Opera en operette

Andrea Chénier - synopsis

 

© Paul Korenhof, augustus 2022

 

Plaats en tijd van handeling: Coigny (Normandië) en Parijs, 1789 en 1794

Eerste bedrijf - Het kasteel van Coigny in de eerste helft van 1789.

Terwijl Parijs in de greep is van de woelingen die zullen leiden tot het uitbreken van de Franse Revolutie, wordt in het kasteel alles in gereedheid gebracht voor een feestelijke ontvangst. De majordomus laat in een hoek van de balzaal een blauwe sofa neerzetten door de huisknecht Gérard, die mijmert over de romantische taferelen waarvan dit meubelstuk getuige is geweest (Compiacente a' colloqui). Dat de nieuwe ideeën aan hem niet zijn voorbijgegaan, blijkt als hij zijn oude vader uit de tuin ziet komen met een grote vaas bloemen. Hij beklaagt het lot van de oude man die zijn hele leven voor een schamel loon heeft opgeofferd (Son sessantanni, o vecchio) en in gedachten schudt hij zijn vuist tegen zijn adellijke werkgevers ( T'odio, casa dorata! ). Zijn gedachten worden onderbroken door de binnenkomst van de dochter des huizes, de jonge Maddalena, op wie hij reeds jaren heimelijk verliefd is (Quanta dolcezza).

De gravin komt eveneens binnen, geeft opdracht de kaarsen aan te steken en informeert naar de ingehuurde zangers en musici. Dan ziet zij buiten de eerste gasten arriveren en zij wijst Maddalena op de romancier Fléville, een gunsteling van Louis XVI, en een Parijse abbé. Als zij ziet dat haar dochter nog niet gekleed is voor het feest, zegt zij haar haast te maken, maar Maddalena klaagt tegen haar kamenierster, de mulattin Bersi, over de mode van die tijd, die vrouwen in haar bewegingen belemmert (Soffoco… moro). Zij zal volstaan met een witte jurk en een roos in haar haar.

Tijdens de ontvangst van de gasten stelt Fléville twee vrienden voor: de Italiaanse musicus Flandro Forinelli en de Franse dichter Andrea (Andrée) Chénier. De aanwezige dames zijn vooral geïnteresseerd in de abbé met het laatste nieuws uit Parijs: de koning is besluiteloos en wordt slecht geadviseerd, de 'derde stand' treedt steeds meer op de voorgrond en het volk heeft het standbeeld van Henri IV onteerd (Debole è il Re). Fléville stelt voor om alle zorgen te vergeten (Passiam la sera allegramente) en vraagt de aandacht voor een romance van zijn hand, uitgevoerd door een koortje van herders en herinnetjes. De gravin vraagt of Chénier eveneens voor enige verstrooiing kan zorgen, maar deze antwoordt ietwat onbehouwen dat zijn muze er het zwijgen toe doet. Fléville verontschuldigt het excentrieke gedrag van zijn vriend en de gravin wendt zich tot diens andere vriend, Forinelli, die zij naar het klavecimbel begeleidt.

Maddalena, die zich inmiddels bij de gasten heeft gevoegd, wedt met haar vriendinnen dat zij meer succes zal hebben. Zij spreekt de dichter allervriendelijkst aan (Al mio dire perdono), verontschuldigt zich dat zij nu eenmaal 'een vrouw en dus nieuwsgierig' is, en dat zij daarom graag een gedicht van hem zou willen horen. Chénier antwoordt hoffelijk dat haar wens voor hem een bevel is, maar dat zijn muze zich minder makkelijk laat dwingen. De dichtkunst is even grillig als de liefde! Die opmerking leidt tot enige hilariteit en Maddalena voegt daar spottend aan toe dat de liefde volgens haar niet zo kieskeurig te werk gaat. Chénier reageert getroffen (Colpito qui m'avete) en belooft dat hij haar de ware betekenis van het woord 'liefde' zal leren.

Chénier begint dan een improvisatie, waarin hij beschrijft hoe hij door de natuur zwierf, vervuld van liefde voor de wereld en vooral voor zijn eigen vaderland. Toen hij, vervuld van die liefde, in een kerk wilde bidden, zag hij daar hoe de priester rondging om te collecteren, maar tegelijk voorbijging aan de uitgestoken handen van bedelaars. Vervolgens kwam hij in de schamele hut van een arbeider (Varcai degli abituri l'uscio) die zijn land, zijn werkgevers en God vervloekte, omdat hij het geld niet had om zijn huilende kinderen te voeden. Toen hij Maddalena ontmoette, zag hij in haar ogen een mededogen dat van ware liefde getuigde (Ecco la bellezza della vita), maar haar luchthartigheid bezorgde hem een nieuwe desillusie. Hij drukt haar daarom op het hart (O giovinetta bella) niet te spotten met de liefde voordat zij de ware liefde heeft leren kennen! Zijn revolutionaire woorden zorgen voor consternatie alom, maar Maddalen stamelt een verontschuldiging en trekt zich zwijgend terug. De gravin poogt de stemming op te klaren door het sein te geven voor een vrolijke gavotte, maar deze wordt al snel vermengd met luguber gezang van buiten. Gérard gooit de grote deuren open voor een groep boeren en bedelaars die hij aandient als 'Zijne Hoogheid de Armoede' (Sua Grandezza la Miseria). Ontsteld beveelt de gravin hem op staande voer het kasteel te verlaten en zonder aarzeling werpt Gérard zijn livrei af, zeker als hij ziet hoe zijn oude vader op zijn knieën om genade wil smeken. Hij neemt de oude man mee naar buiten, terwijl lakeien de overige indringers uit de balzaal verwijderen. Dan verontschuldigt de gravin zich tegenover haar gasten voor het gedrag van Gérard, die 'te veel gelezen heeft', en geeft opdracht om de onderbroken gavotte te hervatten.

Tweede bedrijf - Een pleintje in Parijs op een ochtend in juni 1794; links café Hottot en het Terrasse des Feuillants, rechts een altaar met de buste van Marat en op de achtergrond een brug over de Seine (de Pont Peronnet) en de 'voormalige' Cours la Reine. Chénier zit alleen aan een tafeltje. Aan een ander tafeltje zit Bersi met de 'Incredibile', een spion van het Revolutionair Tribunaal.

De 'sans-culotte' Mathieu stoft het borstbeeld van Marat af, moppert over het vuil dat erop zit (Per l'ex inferno!) en koopt van een krantenjongen een bulletin dat vijf maanden oud blijkt te zijn. Bersi vraagt de Incredibile of het waar is dat Robespierre spionnen heeft ingezet en antwoordt op zijn vragen dat zij niets te vrezen heeft (Temer?… Perchè?). Zij is een trouwe dochter van de Revolutie die zich als 'merveilleuse' (prostituée) overgeeft aan de vrijheid en het plezier die de Revolutie het volk geschonken heeft, terwijl elders de karren met ter dood veroordeelden af en aan rijden. Alleen achtergebleven concludeert de Incredibile dat 'burgeres Bersi' inderdaad de vrouw is die hij signaleerde in het gezelschap van de blonde schone naar wie hij op zoek is. Bovendien is het hem niet ontgaan dat zij de aandacht probeerde te trekken van Chénier, die eveneens zijn belangstelling geniet (No, non m'inganno). Hij besluit de laatste in de gaten te houden.

Chénier krijgt gezelschap van zijn vriend Roucher, die hem een vrijgeleide brengt en hem smeekt Parijs te verlaten. Chénier is dat niet van plan. Hij gelooft dat een geheime kracht zijn lot bepaalt (Credo a una possenza arcana) en hoopt daarbij een liefde te vinden zoals hij nooit eerder heeft gekend (Io non ho amato ancor). Hij heeft namelijk een briefje ontvangen van een onbekende schone die tot zijn verbeelding is gaan spreken. Als Roucher zegt dat Café Hottot een verzamelpunt is voor 'merveilleuses', en dat het briefje van één van hen afkomstig moet zijn, besluit Chénier alsnog te vertrekken. Samen lopen zij naar de Pont Peronnet, waarover Robespierre en andere leiders van de Revolutie onder luide toejuichingen voorbijkomen. Ondertussen benadert de Incredibile Carlo Gérard, die ook naar Café Hottot komt, en die kennelijk opdracht heeft gegeven de verblijfplaats van de onbekende blonde vrouw te achterhalen. Op zijn verzoek om een nauwkeurig signalement antwoordt Gérard met een romantische schildering van een vrouw die hij in Parijs gezien heeft, en die hij daarna uit het oog verloren heeft (Azzurro occhio di cielo). De Incredibile belooft dat hij haar nog die avond zal zien.

Als Chénier en Roucher terugkomen, wordt de laatste aangesproken door Bersi. Zij vraagt hem Chénier bezig te houden tot zij niet meer bespioneerd wordt en gaat met de Incredibile het café in, dat inderdaad een verzamelplaats van merveilleuses wordt. Chénier, die hoort wie naar hem op zoek is, neemt afstand van zijn liefdesdroom, maar in de drukte zegt Bersi hem te wachten op een dame die zich zal voorstellen als 'Hoop'. Roucher is bang voor een valstrik en besluit een oogje in het zeil te houden. Terwijl Mathieu, de Carmagnole neuriënd, de lantaarn bij het altaar van Marat gaat aansteken, verschuilt de Incredibile zich om de ontwikkelingen gade te slaan.

Even later verschijnt Maddalena (Ecco l'altare) in de mantel van Bersi. Zij spreekt Chénier aan die haar niet herkent en ook niet weet wat hij met de situatie aan moet. Pas als zij een frase herhaalt uit zijn improvisatie op het kasteel van Coigny, gaat hem een licht op en als zij in het licht van een lantaarn haar mantel openslaat, noemt hij verrast haar naam. Verheugd snelt de Incredibile weg om Gérard te waarschuwen, tot schrik van Maddalena, die vanuit haar ooghoek een schaduw meende te zien. Chénier stelt haar gerust en zij vertelt dan dat zij hem al om hulp had willen vragen toen hij bij de Revolutionairen hoog in aanzien stond (Eravate possente). Al die tijd is zij door de trouwe Bersi verborgen gehouden voor spionnen die op zoek waren naar ondergedoken aristocraten, en toen zij hoorde dat Chénier eveneens uit de gratie was, besloot zij contact met hem te zoeken in de hoop dat hij nu de mogelijkheid had zich om haar te bekommeren. Door haar woorden raakt Chénier in vuur en vlam (Ora dolcissima) en beiden beloven elkaar trouw tot in de dood, maar hun samenzijn wordt onderbroken door Gérard, op de hielen gevolgd door Roucher en de Incredibile. Chénier vertrouwt Maddalena toe aan Roucher, die de Incredibile met een pistool op de vlucht jaagt. Gérard gaat Chénier met zijn sabel te lijf, maar valt al snel gewond neer. Hij waarschuwt Chénier dat diens naam op de lijst van gezochte personen staat, en zegt hem te vluchten om Maddalena te beschermen. Als Mathieu toesnelt met de Incredibile en enkele merveilleuses, verklaart Gérard dat hij zijn aanvaller niet heeft herkend. Spontaan schuift Mathieu de schuld op de tegenstanders van Robespierre en het duurt niet lang of de toegestroomde menigte roept om 'dood aan de Girondijnen'.

Derde bedrijf - De zaal van het Revolutionair Tribunaal, ongeveer een maand later. Op een tafel staat een grote urn en tegen een muur hangt een spandoek met de tekst 'Burgers! Het Vaderland is in gevaar!'

Met een sterk beroep op de vaderlandsliefde van de verzamelde menigte probeert Mathieu geld in te zamelen ter ondersteuning van de revolutionaire legers, maar hij heeft weinig succes (Dumouriez traditore!). De stemming slaat om bij de binnenkomst van Gérard, die vrijwel hersteld is van zijn verwonding, en die de menigte bedankt voor de uitbundige begroeting ( Grazie, cittadini! ). Na nog een mislukte poging om geld in te zamelen geeft Mathieu hem het woord en vanaf het eerste moment heeft Gérard meer succes, vooral bij de aanwezige dames (Lacrime e sangue dà la Francia). Onder hen bevindt zich de oude blinde Madelon, die haar zoon verloren heeft bij de bestorming van de Bastille en haar oudste kleinzoon in de slag bij Valmy. In de wetenschap dat zij zelf niet lang meer te leven heeft, schenkt zij de Revolutie nu haar jongste kleinzoon (Son la vecchia Madelon), waarna omstanders haar moeten wegleiden.

Terwijl de menigte zich vermaakt op de klanken van de Carmagnole, komt de Incredibile melden dat Chénier die ochtend is gearresteerd (L'uccello è nella rete). Hij verzekert Gérard dat het niet lang zal duren of Maddalena zal uit zichzelf naar hem toekomen in een poging Chénier te redden, zeker nu in de straten al het geschreeuw hoorbaar is van de krantenjongens die het nieuws wereldkundig maken (Donnina innamorata). Gérards tegenwerping dat Maddalena hem zal haten, wordt cynisch weerlegd met het argument dat hij in ieder geval zo verstandig was om niet te kiezen voor haar hart, maar voor haar lichaam. Het enige wat nog ontbreekt is een geldige aanklacht tegen Chénier, maar Gérard aarzelt die te ondertekenen Esito dunque?). Als hij het papier doorleest, doorziet hij het manipulerende karakter ervan (Nemico della patria!) en weemoedig denkt hij terug aan de tijd toen hij nog vol idealisme was, en toen liefde bij hem nog niet had plaatsgemaakt voor hartstocht. Verbitterd zet hij zijn handtekening en geeft het papier weer aan de Incredibile die zich er snel mee uit de voeten maakt.

Vrijwel op hetzelfde moment verschijnt Maddalena, die Mathieu vraagt waar zij Carlo Gérard kan vinden. Aarzelend wendt zij zich tot haar vroegere huisknecht, die haar bruusk toebijt dat hij haar al verwachtte, en dat hij alleen daarom Chénier heeft laten arresteren (Io t'aspettava!). Maddalena begrijpt niet wat hij bedoelt, totdat Gérard haar onthult dat hij reeds lang bezeten is van verlangen naar haar (Io l' ho voluto allora che tu piccina). Als zij zijn brute hartstocht wil ontvluchten, verspert hij haar de weg, maar dan zegt zij dat zij bereid is zichzelf op te offeren als zij daarmee Chénier kan redden. Zij vertelt welke ontberingen zij na het uitbreken van de Revolutie en de dood van haar moeder heeft moeten doorstaan (La mamma morta) en hoe haar liefde haar uiteindelijk alles heeft laten doorstaan. Geroerd besluit Gérard haar te helpen, maar uit papieren die hem in handen worden gedrukt, maakt hij op dat Chéniers lot in feite al bezegeld is. Terwijl het volk de zaal binnenstroomt, smeekt Maddalena hem Chénier te redden.

Nadat het tribunaal onder voorzitterschap van Dumas heeft plaatsgenomen (Mathieu: Passo ai giurati), worden de beklaagden binnengeleid en begint een proces waarbij niemand zelf maar de kans krijgt op enige vorm van verweer. Bij het afroepen van de naam Andrea Chénier ontstaat echter enige onrust en als de aanklager Fouquier Tinville hem ervan beschuldigt dat hij zich tegen de Revolutie heeft uitgelaten, springt de dichter op met een luidkeels ' Tu menti! ' (Je liegt!). Een deel van het publiek toont zich geïnteresseerd en van die gelegenheid maakt Chénier gebruik om een vurig pleidooi af te steken (Sì, fui soldato). Fouquier Tinville roept getuigen op en Gérard komt naar voren. Hij noemt de aanklacht één grote leugen die hij ten onrechte heeft ondertekend. Onverstoorbaar besluit Fouquier de aanklacht dan maar zelf te ondertekenen en Gérard richt zich nu tot het volk, dat inmiddels in twee kampen verdeeld is. Hij verwijst naar het rumoer van de voorbijtrekkende troepen (Laggiù, è la patria) en zegt dat dáár het vaderland gediend wordt, 'niet hier, waar het zijn dichters ter dood brengt'. Zijn woorden zijn vergeefs en na terugkeer van de gezworenen spreekt Dumas de doodstraf uit.

Vierde bedrijf - De gevangenis van Saint-Lazare in de nacht van 24 op 25 juli 1794

Chénier zit in gezelschap van Roucher aan een tafeltje te schrijven. De cipier Schmidt wijst erop dat het erg laat is, maar op dat moment beëindigt Chénier zijn laatste gedicht, dat hij aan Roucher voorleest (Come un bel dì di maggio).

Terwijl buiten Mathieu de Marseillaise zingt, wordt er aan de poort geklopt door Gérard, die de cipier verklaart dat Maddalena toestemming heeft voor een laatste bezoek aan Chénier. Eerst neemt Maddalena de cipier echter apart en geeft hem enkele juwelen in ruil voor de toezegging dat zij de plaats kan innemen van een jonge vrouw die eveneens ter dood is veroordeeld (Fra i condannati di domani). Zonder verdere vragen gaat de verbaasde cipier Chénier halen, terwijl Gérard besluit tot een laatste gratieverzoek aan Robespierre. Schmidt komt terug met Chénier, die ontroerd afscheid neemt van Maddalena (Vicino a te s'aqueta). Als zij vertelt dat zij met hem het schavot zal bestijgen, mondt hun samenzijn uit in een lofzang op de liefde die triomfeert over de dood (La nostra morte è il trionfo dell'amore!). Bij het aanbreken van de ochtend bestijgen zij in innige omhelzing de kar die hen naar het schavot zal brengen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links