T

Opera & Operette

Vijftig jaar DNO:

Afstand nemen van de traditie - interview met Lotte de Beer
door Paul Korenhof

 

© Paul Korenhof, juni 2017

 

 

Lotte de Beer (Foto Philipp Ottendörfer)

Rond 1960 groeide in de operawereld het besef dat toneel en muziek meer dan voorheen een artistieke eenheid moesten vormen. Het was de tijd van regisseurs als Wieland Wagner, Luchino Visconti, Rudolf Hartmann en Walter Felsenstein, min of meer bekroond met het werk van de in 2013 overleden Patrice Chéreau. Die ontwikkeling sloeg echter naar het andere uiterste door, aanvankelijk vooral in Nederland en enkele West-Duitse theaters, later ook in andere delen van Europa. Op het toneel zag men soms een totaal ander werk dan in de muziek te horen was, en in extreme gevallen leek de enige overeenkomst dat er op het toneel evenveel solisten stonden als de partituur op dat moment voorschreef.

'Hänsel und Gretel' - Kate Lindsey (Hänsel), Lenneke Ruiten (Gretel). Decor Michael Levine. Kostuums Clement & Sanôu. (Foto DNO)

Aanstormend regietalent
Inmiddels lijkt het meest extreme 'regietheater ' een beetje tot het verleden te behoren en het slot van de serie 'vijftig jaar DNO ' leek een goed moment voor een blik op de toekomst. Aan Lotte de Beer, het internationaal aanstormende Nederlandse regietalent stelden we daarom de vraag waar het naar toe gaat. Het vanzelfsprekende 'dit is het stuk, zo staat het in de partituur en op die basis gaan we het dus vorm geven' lijkt immers voorgoed voorbij:

"Ja, en zo ben ik dus op de toneelschool absoluut niet opgevoed. In die tijd was het logischer Hamlet op een spijkerbed te spelen dan als het stuk dat Shakespeare geschreven had en de generatie daarvóór was nog extremer. Die deed per definitie niet wat in de tekst stond, maar zocht juist naar dingen die nog nooit met het stuk gedaan waren, ging ertegen aan schoppen, het publiek choqueren - weg met alle stoffige tradities! Voor mij, als kind van die generatie, is het wel logisch een stuk te bevragen omdat ik al bijna geen beeld meer heb van de traditie, maar ik denk toch dat mijn generatie een stap verder is, rustiger als je dat zo noemen wilt. De fase waarin alles alleen maar choquerend en anders moet zijn, zijn wij een beetje voorbij.

 
 

Scène uit 'Rusalka'. Aalto Opera Essen in de regie van Lotte de Beer met Sandra Janusaite als Rusalka en Lindsay Ammann als Ježibaba.
(
Foto Bettina Stöß)

Meegaan met het publiek
"Laat ik een voorbeeld geven: ik werd een tijdje geleden gevraagd in Wenen De parelvissers van Bizet te doen nadat vier andere regieteams hadden geweigerd omdat het libretto zo zwak is. Dat is ook zo. Na de première hebben de librettisten ook toegegeven dat zij een betere tekst hadden afgeleverd als zij hadden geweten dat Bizet zulke goede muziek zou schrijven. Ik zat dus met een gammel libretto, maar ook met op sommige momenten ontzettend goede muziek, en dan ben ik heel blij dat ik in een theatertraditie zit waarin ik niet meer heel exact hoef te doen wat in het libretto staat. Ik kan nu de tekst en de muziek als basis nemen en mij afvragen wat ik ermee kan doen. Wat zie ik in dit stuk dat zo goed is, dat er een reden is het in het theater op te voeren en niet in de concertzaal?"

"Mij was verteld dat het Weense publiek bij De parelvissers een tropisch strand en prachtige exotische beelden verwacht. Een regisseur uit de jaren zeventig zou dat dus sowieso niet doen en hooguit een kubus zand op het toneel zetten met een aftands palmpje erin, en vinden dat ze het daar maar mee moesten doen, maar ik wilde iets meer. Ik raakte toen vooral gefascineerd door het feit dat het werk heel democratisch begint met de keuze van het volk voor een nieuwe leider, terwijl datzelfde volk zich aan het slot juist tegen hem keert. Er wordt zelfs gesuggereerd dat hij gelyncht wordt omdat hij de twee geliefden heeft laten ontkomen, dus de naarste uitwerking van een democratie. Tegelijk wilde ik wel meegaan met het publiek dat bij het opgaan van het doek zo graag een tropisch strand en mooie beelden wilde zien, maar dan moest die romantiek een soort Trojaans paard worden."

Reality show
"Uiteindelijk heb ik er een soort reality-tv van gemaakt met een publiek dat in een grote globe met allemaal huiskamertjes zit te kijken naar een show met een tropisch zandstrand, en alle oriëntaalse kitsch die je kunt bedenken en die wij ook bij dat soort reality-tv gewend zijn, konden we prachtig op die globe projecteren. Het verhaal van Nadir, Zurga en Leïla konden we daardoor precies zo spelen als in het libretto was voorzien, maar aan het eind lieten we dat publiek beslissen over het lot van Zurga. Dat gaat dan ook heel wreed en het Weense publiek in de zaal ging daar helemaal in mee. Ze kregen hun exotische beelden, ze kregen hun romantiek, maar ik gaf hen ook mijn reden om dat stuk te doen: de confrontatie met een mentaliteit die in dit digitale tijdperk soms heel beangstigend werkt."

Olijke dansjes
"Iets dergelijks heb ik bij DNO willen doen met Hänsel und Gretel bij DNO, een stuk dat meestal heel 'harmless ' en vrijblijvend wordt neergezet. De muziek heeft een duizelingwekkende diepte, maar op het toneel zie je twee volwassen vrouwen olijke dansjes doen. Dat komt op mij heel kinderachtig over, terwijl de kinderen die dat leuk zouden moeten vinden, aan zo 'n opera helemaal nog niet toe zijn. Voor de kleintjes van nu zou je het radicaal moeten inkorten, maar de kinderen die er wel aan toe zijn, zijn die kinderachtige fase al voorbij. Wil je het werk voor die kinderen en voor een volwassen publiek zeggingskracht geven, dan moet je juist weg van dat olijke gedoe en terug naar de basis: een gruwelsprookje uit een tijd toen de meeste sprookjes echt nog gruwelijk waren. Het waren geen olijke verhaaltjes, maar levenslessen om beter te kunnen omgaan met de moeilijkheden van alledag. Volkssprookjes komen uit een tijd toen mensen inderdaad honger hadden en niet genoeg eten voor hun kinderen."

"Om zowel het karakter van het sprookje als het sociale raakvlak erin te houden, heb ik er daarom een raamvertelling van gemaakt. Ik liet het verhaal vertellen door kinderen van deze tijd die weten wat honger is, en armoede en ellende. Als je erover nadenkt, moet je bovendien constateren dat een heks die kinderen opeet, een van de gruwelijkste dingen is die je je kunt voorstellen, zeker als kind! Daarbij komt dat opeten in sprookjes vaak een seksuele connotatie heeft. Dat gevaar heb ik voor de volwassen kijker willen toevoegen terwijl ik voor de kinderen toch ook de associatie met een enge heks erin wilde houden."

Scène uit 'Waiting for Miss Monroe' in de regie van Lotte de Beer met Tom Randle (Joe DiMaggio), Laura Aikin (Marilyn Monroe) en Alain Coulombe (Clark Gable).
(Foto Hans van den Bogaard)

Stripverhaal
"Het komt erop neer dat regisseren ermee begint dat je een opening moet vinden naar een stuk. Je moet er iets in zien waarvan je denkt 'daarom moet het nu gespeeld worden'. Dat wil niet zeggen dat je het altijd naar onze eigen tijd moet halen of dat je er iets radicaals mee moet doen. Je moet als regisseur gewoon een punt vinden dat in jouw optiek nu nog steeds relevant is of zo universeel dat het altijd de moeite waard blijft. Daaruit moet je een visie ontwikkelen waarmee je ontwerpers kunt inspireren, zodat je met z 'n allen dezelfde richting uit gaat."

"Ik weet dat sommige regisseurs zich graag door het ontwerp laten verassen, maar dat is niet mijn methode. Ik ga eerst met een dramaturg door het hele stuk heen tot alle details voor mij helder zijn, en vanuit die situatie ga ik met mijn ontwerpers het stuk helemaal opnieuw bekijken. Dat leidt dan tot een 'storyboard', een soort stripverhaal met elementen die wij er per scène in willen verwerken. Dat is misschien kenmerkend voor mijn generatie. Hoe vaak ik ook naar het theater ben geweest, ik heb toch altijd meer films en tv-series gezien, en ik merk dat ik daardoor heel filmisch denk, zeker als ik werk met ontwerpers van mijn eigen generatie."

"Die droom moet dan werkelijkheid worden, dus je gaat knutselen en uitwerken, maar er is natuurlijk ook een praktische realiteit, en dat begint met het beschikbare geld. Als het allemaal lukt, komt er een presentatie voor iedereen die bij de productie betrokken is, maar tussen dat moment en het begin van de repetities zit meestal nog een heel jaar. In die tijd ben ik ontzettend bezig met overdenken, herkauwen en mezelf vragen stellen, en het resultaat is dat ik met een volgeschreven regieboek naar de eerste repetitiedag kom en dat ik van iedere adem in het stuk weet wat ik ermee wil."

Inspirerende zangers
"Met het moment waarop de zangers de vloer op gaan, begint de laatste fase waarin ik alles wat ik bedacht heb, wil kunnen vergeten om samen met hen de uiteindelijke voorstelling te maken. De kernmomenten staan mij daarbij helder voor de geest, maar dat volgeschreven regieboek is verder niet meer een soort back up, een leidraad voor als het nodig is. Ik wil juist dat de zangers meedenken, dat zij elementen van hun personage aandragen waaraan ik misschien nog niet gedacht heb. En dan merk je toch dat de zangers van dit moment zich geweldig ontwikkelen."

"Verreweg de meeste mensen met wie ik gewerkt heb, zijn geen zangers die alleen maar geïnteresseerd zijn in hun eigen stemmen, maar echte kunstenaars, dramaturgen, acteurs, theatermakers. Voor de een geldt dat iets meer dan voor de ander, en soms kom je wel eens iemand tegen die je gewoon moet vertellen wat hij moet doen, maar de grote meerderheid inspireert mij ontzettend. Dat is typisch iets van deze tijd, want ik weet dat het echt niet altijd zo geweest is, maar ik vind het wel erg belangrijk. Voor mij moet het eindresultaat iets zijn wat wij met z'n allen maken!"

Pedofiele heks
"Natuurlijk kan ik mij vergissen en natuurlijk zijn er dingen die ik een volgende keer anders zou doen, maar als regisseur moet je wel dúrven. Op een gegeven moment kwam een zangeres uit het koor naar mij toe om te zeggen dat zij zich bij mij moest verontschuldigen. Zij was woedend over mijn Hans en Grietje en die pedofiele heks had haar zo aangegrepen dat zij niet wilde dat haar kind dat zou zien. Toen dat kind toch ging, met school, kwam het dolenthousiast thuis en heeft steeds weer die heks nagespeeld. De moeder had bij die heks al die nare associaties, maar dat kind vond het gewoon een enorm grappige figuur en zag er totaal niets seksueels in. Zulke dingen sterken mij heel erg. Als het om bekende werken gaat, is het belangrijk dat wij afstand kunnen nemen van de traditie en dat wij in staat zijn zo 'n werk met heel nieuwe ogen te bekijken. Dat houdt het theater spannend!"

Terug naar Vijftig jaar DNO (10)


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links