Opera & Operette

Vijftig jaar DNO:

Jan Bouws diende vijf intendanten

 

© Franz Straatman, januari 2016

 

Negen jaar was Jan Bouws toen hij voor het eerst een opera zag in de Amsterdamse Stadsschouwburg ('Het was Carmen met Ruth Horna in de titelrol. Ik was meteen verkocht.') en vanaf het schellinkje volgde hij de gestage groei van de nog jonge Nederlandsche Opera. 'Ik was een echte groupie. Na afloop handtekeningen vragen, en ik was niet de enige.' Een enkele maal sprak Bouws een bewonderde ster zelf aan. 'Kathleen Ferrier hoorde ik als Orfeo in de opera van Gluck. Bij een voorstelling van een andere opera, L'apostrophe van Jean Françaix, zag ik Ferrier in een loge zitten. Ik wist een geheime deur naar een trap en zo kwam ik bij haar. Jammer genoeg heb ik die handtekening niet meer.'

Saamhorigheid
De liefde voor opera leidde ertoe dat Bouws zich in 1956 aanmeldde bij het operagezelschap om als stagiair mee te werken in de regieafdeling. Hij studeerde vervolgens in Londen theaterregie en keerde eind 1960 terug in vaste dienst als regieassistent. Evert Cornelis was zijn eerste intendant. 'Een aardige man,' zegt Bouws over de man die NO in 1965 naar de opheffing leidde, 'maar hij had totaal geen verstand van theater. De liquidatie was natuurlijk een vreselijke gebeurtenis. Ik had er geen last van, want de regieafdeling, net als het koor en de technische afdelingen werden opgenomen in het nieuwe gezelschap, de Nederlandse Operastichting geleid door Maurice Huisman uit Brussel, die de solisten verder per productie aantrok. Huisman weerde Nederlanders niet, maar de bezettingen werden wel veel internationaler.'
'De organisatie was klein; er heerste een grote saamhorigheid. Vooral door de persoon van Hans de Roo, de opvolger van Huisman, was het een mensenclub; hij kende elke medewerker. Bovendien haalde hij grote sterren naar Nederland en hij schonk aandacht aan Nederlandse zangers; door hem kwam Cristina Deutekom terug. Het was een fijne periode.'

Jan Bouws

Opera Studio
In de periode Huisman kreeg Bouws zijn eerste regie-opdrachten. Hij begon met Albert Herring van Britten voor de Opera Studio, een eigen opleiding voor jonge talenten opgezet door Huisman. Voor de Operastichting regisseerde Bouws verscheidene Mozart-opera's en ook Le rossignol van Ravel en De Droom van Ton de Leeuw. In de periode De Roo, die groot belang hechtte aan de Opera Studio, kreeg Bouws de opdracht al regisserend jonge Nederlandse zangers in te wijdden in het theatervak.
'De overgang naar Het Muziektheater in 1986 ging gepaard met een enorme schaalvergroting. Je kende elkaar nauwelijks meer. Het werd steeds onpersoonlijker,' aldus Bouws die in 2002 als hoofd van de regieafdeling met pensioen ging. Jan van Vlijmen, zijn vierde intendant, omschrijft hij als 'geen warme persoonlijkheid'. Bovendien schrapte Van Vlijmen de Opera Studio uit het werkpakket, een bittere pil voor Bouws. Zijn vijfde artistieke baas, Pierre Audi, had geen belangstelling voor een nieuwe start van de studio en richtte zich volledig op de ontplooiing van De Nederlandse Opera.


Terug naar Vijftig jaar DNO (1)


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links