www.opusklassiek.nl
Opera en Operette
Hoe de slang in zijn eigen staart beet
Adam in ballingschap van Rob Zuidam als regressief muziektheater
© Paul Korenhof, juni 2009
Claron McFaddon (Eva) en Jeroen de Vaal (Belial) Foto: Ruth Walz/DNO Wie zich uit 1983 Vondels Adam in ballingschap herinnerde in de voorstelling onder regie van Hans Croiset die het Publiekstheater toen in de Stadsschouwburg presenteerde, kreeg afgelopen vrijdag (5 juni 2009) een koude douche. Onder de noemer 'modern muziektheater' presenteerde De Nederlandse Opera in diezelfde Stadsschouwburg een visie die de klok meer dan drie decennia terugzette, zeker op het punt van de scenische presentatie. De levendige en gedetailleerde regie van Hans Croiset uit 1983 lijkt nog altijd moderner en vernieuwender dan wat Guy Cassiers vorige week ten tonele bracht.
Onzingbaar en ondramatisch
Maar laten we beginnen met het werk zelf. Bij de wereldpremière van Adam in ballingschap van Rob Zuidam naar het gelijknamige stuk van Joost van den Vondel suggereerde het programmaboekje dat de componist zijn muziek geheel op originele teksten geschreven heeft. Dat bleek niet helemaal waar en alle bewondering voor het streven Vondels dichtkunst nieuwe aandacht te geven kan niet verhelen, dat zijn stukken niet echt geschikt zijn voor het muziektheater. Voor zijn drama's koos Vondel immers een metrum van overwegend sterk declamatorisch gerichte iamben.
Muzikaal levert zo'n streng en consequent volgehouden metrum een probleem op, waarop Zuidam het antwoord schuldig bleef, en waardoor hij bovendien Vondels muzikale taal van een groot deel van haar eigen muzikaliteit beroofde. Zou zo'n tekst al zingbaar zijn, dan moet de muziek in hoge mate dat ritme volgen, want anders ontstaat echt een combinatie van onverenigbare grootheden. Het resultaat was dat door het zangtempo, onvermijdelijk trager dan een spreektempo, niet alleen het - ook bij alle bekortingen - statische karakter van het stuk zelf werd benadrukt, maar dat het resultaat ook tekstueel bijzonder ondramatisch aandeed.De pogingen van Zuidam het statische karakter door bekortingen en verplaatsingen te doorbreken, werkten averechts. Nu eens leidden tekstingrepen met soms vreemde archaïsmen tot merkwaardig 'on-vondeliaanse' frasen, dan weer verviel Zuidam in een populair jargon dat zelfs een stijlbreuk opleverde, zoals in een solo van Adam met een diverse malen herhaald 'Hou op!' (niet eens 'Houd op!'), die niets meer met Vondels 17de-eeuwse Nederlands te maken had. Al met al leidde het eeuwige probleem van de componist die zo nodig voor Wagner wil spelen en zijn eigen tekst wil schrijven, in dit geval tot resultaten die op zijn zachtst 'weinig theatraal' genoemd kunnen worden. Het inhuren van een echte librettist met theaterbloed in zijn aderen had waarschijnlijk een aantrekkelijker geheel opgeleverd.
Muzikaal breiwerkje
Daarmee stuiten we op het volgende probleem. Bij alle waardering voor Rob Zuidam moeten we constateren dat zijn muziek weinig drama uitstraalt. Het is een lappendeken vol citaten en ontleningen (Haydn, Britten, Richard Strauss, Wagner en anderen), clichés muzikale open deuren met weinig spanning en weinig verrassingen. Pas toen in de verleidingsscène door 'de slang' (Belial, trefzeker en vol verleiding gezongen door Jeroen de Vaal) een flinke knipoog naar de Italiaanse opera werd gegeven, kwam er even wat leven in de theatrale brouwerij, maar al snel daarna verviel Zuidam weer in een slaapverwekkend breiwerkje met een voorspelbaar één-recht-en-één-averecht. Dieptepunt werd het door monotone akkoordparallellen voorafgegane optreden van Uriël aan het slot, waar ook de geroutineerde Harry Peeters weinig mee kon aanvangen.Voor een buitenstaander is moeilijk te bepalen waar het mis ging. Waarschijnlijk door een overmaat aan pretenties, met als grootste belemmering de combinatie van Vondels teksten met de wens voor een redelijk groot orkest te schrijven. Zelfs de inzet van Reinbert de Leeuw en de Radio Kamer Filharmonie konden niet verhelen dat de partituur menige betekenisloze stoplap bevatte. Als toeschouwer krijg je gewoon medelijden met de uitvoerenden en het getuigt van kwaliteit en professionaliteit dat solisten als Claron McFadden (Eva), Huub Claessens (Lucifer) en Roger Smeets (Asmodé) ver boven de muziek uit weten te stijgen.
Regressieve regie
Dat de bariton Thomas Oliemans ondanks zijn vocale kwaliteiten niet helemaal kon overtuigen, moet behalve op zijn weinig elegante kostuum (ontwerp Tim van Steenbergen) mede op rekening van de regie worden geschoven. Guy Cassiers geldt als een van de grote ontdekkingen van het muziektheater in de afgelopen jaren, maar dat was hier aan de toneelbeelden niet af te lezen. Personenregie was er nauwelijks en er wat houterig bij staan leek zelfs een scenisch leidmotief. De plaatsing van het engelenkoor achter een hekje op een hoger niveau voegde even weinig toe als het feit dat deze engelen op een gegeven moment mochten klappen en stampen als op een folkloristische bijeenkomst. Het 'uitkleden' van het toneel tijdens het slottafereel tot er alleen nog maar kale bakstenen muren overbleven, dreigde in de jaren zestig van de vorige eeuw al een cliché te worden.Verbouwde Stadsschouwburg
Tot slot een woord over de Amsterdamse Stadsschouwburg. Die is verbouwd en heeft om te beginnen een nieuwe hoofdingang die uitkomt op de ruimte waar vroeger de vestiaires rechts waren. Die vestiaires zijn nu naar de kelder verplaatst en op hun vroegere plaats bevindt zich nu de kassa. Wel bestaat de oude hoofdingang nog steeds, maar op die plaats bevinden zich tevens een restaurant en een bar, wat niet wegneemt dat je daar nog steeds ook het theater in en uit kunt, zij het via een aanmerkelijk smallere loopruimte. Daar is het dus al krap en druk.Een andere ingrijpende verandering is de bouw van een nieuwe zaal aan de linkerkant met als gevolg dat de vestiaireruimte met de linkertrappen is vervallen, zodat al het publiek nu via de trappen rechts naar de grote zaal moet. Aan die kant bevindt zich echter niet alleen de kassa, maar de bezoekers stromen er ook binnen via zowel de oude als de nieuwe hoofdingang en die twee stromen worden gekruist door twee andere: die van de mensen die naar beneden moeten voor de vestiaire en van hen die de trap op willen naar de zaal.
Degene die deze waanzinnige situatie bedacht heeft, ging er kennelijk van uit dat de Stadsschouwburg nog maar weinig publiek trekt. Voor het hedendaagse toneel is dat misschien ook zo, maar bij een uitverkochte operapremière wordt die ene hal een absolute chaos waarin iedereen tegen elkaar aan staat te dringen en waarin aan alle kanten problemen ontstaan met vier elkaar kruisende publieksstromen. En dan is het wel zo dat bij de première van Adam in ballingschap een groot deel van het publiek door files te laat arriveerde, zodat de entree niet eens de volledige drukte te verwerken kreeg. Met andere woorden: een verbouwing met desastreuze gevolgen, die bovendien indruist tegen de architectuur van de Stadsschouwburg. De symmetrie die het theater uitstraalt, is inwendig volledig verloren gegaan. Hoe verruïneer je een prachtig theater?Te beluisteren op Radio 4: zaterdag 13 juni, 19.00 uur
Zie voor volgende voorstellingen www.hollandfestival.nl en www.dno.nl
index
opusklassiek.nl