Opera en operette

Intrigerend en bloedmooi

 

© Paul Korenhof, februari 2025
© Foto's: De Nationale Opera | Filip Van Roe

 

Mozart: Idomeneo, rè di Creta

Daniel Behle (Idomeneo), Cecilia Molinari (Idamante), Anna El-Khashem (Ilia), Jacquelyn Wagner (Elettra), Linard Vrielink (Arbace), Angel Romero (Gran Sacerdote di Nettuno), Jasurbek Khaydarov (La Voce) e.a.
Dansers van Eastman
De Nationale Opera
Nederlands Kamerorkest
Dirigent: Laurence Cummings
Regie: Sidi Larbi Cherkaoui
Toneelbeeld: Chiharu Shiota
Kostuums: Yuima Nakazato
Amsterdam, 7 februari 2025
www.operaballet.nl

De bijzondere plaats van Idomeneo binnen het oeuvre van Mozart wordt meestal gerelateerd aan het feit dat de 24-jarige componist in hoge mate geïnspireerd werd door het contact met een orkest uit de Mannheimer Schule. Daarbij wordt dan echter voorbijgegaan aan de rol die het libretto gespeeld heeft. De tekst van Gianbattista Varesco is weliswaar geen literair meesterwerk, maar heeft wel een opmerkelijk karakter waaraan Mozart zelf al corresponderend het nodige heeft bijgedragen. Dat libretto legde namelijk de basis voor de eerste en enige serieuze opera van Mozart die geen 'opera seria' is.

Tragédie lyrique
Wie met enige kennis van de opera in de 18de eeuw Varesco's tekst doorbladert, merkt al snel dat de structuur nogal afwijkt van de toen gebruikelijke libretti. De opera seria was immers van de eerste tot de laatste letter gebonden aan regels en conventies, maar in Idomeneo ontbreken zelfs de meest essentiële kenmerken van dat genre, dat vooral in Italië, Oostenrijk en Duitsland lange tijd de toon aangaf. Logisch! De opzet van Varesco en Mozart was namelijk het schrijven van een muziekdrama in de traditie van de Franse tragédie lyrique met haar ensembles en koorscènes, en dat verschilde aanzienlijk van de vrijwel uitsluitend uit recitatieven en aria's opgebouwde 'Napolitaanse opera'!

Als argumenten om Idomeneo als opera seria te zien, vermeldt het programmaboek van DNO de indeling in drie bedrijven en de afwisseling van zangnummers met recitatieven. Onzin natuurlijk! Zeker een derde van alle opera's die ooit geschreven zijn, heeft drie bedrijven en in zo ongeveer alle opera's uit de 18de eeuw horen we secco-recitatieven, zelfs nog in de komedies van Rossini en enkele van Donizetti (L'elisir d'amore) uit de 19de eeuw, dus dat is evenmin een criterium. Daarbij ga ik nog voorbij aan het feit dat Mozart deze recitatiefvorm in Idomeneo eigenlijk heel sporadisch toepaste, veel minder in ieder geval dan in bijvoorbeeld zijn Da Ponte-opera's.

Revolutionair
Opvallend is daarnaast dat in het programmaboek geen aandacht wordt besteed aan het meest revolutionaire element in de partituur: Mozart's experimenteren (ruim veertig jaar vóór Weber's Euryanthe en meer dan een halve eeuw vóór Wagner!) met de doorgecomponeerde operavorm. Een duidelijk voorbeeld vormt het slot van het eerste tafereel waar een koorscène vloeiend overgaat in een aria van Elettra, waarna de muziek naadloos over de scènewisseling doorloopt naar de op het strand geworpen Idomeneo. En dat zijn in deze opera niet de enige doorgecomponeerde momenten, waarbij de diverse en door de instrumentatie bijzonder expressieve 'orkestrecitatieven' (recitativo accompagnato) de indruk van een doorlopende muziekstroom nog versterken!

Juist omdat het orkest in deze partituur zo'n grote rol speelt, is het jammer dat de directie van Laurence Cummings bij de première tamelijk plichtmatig overkwam, te veel neigend ook naar de sfeer van de opera seria, met onder meer een redelijk strakke ritmiek en weinig aandacht voor de karakters in de begeleiding van de solisten. Het Nederlands Kamerorkest speelde nauwgezet, op de instrumentale afwerking was niets aan te merken, maar in de klank ontbrak toch een element van warmte en flexibiliteit. Mozart schreef zijn partituur in de beginfase van de Romantiek en dat mag best hoorbaar zijn. Bovendien mag beter doorklinken dat het werk als Italiaanse tegenhanger van de tragédie lyrique in de lijn ligt van Gluck's Alceste (1776) en Iphigénie en Tauride (1779), opera's met beduidend meer aandacht voor de karakters en de individuele emoties dan in de gemiddelde opera seria.

Verrassende Arbace
Als de aanvankelijk vooral fysiek en daarna ook emotioneel getergde Idomeneo overtuigde de tenor Daniel Behle mij meer dan in zijn vorige rollen bij DNO. Jammer is daarom dat Cummings hem al in zijn eerste scène ('Eccoci salvi alfin') niet de kans gaf emotioneel en als persoonlijkheid nog meer uit zijn tekst te halen. Ook ben ik geneigd enkele minder geslaagde coloraturen in de aria 'Fuor del mar' af te schuiven op de ietwat rigide, vaak afstandelijk overkomende begeleiding. Hopelijk zal zijn vertolking in volgende voorstellingen meer diepte krijgen en dat geldt ook voor de Idamante van de mezzosopraan Cecilia Molinari, bij de première goed gezongen, maar emotioneel en als persoonlijkheid eveneens aan de vlakke kant.

Beter verging het de lyrische, met een heldere sopraan gezongen Ilia van Anna El-Khashem die mede door het toneelbeeld een juweeltje maakte van haar in een draaiende spiraal gezongen aria 'Zeffiretti lusinghieri'. Nog sterker in zang en als karakter echt overtuigend was daarnaast vooral Jacqueline Wagner als een geladen Elettra die dankbaar profiteerde van alle kansen die Mozart haar bood. Helder geschilderd was daarbij de emotionele lijn die van een met jaloezie doortrokken liefdesverklaring in het eerste bedrijf ('Tutte nel cor vi sento') via een meer introvert aandeel in het befaamde kwartet loopt naar haar furieuze 'D'Oreste, d'Ajace' in het slottafereel.

Voor een verrassing zorgde de tenor Linard Vrielink als de meestal wat onderbelichte Arbace, de vertrouweling van Idomeneo. Al in de scène waarin de vorst hem vertelt over zijn noodlottige belofte aan de goden, viel hij op door de combinatie van zijn zang met de daarin sterk doorklinkende emoties, maar zijn aria in het derde bedrijf, voorafgegaan door een superieur gefraseerd recitatief, deed betreuren dat door DNO niet was gekozen voor een uitvoering met een jonge Nederlandse tenor als Idamante!

Bloedbanden
De enscenering van de Vlaamse choreograaf en regisseur Sidi Larbi Cherkaoui (vorig jaar februari in Genève in première gegaan), valt vooral op door de abstracte, vaak fraaie beelden van Chiharu Shiota. Vaak zijn die niet meer dan minimaal, met af en toe zelfs alleen maar een paar bloedrood gekleurde touwen, maar het resultaat is een sterk suggestieve werking die associaties oproept met het feit dat de banden tussen de personages in dubbele zin bloedbanden kunnen zijn. Op andere momenten wordt een woud van rode draden opeens een emotionele jungle voor de menselijke geest, of een figuratieve constellatie die diezelfde geest gevangen houdt.

Minder sterk werkte de grote trap in het laatste bedrijf, maar daartegenover staat onder meer een opmerkelijk spel met enorme bloedrode schermen om het door Neptunus gezonden zeemonster te symboliseren. En in dit constant intrigerende toneelbeeld bewegen de personages zich in Japans georiënteerde kostuums van Yuima Nakazato in een regie die meer suggereert dan concreet zichtbaar maakt, maar die zich tot vijf minuten voor het einde keurig aan het libretto houdt.

Het voordeel van een enscenering die uitgaat van tekst en muziek, moet natuurlijk zijn dat de personages kunnen uitgroeien tot geloofwaardige karakters, gevormd door de emoties en conflicten die in de partituur worden geschilderd. Op dat punt blijft deze Idomeneo echter te afstandelijk, ook muzikaal, al probeert Cherkaoui zijn enscenering wel wat diepte te geven met vrijwel constant aanwezige dansers. Die blijven weliswaar ondergeschikt aan de handeling, maar trekken soms iets te veel aandacht als kleurrijke, altijd zelfstandig bewegende afsplitsingen van de personages of schilderingen van hun gedachten of gevoelens. Het resultaat is intrigerend, visueel vaak bloedmooi, maar leidt zelden tot een strakke dramatiek. Daardoor blijft de enscenering dermate open voor interpretaties, dat iedere toeschouwer er in feite een eigen invulling aan kan geven - maar op zich hoeft dat natuurlijk geen nadeel te zijn..

Dubbele moord
Tot slot nog een paar woorden over de keuze om de opera een tragisch einde te geven door Idomeneo in een vlaag van waanzin zijn zoon en Ilia te laten vermoorden. Mozart's lieto fine was inderdaad een knieval voor de toenmalige conventies, maar het argument dat een tragisch einde de toeschouwers van nu meer zou overtuigen, voldoet totaal niet. Geen operaliefhebber gaat naar het theater om te zien hoe een opera afloopt. Bij de meeste opera's weten we dat wel en anders lezen we het vooraf in de synopsis.

Als het slot zwak is of gebaseerd op een deus ex machina, is dat jammer, maar zolang alles wat daaraan voorafgaat meesleept, zal dat de meeste bezoekers een zorg zijn. De 'oplossing' van Cherkaoui blijkt bovendien theatraal bijzonder zwak en op het moment waarop hij Idomeneo zijn daad laat plegen, is de aandacht van het publiek nog zo in beslag genomen door Elettra's elektriserende 'D'Oreste, d'Ajace', dat menigeen zich misschien niet eens realiseert wat op het toneel precies gebeurt.

Al met al blijft het een illusie dat iets wat in de laatste vijf minuten zo'n beetje tussen neus en lippen door op het toneel gebeurt, de receptie van een bijna drie uur durende voorstelling zou veranderen. Bovendien zou Mozart voor zo'n scène andere muziek hebben geschreven! Nu zitten we met het vreemde verschijnsel dat midden op het toneel de titelheld een dubbele moord pleegt, terwijl geen noot in de juist feestelijke muziek daaraan gerelateerd is. Sterker nog: afgezien van een kitscherig detail als Elettra het lijk van Idamante nog even knuffelt, reageert noch een van de andere personages noch het aanwezige koor reageert in tekst of zang op die gebeuirtenis! Als dat opera is, is het inderdaad een belachelijke kunstvorm.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links