Opera en operette

Heel het kasteel bakt

 

© Paul Korenhof, september 2016

 

Mozart: Le nozze di Figaro

Stéphane Degout (graaf Almaviva), Eleonora Buratto (gravin Almaviva), Christiane Karg (Susanna), Alex Esposito (Figaro), Marianne Crebassa (Cherubino), Katharine Goeldner (Marcellina), Umberto Chiumno (Bartolo), Krystian Adam (Basilio), Jeroen de Vaal (Don Curzio), Louise Kemény (Barbarina), Matteo Peirone (Antonio)
De Nationale Opera
Nederlands Kamerorkest
Dirigent: Ivor Bolton
Regie: David Bösch
Decor: Patrick Bannwart
Kostuums: Meentje Nielsen
Nationale Opera & Ballet, 6 september 2016
Voorstellingen: 8, 11, 13, 15, 18, 21, 23, 27 september
www.dno.nl


Tien jaar geleden was de vorige productie van Le nozze di Figaro door DNO ondanks een uitmuntend solistenteam niet echt een succes. De verplaatsing van het verhaal naar een autosalon in de jaren vijftig van de vorige eeuw leverde drie bedrijven lang hoogst onwaarschijnlijke situaties op en het vierde bedrijf liep stuk op de onmacht waarmee een overvloed aan videobeelden werd ingezet. Het enige positieve punt in de regie van Jossie Wieler was een redelijk uitgekookte personenregie die ondanks de onwaarschijnlijke toneelbeelden de karakters in deze opera redelijk tot leven bracht.

De nieuwe productie van David Bösch waarmee DNO op 6 september het seizoen opende, bracht het verhaal enkele decennia dichter naar onze tijd met sportfietsen, kostuums, een tikmachine, een hometrainer en op afstand bedienbare deuren, alles - evenals de kostuums van Meentje Nielsen - in een anachronistische mix van stijlen uit diverse decennia. Het is de derde nieuwe productie van dit werk in een theater waar Les Contes d'Hoffmann, La forza del destino, Il trittico, Porgy and Bess, andere Amerikaanse opera's alsmede talloze titels uit het Franse repertoire en het Italiaanse bel canto nog nooit zijn opgevoerd. Waar blijft de zakelijk directeur die geldverslindende regisseurs dwingt tot matiging? Een waarom niet streven naar producties van repertoirewerken die langer meegaan zodat de beschikbare productiekosten over een breder repertoire - en meer voorstellingen - gespreid kunnen worden?

Foto: Monika Rittershaus/DNO

Inventiviteit
Al met al was het wel jammer dat ook Bösch zijn fantasie niet had kunnen matigen. Voor een regisseur van zijn generatie bleef hij namelijk opmerkelijk trouw aan zowel de verhaallijn als de hiërarchische verhouding en dat maakte het gebeuren ondanks alle bijverzonnen onzin niet echt onlogisch. Wel leek het of hij zich meer op de situaties dan op de karakters had geconcentreerd, waardoor de regie van Wieler uiteindelijk op diverse punten meer aansloot bij Mozart's muziek en ook meer sfeer bracht in de karaktertekening en de onderlinge verhouding tussen de personages.

Het grootste probleem was dat ook Bösch bij al zijn 'inventiviteit' vaak net iets te ver ging. Er waren net iets te veel bewegingen (de doos waarin Cherubino verstopt zat), net iets te veel overbodige 'actuele' handelingen (personeel fietst de slaapkamer van Figaro en Susanna in; Figaro en Susanna fietsen rondjes tijdens de aria van de graaf), net iets te veel drukte (alle deuren en kasten in het tweede bedrijf) en net iets te veel rekwisieten die het geheel steeds rommeliger maakten. Matiging lijkt inderdaad niet het sterkste punt van deze regisseur.
Dat 'net iets te' geldt trouwens ook voor het onrustige draaidecor van Patrick Bannwart, dat vooral in het eerste bedrijf het toneel te 'open' maakte. Als gevolg daarvan kregen de stemmen van Figaro en Susanna in hun openingsscène zo weinig resonans, dat zij als het ware kaal in de ruimte zweefden.
De bijgefantaseerde actualisering waaraan een 'moderne' regisseur blijkbaar niet ontkomt, werd 'net iets te' bij het koortje van jonge meisjes die de gravin bloemen komen aanbieden. De tekst is op dit punt ondubbelzinnig, maar dat weerhield Bösch niet om het toneel te bevolken met ouderwets geüniformeerde huidhoudsters die gigantische bruidstaarten hadden gebakken waarvan er - onder verwijzing naar populaire tv-programma's - één door de gravin bekroond moest worden.

Foto: Monika Rittershaus/DNO

Gespannen
Jammer genoeg werd het 'net iets te' overgenomen door dirigent Ivor Bolton. Bij de première liet hij het overigens uitstekend spelende Nederlands Kamerorkest vooral de eerste twee bedrijven net iets te hard klinken, ook net iets te gespannen, te geaccentueerd, soms bijna drammerig, en met net iets te veel aandacht voor de ritmiek. Dat belemmerde niet alleen de melodische souplesse, maar ontlokte de solisten ook een volume alsof zij Verdi zongen in plaats van Mozart. Wie zich herinnerde hoe dezelfde opera in datzelfde theater onder Harnoncourt kon klinken, waande zich in een totaal andere wereld.
In het derde bedrijf leek het tij te keren. In het eerste recitatief van de graaf demonstreerde de bariton Stéphane Degout niet alleen dat hij beschikt over een fraaie, goed gehanteerde bariton waarmee hij uitmuntend kan fraseren, maar ook dat een zanger in deze zaal wel degelijk zijn stem kan terugnemen. In hun beider scène viel de sopraan Christiane Karg hem daarin bij en hoewel haar ietwat monochrome en soms wat scherp getimbreerde Susanna niet altijd het niveau van Degout bereikte, zetten beiden wel de toon voor een iets ontspannener stijl van musiceren. Gelukkig leek Bolton daarin mee te gaan, al bleef hij moeite houden met het vinden van vloeiende lijnen, maar misschien is dat uit de tijd? Een recente opname onder Yannick  Nézet - Séguin werd eveneens gekenmerkt door een stijl van musiceren die suggereerde dat een overmatig strak gespannen veer de muziek voortdreef.

Cherubino
Aan het solistenfront werden de premièrebezoekers verder vooral verrast door de warmbloedige Cherubino van Marianne Crebassa. In feite is haar timbre te donker voor Mozart's page (een sopraantimbre als dat van Judith van Wanroij of Lenneke Ruiten zou hier ideaal zijn geweest), maar haar spel en de gloed van haar zang vergoedden dat ruimschoots. Souplesse en levendigheid kenmerkten ook de Figaro van Alex Esposito, maar Eleonora Buratto miste de vocale allures van een gravin, klonk niet altijd zuiver. Bovendien produceerde zij aan het slot van haar aria in plaats van de door Mozart voorgeschreven triller iets wat leek op een chaotisch reeksje zestienden.
Met uitzondering van een kelige, gechargeerde Basilio en de overdreven stotterende Don Curzio werden de kleinere rollen verder naar behoren neergezet, maar een gezelschap dat doet aan talentontwikkeling, zou zich moeten schamen als het voor Barbarina een zangeres uit het buitenland haalde. Een casting director die vooruit denkt, geeft in zo'n rolletje jong talent dicht bij huis een kans.

Mozart: Le nozze di Figaro, Marianne Crebassa (Cherubino). Foto: Monika Rittershaus/DNO

index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links