in 1962 (mijn eerste Forza) mij een beetje dwars,
maar bij de première riep de zang van Westbroek gemengde gevoelens
bij mij op. De stem was er wel en het verontrustende vibrato dat ik
tot mijn vreugde enkele maanden geleden in Wozzeck niet meer
hoorde, leek ook in Verdi's muziek teruggedrongen. Het was echter alsof
zij haar zang afgelopen zaterdag niet helemaal onder controle had en
ik wacht op een tweede voorstelling eer ik mij waag aan een mogelijk
meer gefundeerd oordeel.
 |
Leonora (Eva-Maria Westbroek) en Curra (Roberta Alexander).
Foto: Monika Rittershaus/DNO |
Vriendschap en wraak
De veeleisende rol van Don Alvaro was bij Roberto Aronica in betrouwbare handen, maar zijn optreden in het eerste bedrijf en in zijn aria aan het begin van het derde leek wat onbeheerst (premièrezenuwen) en in de door Verdi bescheiden geïnstrumenteerde slotscène had hij de neiging te veel kracht te zetten. Beter op dreef was hij in zijn scènes met Don Carlo, drie lange tenor-baritonduetten die bij operaliefhebbers terecht grote faam hebben verworven. Mutatis mutandis kan hetzelfde gezegd worden van de bariton Franco Vassallo.
De met oude normen en waarden verbonden Don Carlo di Vargas (door DNO
ten onrechte aangeduid als Don Carlos di Vargas - een taalkundige contradictio
in terminis) werd door Verdi bewust verpakt in een traditionele baritonpartij
die muzikaal doet denken aan graaf Luna in Il trovatore en zelfs
aan Enrico in Donizetti's Lucia di Lammermoor. Het optreden van
Vasallo in het tweede tafereel liet van deze binding met conventioneel
bel canto nog weinig merken, maar vanaf zijn opkomst in het derde bedrijf
groeide hij in zijn rol, zowel vocaal als in uitbeelding. Een opmerkelijk
detail in zijn interpretatie was dat de regie hem de kans bood om in
de twee grote 'wraakduetten' te laten doorschemeren dat hier bepaald
niet sprake was van een zwart-witsituatie. Je voelde bijna de innerlijk
strijd tussen Carlo's vriendschap voor Alvaro en zijn Spaanse eergevoel
dat hem dwong zowel zijn vriend als zijn zuster te doden.
Partituurgetrouw
Het vocale aandeel werd op niveau afgerond door de bas Vitalij Kowaljow
als een sonore, niet altijd in legato excellerende Padre Guardiano,
de tenor Carlo Bosi als een markante Mastro Trabuco (die overigens ook
de overstap maakte van Spanje naar Italië) en Roberta Alexander
die na 33 jaar afwezigheid bij DNO een duidelijk aanwezige Curra neerzette.
Roger Smeets kreeg als alcalde in deze regie weinig autoriteit mee en
dat was dan een van de weinige momenten waarop Christoph Loy zich van
tekst en muziek verwijderde. Verder toonde hij zich bijzonder partituurgetrouw
met een regie die overigens wel enkele vraagtekens opriep. Om mij tot
het slottafereel te beperken: dat begint met Leonora half verborgen
achter een kast, een vreemde plaats voor een kluizenaar, en als zij
door haar broer dodelijk verwond is, gaat zij tijdens haar sterfscène
eerst even op een tafel liggen, terwijl haar geliefde Alvaro uit de
verte staat toe te kijken en niet eens naderbij snelt. Moderne regisseurs
vinden operalibretto vaak onlogisch, maar ondertussen grossieren zij
in hun toneelbeelden met een nog veel groter gebrek aan logica.
Een ander punt is dat Loy om de een of andere reden de ouverture veranderde
in een gemimede proloog om drie fasen uit het leven van Leonora te tonen,
van kindertijd tot volwassenheid. Evenals enkele andere 'erbij verzonnen'
details voegde het niets toe en in dit geval leidden de overbodige beelden
alleen maar de aandacht af van de uitstekend gespeelde, muziekdramatisch
zeer functionele ouverture die op dat moment uit de bak opklonk.
 |
Alvaro (Roberto Aronica, in pij), Carlos (Franco Vassallo, op trap) en Leonora (Eva-Maria Westbroek). Foto: Monika Rittershaus/DNO |
Houten decorvloer
Vragen kan men eveneens stellen bij de toneelbeelden van Christian
Schmidt met als uitgangspunt een enorme Spaanse kasteelkamer waarin
- o wonder! - in het eerste bedrijf de stralende middagzon naar binnen
schijnt als we horen zingen dat het middernacht is. Op die visuele basis
werd met aanvaardbare aanpassingen doorgeborduurd tot het laatste bedrijf.
Nadat eerst Padre Guardiano en Fra Melitone daar omringd door monniken
een gesprek hebben gevoerd dat duidelijk niet voor andere oren bestemd
is, wordt diezelfde kamer opeens een kluizenaarsverblijf met openslaande
deuren naar een trappenhuis waar Alvaro en Carlo duelleren. Ben ik echt
de enige die dat niet snapt?
Tot slot een woord van lof voor de muzikaliteit van Loy en zijn ontwerper.
Niet alleen ging de regie nergens tegen de muziek in, maar ook zagen
we eindelijk weer eens een decor dat op alle momenten akoestisch meewerkte
en de stemmen op dat punt in een warm bad legde. Die houten decorvloer
zou zelfs in alle voorstellingen in het Muziektheater verplicht gesteld
moeten worden!
______________________
Zie ook: Forza in
de pers: een 'draak' vol 'lulkoek'