Van de Wall: Attima, episode uit het Javaansch
volksleven.
Nanco de Vries (Prawiro), Annemarie Kremer (Attima), Carina Vinke (Aïssa), Karin Strobos (Wangi), Quirijn de Lang (Kartono), vocale solisten en dansers, koor en orkest.
Dirigent: Dick van Gasteren. Regie: David
Prins. Decor: Reier Pos.
Kostuums: Jookje Zweedijk. Choreografie: Arnaud Kokosky Deforchaux.
Gezien: Koninklijke Schouwburg, Den Haag, 23 mei 2008.
Volgende voorstellingen: 24, 25, 27 en 28 mei met een randprogramma,
discussies en workshops in het kader van
de Pasar Malam. Inlichtingen: www.attima.nl
In het laatste jaar van het eeuwenlange
bestaan van Théâtre (Royal)
Français de la Haye,
de zogenaamde 'Fransche Opera', verzorgde
dit gerenommeerde gezelschap een wel heel bijzondere première. Op
8 januari 1917 ging in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag de
première van Attima, een 'épisode de la vie javanaise' van de Nederlandse
componist Constant van de Wall (1871-1945).
Dat de Fransche Opera de wereldpremière van een 'Nederlands-Javaanse' opera verzorgde, was op zich al opmerkelijk,
maar voor de toenmalige habitués kreeg de uitvoering een heel bijzonder
karakter door het feit dat niemand minder dan de gevierde Emma Luart, de onbetwiste ster van het gezelschap, de titelrol
vertolkte. Bovendien was er naar toenmalige begrippen erg veel moeite
gedaan om de enscenering ook zo authentiek mogelijk te maken (dat
moest wel in het Den Haag van Couperus). Ten dele
was er geput uit de decors en de kostuums van Lakmé,
maar daarnaast waren zoveel mogelijk Javaanse kostuums ingezet en
voor de instudering en uitvoering van de dansen in de eerste akte
was de hulp ingeroepen van de danser Raden Mas
Harsaja.
De Oostenwind waait naar het Westen
Helaas voor Van de Wall was Attima
geen lang leven beschoren. Na vijf voorstellingen in Den Haag
en enkele voorstellingen in 1922 op Java verdween het werk van het
repertoire, al schijnen wel gesprekken met de Opera van Rome te
hebben plaatsgevonden. De opera verdween in de archieven en alleen
de Dansen van Attima uit de eerste akte leidden nog een kortstondig
leven in de concertzaal, maar verdwenen daarna eveneens in de vergetelheid,
evenals alle andere muziek van Van de
Wall en uiteindelijk ook de componist
zelf. Dat duurde tot de publicatie, enkele maanden geleden, van
De Oostenwind waait naar het Westen: Indische componisten, Indische
composities 1898-1945, dat Henk Mak van Dijk schreef in opdracht
van het Nederlands Muziek Instituut in Den Haag, dat ook de archieven
van de Fransche Opera beheert. En inmiddels
had Van Dijk de partituur ook onder de aandacht gebracht van Regisseur
David Prins, die erin
geslaagd was de interesse te wekken van zowel de Koninklijke Schouwburg,
het vroegere tehuis van de Fransche Opera,
als de Pasar Malam Besar,
die zijn vijftigjarig bestaan viert wel met een bijzonder project
luister bij wilde zetten.
 |
Mix van authentiek en eigentijds
Het resultaat was de feestelijke wedergeboorte van Attima
op 23 mei in de Koninklijke Schouwburg, maar in een iets andere
voorstelling dan de Hagenaars van negentig jaar geleden voorgezet
hebben gekregen. Prins had gekozen voor een combinatie van authentieke
en eigentijdse toneelbeelden (inclusief reclame voor McDonald's ), enerzijds om er geen folkloristisch prentenboek
van te maken, anderzijds waarschijnlijk ook uit economische motieven.
Een opera is nu eenmaal een bijzonder kostbare onderneming, maar
sobere decors leveren niet alleen op dat punt een voordeel op. Ze
dragen ook bij tot een grotere concentratie op het drama en zeker
in het tweede bedrijf bereikte Prins met ontwerper Reier
Pos op dit punt een fraai en in alle soberheid zelfs sprookjesachtig
resultaat.
Het werken met een klein budget leidde ook tot het besluit de voorstellingen
op te zetten als een 'community project'
waaraan naast professionele medewerkenden (vooral voor de belangrijkste
solistische rollen) ook een groot aantal amateurs kon deelnemen.
Een bijkomend voordeel was dat door deze aanpak wellicht op een
grotere bereidwilligheid van instanties en mogelijke sponsors kon
worden gerekend, met op de eerste plaats de Koninklijke Schouwburg
zelf, die in de aanloop naar de première het gebouw een week lang
door Prins en zijn mensen liet 'overnemen'. Het enthousiasme van
de medewerkenden werd er alleen maar groter door.
Ondramatisch
Het grootste probleem bij dit alles was de kwaliteit van het
werk zelf. Attima, episode uit het Javaans volksleven, op een libretto van de hand van de
componist, mag dan cultuurhistorisch interessant zijn, meer dan
een curiositeit is het niet. Het tekstboek beschrijft in clichés
en met weinig diepgang een relatie tussen een inlandse danseres
en een blanke officier, die in grote trekken doet denken aan het
libretto voor Lakmé van
Delibes, maar zonder relationele spanningen
en de op details gebaseerde sfeer- en karaktertekening van het Franse
werk.
De muziek van Van de Wall voegt daar weinig aan toe. Het is een lappendeken van
invloeden waarin aan de lopende band Puccini,
Delibes, Saint-Saëns, Wagner maar vooral Grieg (Peer
Gynt - vooral het lied van Solvejg)
de kop opsteken, maar het blijft allemaal brokkelig. Lijnen worden
zelden doorgetrokken en er is weinig of geen muzikale thematiek
die meehelpt bij het opbouwen van climaxen. Het gevolg is dat Van
de Wall het grote theatrale effect vooral
bereikt door alle instrumenten volumineus op elkaar te stapelen
en dat levert weinig muziekdrama op. De 'Javaanse dansen'
, met een parafrase op westerse instrumenten van de gamelan,
leveren nog enkele memorabele momenten op, maar 'muziekdrama' wordt
Attima alleen in de tweede akte, die geheel geconcentreerd
is op de hoofdpersoon, en die ook eindigt met een grote soloscène
waaraan de echtgenote van de componist, de Haagse zangeres Maria
van Noppen, een niet gering steentje zal hebben bijgedragen.
Het zwakste punt is echter de opbouw. De gehele eerste akte, meer
dan de helft van de opera, is een divertissement, een marktscène
met een groot aandeel voor het koor, veel bijrollen voor de couleur
locale en dansen. Voor de hoofdrollen is er weinig ruimte (Attima
en haar Nederlandse aanbidder hebben een solo, maar van interactie
is alleen sprake in een korte scène waarin beiden een afspraak maken
die wordt afgeluisterd door twee een andere danseres, de jaloerse
Aïssa, en Attima's vriend Kartono. De emoties
en de confrontaties beginnen echter pas in het korte tweede bedrijf,
na de pauze, terwijl het waarschijnlijk veel meer 'opera' zou hebben
opgeleverd als dit divertissement in het tweede bedrijf geplaatst
was (in de Franse opera's uit de 19de eeuw
de traditionele plaats daarvoor) en zich had kunnen ontwikkelen
tegen een dramatische achtergrond.
 |
Opvallende prestaties
Wat blijft is bewondering voor het geheel. David
Prins zette een kleurig spektakel op het toneel dat door professionele
medewerkenden en amateur met verve werd ingevuld. Na een aarzelend
eerste bedrijf weerden koor en orkest zich voortreffelijk, waarbij
dirigent Dick van Gasteren erin slaagde een duidelijke eenheid van
orkestbak en toneel op te roepen. De opvallendste solistische prestaties
kwamen van de bariton Quirijn de Lang
als een welluidende, zij het iets te jonge Kartono
en bovenal van de sopraan Annemarie Kremer in de titelrol. Haar Grieg-achtige
solo in het eerste bedrijf behoorde tot de momenten die ook muzikaal
in het geheugen bleven hangen en haar soloscène aan het slot van
het tweede bedrijf groeide zelfs uit tot een emotioneel en imponerend
brok muziektheater.