Opera en operette Umberto Giordano: Andrea Chénier
© Paul Korenhof, augustus 2022
|
Het Italiaanse verisme, dat vooral bekend werd door de befaamde 'operatweeling van Mascagni en Leoncavallo, bereikte een hoogtepunt in de opera's van Puccini die echter van karakter vaak meer 'romantisch' dan 'veristisch' zijn. Hetzelfde geldt voor diverse werken van Francesco Cilea (1866-1950) en Umberto Giordano (1867-1948) die bij operaliefhebbers mog steeds bijzonder populair zijn, maar waarvoor dramaturgen en musicologen minder waardering hebben. Eén daarvan is Andrea Chénier van Umberto Giordano (première: Milaan, 28 maart 1896), een opera die in in de buitenlandse theaters nog wel met enige regelmaat te zien is, maar die toch, vooral in Noordwest Europa, vooral opnamen (en dan vooral van losse fragmenten) bekend is gebleven. Dat Andrea Chénier tegenwoordig bij operadirecties aanmerkelijk minder populair is dan bij het publiek, hangt waarschijnlijk samen met het feit dat hedendaagse regisseurs zo weinig voor het werk voelen. Het libretto is dermate verweven met de periode van de Franse Revolutie en het schrikbewind van Robespierre, dat iedere actualisering onmogelijk is, laat staan dat een regisseur er zijn eigen verhaal bij kan verzinnen. Daarbij komt bovendien dat de politieke omstandigheden van die periode wel bepalend zijn voor de loop van het verhaal, maar verder uitsluitend als tijdsbeeld en 'decor' fungeren, zodat het werk moeilijk als 'politiek engagement' geïnterpreteerd kan worden. Emoties Als gevolg daarvan geldt Andrea Chénier tegenwoordig als schoolvoorbeeld van veristisch effectwerk. De elementen die de partituur dramaturgisch bepalen, zijn in feite weinig meer dan een muzikaal tijdsbeeld, variërend van het gebruik een gavotte en pastorale in het eerste bedrijf tot het herhaaldelijk terugkeren van melodieën uit de tijd van de Franse Revolutie (met name de 'carmagnole'), die overigens niet eens motivisch verwerkt worden, maar meestal optreden als letterlijke citaten. Operadriehoek De ware hoofdrol Chénier's gang naar de guillotine is echter onvermijdelijk. Gérard zelf waarschuwt hem daarvoor al aan het slot van het tweede bedrijf, terwijl al eerder uit de woorden van Maddalena valt op te maken dat de dichter bij de revolutionaire leiders uit de gratie gevallen is. Zijn lot staat bij voorbaat vast en daarmee wordt Gérard niet de tegenspeler van de beide anderen, maar bevindt zich met hen op één lijn in een veel sterker conflict. Gedrieën moeten zij het opnemen tegen de Revolutie, die - zoals librettist Luigi Illica dat Gérard in de mond legt - 'haar eigen kinderen opeet'. De Franse Revolutie is derhalve de ware hoofdrolspeler in dit drama, waarin alle personages ondergeschikt worden aan de loop van de geschiedenis. Is zij in het eerste bedrijf alleen nog als dreiging op de achtergrond aanwezig, meteen al in het begin van het tweede bedrijf blijkt zij een onstuitbare motor van een handeling waarop de individuele personages geen invloed meer kunnen uitoefenen. Het betekent echter wel dat het voor een moderne regisseur vrijwel onmogelijk is om die de handeling te 'actualiseren'. De personages kunnen met een beetje goede wil nog wel naar onze eigen (of een andere) tijd verplaatst worden, maar met de Franse Revolutie wordt dat een stuk moeilijker! Liefde en passie Tegen die achtergrond heeft Illica ook de relatie Chénier-Maddalena geplaatst, niet als de alles verzengende liefde van een Italiaanse Tristan en Isolde, maar als een zoeken naar sympathie en beschutting in een tijd waarin menselijkheid steeds verder op de achtergrond raakte. In feite vormen Chénier en Maddalena ook absoluut geen traditioneel 'operapaar' dat verzengende hartstochten omzet in warmbloedige liefdesduetten. De ware passie blijft voorbehouden aan Gérard, terwijl men met recht kan betwijfelen of de beide anderen wel een echt 'liefdespaar' vormen. Dat geldt zeker voor Chénier. Aanvankelijk ziet hij Maddalena nauwelijks staan en als zij elkaar in de tweede akte opnieuw ontmoeten, duurt het even eer hij weet wie zij is, laat staan dat hij zich haar naam herinnert. Van haar kant zien we in het eerste bedrijf hoe een ietwat wereldvreemde Maddalena in Chénier iemand ontmoet die haar romantische gevoelens dermate prikkelt dat zij zich met hem dermate verwant gaat voelen, dat zij zich na het verlies van haar moeder, haar positie en haar bezittingen juist tot hem wil wenden voor hulp en bescherming. Veelzeggend is het feit dat bij hun ontmoeting in het tweede bedrijf, geheel door Maddalena gearrangeerd, slechts één keer en dan nog terloops gerefereerd wordt aan liefde. Eindigt een traditioneel liefdesduet met uitingen van liefde of verliefdheid en verlangen naar elkaar, Maddalena en Chénier besluiten hun duet met de gezamenlijke uitroep 'Samen tot in de dood!', hoewel voor geen van beiden op dat moment al sprake is van een acute dreiging. Zij zijn twee eenzame zielen die bij elkaar steun zoeken in een maatschappij die onstuitbaar op hun ondergang aanstuurt. Meer dan een uiting van liefde is hun extatische slotduet dan ook een triomfkreet van twee mensen, die in het gezamenlijk sterven een bevrediging vinden die het leven hen onthouden heeft. ________________ index |