Stephan: Die ersten Menschen
Kyle Ketelsen (Adahm), Leigh Melrose (Kajin), Annette Dasch (Chawa), John Osborn (Chabel)
Koninklijk Concertgebouworkest
Dirigent: François-Xavier Roth
Regie: Calixto Bieito
Decor: Rebecca Ringst
Kostuums: Ingo Krügler
Licht: Michael Bauer
Video: Sarah Derendinger
Gezien: 3 juni 2021
Informatie: www.operaballet.nl
Het blijft een onwezenlijke ervaring: voor het eerst weer naar de opera, maar wel met mondkapjes, een negatief testbewijs en met niet meer dan 350 toeschouwers. Verder vier eenzame zangers op een kaal, naar voren uitgebouwd toneel met achter een gaasdoek op een enorme tribune het Koninklijk Concertgebouworkest. En dat alles voor een feestelijk evenement bij uitstek: de 'heropening' van De Nationale Opera, de opening van het Holland Festival 2021 en de Nederlandse première van Die ersten Menschen van Rudi Stephan.
Vreemd genoeg paste dat alles wonderwel bij elkaar, vooral door het vervreemdende effect van een voor driekwart lege zaal in combinatie met een toneel waarop de vier eerste mensen een nog legere wereld bevolken. Of een alweer lege wereld, want het is niet moeilijk het scheppingsverhaal te gebruiken als metafoor voor een wereld waarop een natuurramp, een kernoorlog of een enorme pandemie heeft toegeslagen. (Om de klanken van een weer live hoorbaar KCO als metafoor voor het 'goddelijke' te zien is een halte te ver, maar een hemels genoegen was het wel! Spontane publieksreacties na afloop lieten daarover geen twijfel bestaan!)
 |
De programmering van Die ersten Menschen, een noodgreep als gevolg van het feit dat de oorspronkelijk geplande productie binnen de coronaprotocollen onmogelijk was, blijkt daarmee een dubbele verrassing. Het belangrijkste is echter (ook de coronaramp heeft voordelen!) dat we eindelijk kunnen kennismaken met de enige opera van de in 1915 op 28-jarige leeftijd gesneuvelde Stephan, een werk dat nooit tot het grote repertoire is doorgedrongen. (De door DNO gespeelde versie is overigens een door Karl Holl herziene versie uit 1924, die dankzij bekortingen zonder pauze gespeeld kan worden.)
Wat Stephan nog had geschreven als hij tijdens WOI niet door een kogel was getroffen, zullen we nooit weten, maar zijn muziek ademt in alles het tweede decennium van de vorige eeuw. Het klankidioom lijkt dat van Strauss met een vleugje Debussy en een snufje Janáček (Jenufa), maar duidelijk is vooral dat de jonge componist zocht en experimenteerde op basis van een groot compositorisch talent en een uitmuntend gevoel voor instrumentatie.
 |
Knap is hoe Stephan bij dat alles thema's eerst duidelijk maar onnadrukkelijk neerzet om ze vervolgens bijna wagneriaans te verweven. (Een voorbeeld: de hobo in de beginmaten die het hoofdthema lijkt te worden van de vrouwelijke hoofdpersoon Chawa). Opmerkelijk, zeker voor een eerste opera, is daarbij de manier waarop dramatische ontwikkelingen in het orkest verwerkt en becommentarieerd worden. Hetzelfde geldt voor zijn inzicht in het werken met climaxen: ze zijn soms overweldigend maar gaan nooit te ver, wat hun dramatische effect juist versterkt.
De aanwezigheid van een flink bezet KCO onder leiding van een merkbaar enthousiaste François-Xavier Roth wordt door deze onbekende partituur alleszins gerechtvaardigd. Alleen al het orkestrale aandeel, van prachtig gefraseerde instrumentale soli tot zinderende tutti, maakt de gang naar het theater de moeite waard! Jammer dat het in de huidige situatie vrijwel onmogelijk is zo'n voorstelling meerdere malen te bezoeken (en helemaal jammer dat een adequate radioweergave op ouderwets FM-niveau zowel door Hilversum als door sommige kabelexploitanten onmogelijk wordt gemaakt).
 |
Ideologische parafrase
Problematisch is echter het libretto, een toneeltekst van Otto Borngräber (1874-1916) uit een tijd waarin het denken van jongere intellectuelen sterk beïnvloed werd door het gedachtegoed van Darwin, Nietzsche en Freud. Stilistisch en inhoudelijk vertoont zijn werk kenmerken van het toen sterk aanwezige symbolisme en het opkomend expressionisme. In dat kader greep hij in Die ersten Menschen het verhaal van Kaïn en Abel aan voor een revolutionaire, zeker in die tijd schokkende behandeling, waarin de broedermoord vooral voortkwam uit seksuele frustraties en incestueuze gevoelens.
De handeling komt hierop neer dat van de twee eerste mensen Adahm (Adam) zich toelegt op het bewerkbaar maken van de grond, terwijl Chawa (Eva) terugverlangt naar de lente van haar leven en de jonge, hartstochtelijke Adahm van toen. Zoon Chabel blijkt een religieus bevlogen romanticus die zich wijdt aan wijdt zich toe aan de verering van (een door hem ontdekte!) God, terwijl de natuurmens Kajin gedreven wordt door onvervulde verlangens en het zoeken naar zinsbevrediging ('das wilde, wilde Weib').
Als Chawa in een slapeloze nacht, verblind door het maanlicht en onvervulde erotische verlangens, in haar zoon Chabel de jonge Adahm terugziet, wordt hun samenzijn bespied door Kajin die zelf evenmin vrij is van incestueuze gevoelens. Bovenop zijn jaloezie is het vooral zijn erotische verlangen naar zijn eigen moeder dat hem uiteindelijk drijft tot broedermoord, waarna hij in de wildernis verdwijnt. Chawa en Adahm blijven achter en verenigd zien zij een nieuwe tijd voor de mensheid tegemoet.
 |
Dat zo'n parafrase op een bijbels gegeven indertijd niet in goede aarde viel, is begrijpelijk; de eerste voorstelling van het stuk in München leidde zelfs tot een algeheel verbod in het hele, overwegend katholieke Beieren. Afgezien van het incestueuze aspect speelde daarbij zeker ook het godsbegrip een grote rol. Na Nietzsche's 'God is dood' kwam Borngräber immers met een God die door de mens was uitgevonden. Adahm reageert daarop uitzinnig van vreugde ('Chabel bracht ons iets nieuws [...] Hoor de redding van de mens!') en schijnbaar gaat Chawa daarin gewillig mee. Zij uit echter ook haar twijfels: als God haar alles gaf, hoe kan het dan dat zij alles ook al had voordat hij het haar gaf? Een 'uitgevonden' God aan wie ook nog getwijfeld werd, viel niet echt goed in het wilhelminische Duitsland!
Op zich is niet verwonderlijk dat een schrijver die zich afzet tegen gevestigde denkpatronen, zich verliest in sterk ideologische getinte teksten. Bij essays of andere theoretische verhandelingen is dat ook geen probleem, maar romans en toneelstukken vragen daarnaast toch om aandacht voor handeling en karaktertekening. Niet alleen is de tekst van Borngräber bijna een 'Lehrstück' waarin zijn ideologische houding zich vooral uit in 'oneliners' (dankbaar aangegrepen voor het programmaboek van DNO), maar ook verliest hij zich in een overdaad aan symbolisme en getheoretiseer.
De 'oervrouw'
Fascinerend als dramatisch element is vooral Chawa die in haar onbevredigde verlangens uitgroeit tot een mens van vlees en bloed. Als zij ('de vrouw') na een inwendige strijd uiteindelijk haar lot accepteert, blijkt zij bovendien sterk genoeg er ook bewust invulling aan te geven. In de vertolking van Annette Dasch groeit Chawa daarmee uit tot het centrum van de handeling, in zang en spel zinderend van onvrede en erotiek, en met een sterke karaktergroei in het tweede bedrijf. Dat zij daar niet alleen misleid wordt door het maanlicht, maar ook door de romantische uitstraling van Chabel wordt versterkt door het charisma waarmee John Osborn de bevlogen neerzet als half profeet half hogepriester.
Op veel momenten lijken de mannenrollen echter niet veel meer dan wandelende symbolen die slechts bij vlagen tot echte karakters uitgroeien. Kyle Ketelsen krijgt op dit punt de minste kansen, maar bezit wel de persoonlijkheid om met zijn heldere bas Adahm in al zijn scènes sterk aanwezig te laten zijn. De grootste emotionele uitersten zijn toevertrouwd aan Kajin, eeuwig zoekend naar bevrediging en 'das wilde, wilde Weib' om uiteindelijk te ervaren dat zijn broer ten deel valt waarvan hij zelf alleen kan dromen.
(Merkwaardig detail: overal in het libretto wordt gesproken over 'das wilde, wilde Weib' tot Kajin bij zijn vertrek de wijde wereld in dat nuanceert tot 'Lass mich sterben an dem wilden, süssen Weib'. In de boventiteling was tijdens de gehele voorstelling echter te lezen dat Kajin zou verlangen naar 'de zachte, wilde vrouw', waardoor die psychologische nuancering aan het slot enigszins te niet werd gedaan.)
 |
Tijdloze regie
Van de regie van Calixto Bieito kan bij wijze van uitzondering eens worden gezegd dat deze uitstekend bij de partituur aansloot. (Het was waarschijnlijk ook de eerste keer sinds jaren dat Bieito bij het slotapplaus niet op boe-geroep onthaald werd!) Triest is dat hij dit bij voorbaat verklaarde (NRC, 3 juni) met de constatering dat hij door de onbekendheid van de opera ditmaal niet tegen verwachtingspatronen kon ingaan. Het typeert de houding van veel regisseurs tegenover bekende opera's: het gaat er niet meer om het werk te regisseren, maar om het publiek te choqueren, ook als dat gebeurt met een regie die niets meer met tekst en muziek te maken heeft!
In dit geval leverde Bieito echter een strakke, in veel opzichten zelfs sobere regie af waarin de emoties van Chawa een centrale rol speelden die haar uiteindelijk - en mede dankzij knap functionerende videobeelden - de allure gaven van een 'oermoeder'. De feitelijke handeling speelt zich daarbij af met vier volledig eigentijdse personen rond een met fruit en bloemen overladen eettafel zonder overbodige actualisering en zonder al te concrete verwijzingen. Stephan's opera werd een tijdloze metafoor met het accent volledig op de personages.
Het overwegend witte toneelbeeld van Rebecca Ringst met een tafel, stoelen en de indicatie van een huis wordt regelmatig verlevendigd met kleurige videobeelden. Achter een regelmatig met strijklicht of projecties afgevuld gaasdoek verleent het vaag zichtbare KCO de wereld van Adahm en Chawa een mooie dieptewerking, terwijl de plaatsing van de musici op een tamelijk steile tribune akoestisch voortreffelijk blijkt te werken. Wel moet gezegd dat in het tweede bedrijf, als de personages in de tekst soms minder geprofileerd overkomen, ook de regie enigszins vervaagt en zelfs dreigt te verzanden in minder precieze accentueringen.
Dat het programmaboek sporen van haastwerk vertoont, is begrijpelijk, maar vreemd is wel de gebrekkige informatie op de websit (klik hier). De - voor velen onbekende - componist wordt alleen maar één keer genoemd, de librettist helemaal niet en over het werk wordt niet meer verteld dan 'het verhaal' (een niet echt adequate aanduiding voor een niet helemaal adequate synopsis). Wel is er een link naar het digitale programmaboek en dat valt toe te juichen, al was het maar vanwege de mogelijkheid vooraf het libretto te kunnen lezen.