Muziek (algemeen) A Yiddishe Momme...
© Aart van der Wal, april 2017
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op 4 mei herdenken we veel. Misschien zelfs wel te veel. Dit nationale in memoriam is in de loop der jaren uitgegroeid tot een zo langzamerhand onoverzienbare kolos die het gehele tijdperk vanaf 1940 beslaat en waarin door velen een plek wordt geclaimd. Iets wat eerst uitgesproken specifiek was heeft geleidelijk aan plaats moeten maken voor meer algemene kenmerken, terwijl eens zo diep gewortelde gevoelens door de tijd zijn bij- en zelfs afgeschaafd, niet in de laatste plaats doordat de meeste slachtoffers die de Tweede Wereldoorlog hebben overleefd inmiddels niet meer onder ons zijn. We hebben de geleidelijke verschuiving gezien van het 'te land, ter zee en in de lucht' van de Tweede Wereldoorlog naar de meest uiteenlopende vredesoperaties. Terwijl onze zuiderburen nog dagelijks volop met de herdenking van de Eerste Wereldoorlog in de weer zijn, de taptoe blazen, heeft de tand des tijds bij ons danig huisgehouden. Marteling en Moord
Een deel van de persoonlijke verslaggeving van die gruwelijke gebeurtenissen heeft blootgestaan aan zowel veel lof als kritiek. Lof wat betreft de bereidheid om het onleefbare en onvoorstelbare alsnog te (laten) beleven en daardoor voor te stellen, kritiek omdat in de berichtgeving de herinnering en herbeleving een onvermijdelijke subjectieve kant had. Wel moest hebben, want de onmenselijke maat der dingen lag ook daarin. In zijn standaardwerk 'Ondergang' uit 1965 (nog steeds gratis te downloaden op de DNBL-site) noteerde J. Presser het zo: 'Misschien is de enige goede manier, te pogen het zo ver te brengen, dat de lezer zich zoveel mogelijk met de slachtoffers vereenzelvigt, hetgeen in het menselijke vlak een sober verhaal, in het zakelijke een sober verslag vereist. Verslag en verhaal door elkaar heen geweven, vrij van welke romantische opsmuk ook, óók zakelijk in het menselijke, óók menselijk in het zakelijke'. Wie zijn eigen kampervaringen neerschrijft moet bijna over bovenmenselijke eigenschappen beschikken om daaraan te voldoen. Dat het velen gelukte siert hen, op meerdere fronten.
Dit kon niet waar zijn De door Duitse strakke hand geleide vernietigingscentrale met als kern daarvan een ongekende, ongeremde en demonische jodenhaat, is tot aan zijn uiterste grens, dat wil zeggen tot in de gaskamers, tevens een politiek van misleiding geweest. Als er al stemmen in de wereld opgingen dat de joden naar de slachtbank werden gevoerd, viel dat buiten het menselijk bevattingsvermogen: dat kon niet plaatsvinden, dit kon niet waar zijn. Die samenballing van hetzes, knechting, ontrechting, roof, diefstal, plundering, ontmenselijking, marteling en ten slotte moord zegt niet alleen iets over het grenzenloze maar evengoed bureaucratische fanatisme waarmee de 'Endlösung' werd bedacht én uitgevoerd. En natuurlijk zegt het het nodige over de erachter liggende systematiek (waarvan zelfs 'spontane' acties deel uitmaakten). Nasleep
Terwijl de innerlijke strijd voortwoedde. Ik citeer uit 'Ondergang': 'Want om te leven moest elke overlevende iemand verraden door hem in de steek te laten. Willens en wetens, of per toeval of door geweld gedwongen, maar ieder der overlevenden werd op een gegeven ogenblik gescheiden van zijn vader of zijn broer, van zijn vrouw of kind. Zo groeide een altijd aanwezig besef van schuld, dat uitliep in zelfmoorden of in een brandend gevoel van verantwoordelijkheid omdat men het oordeel had overleefd. Elkeen, die zich gespaard zag door wat hem toeleek een reeks wonderen te zijn, wist dat hij ten eeuwigen dage zou worden vervolgd door de vraag: waarom?...' Ging het onbeschrijflijke leed dat was geleden het voorstellingsvermogen al te boven, het nam niet weg dat er na terugkomst een geheel nieuw leven moest worden opgebouwd. De ontelbare angsten, de enorme schokken, de herhaaldelijk toegeslagen paniek, het eindeloze verdriet, het verlies van huis en haard, van gezin, familie en vrienden, het weggevaagde joodse leven: men moest toch verder, veelal alleen, met kip noch kraai op de wereld. Zij die onder de meest barre omstandigheden erin waren geslaagd om in de kampen en zelfs nog tijdens de beruchte dodenmarsen overeind te blijven, knapten juist op het moment dat het nieuwe leven zich schoorvoetend begon af te tekenen. Men was plotsklaps geen lid meer van een groep, een gemeenschap, maar stond alleen in een nog steeds boze wereld die weliswaar bevrijd maar teveel met de eigen sores bezig was om zich ook nog om een teruggekeerde jood te bekommeren. Na vele en veelsoortige verschrikkingen - Presser somt het allemaal op -, ondraaglijke honger, ondraaglijke vernederingen, ondraaglijke mishandelingen, ondraaglijke arbeid, ondraaglijke behuizing, ondraaglijke tonelen als de moordpartijen op kampgenoten, vaak familie en vrienden, ondraaglijke geestelijke spanningen, in ondraaglijke hitte, in ondraaglijke kou, in nimmer aflatende angst. Al het gestichte was weg, al het opgebouwde geruïneerd, al het gespaarde verloren gegaan. Het 'nieuwe leven' werd gaandeweg ingenomen door psychische aandoeningen, fysieke kwalen, rouw om de achtergeblevenen, onthechtheid. En onder die nog steeds mensonwaardige omstandigheden waren er de diensten van gemeenten en rijksoverheid die er in hun onwelwillendheid en onverschilligheid nog een stevig schepje bovenop deden, terwijl de 'arische' Nederlanders na vijf jaar oorlog en met een dramatisch verlopen Hongerwinter oog noch oor hadden voor hun joodse medelanders; en de teruggekeerden zelf er geen enkel idee van hadden wat er na hun gedwongen deportatie in ons land allemaal was voorgevallen. Ze praatten tegen elkaar, maar ze verstonden elkander niet.
Van de bijna 5.500 teruggekeerden zullen er slechts weinige zijn geweest die zonder slag of stoot een nieuwe plek in de samenleving wisten in te nemen. In tegendeel, alleen al het terugwinnen van afgenomen rechten en het verkrijgen van schadevergoedingen en uitkeringen betekende jarenlang een onvoorstelbare krachttoer. Als het al mogelijk was: een eenmaal failliet bedrijf of een verloren gegane praktijk liet zich meestal niet meer of slechts met grote moeite herstellen, oude werkkringen bestonden niet meer. Men moest opnieuw beginnen, met niets anders dan de kleding die men aanhad en die paar schamele bezittingen die men bij zich droeg. Met een minimaal voorschot moest men zelf aan de slag. Maar soms toch ook wel tegen beter weten in, naïef misschien, want de joodse bezittingen waren in de oorlogsjaren vaak meerdere malen in andere handen overgegaan, hypotheken en levensverzekeringen waren noodgedwongen niet meer voortgezet of juist beëindigd, terwijl woningen en waardepapieren op stel en sprong waren verkocht. Men kon eenvoudig het 'oude' leven niet meer oppakken. Waar het wel opneer kwam was dat voortdurende en vaak hopeloze gevecht met allerlei instanties die binnen een ogenschijnlijk vormeloze bureaucratie allerlei weerstandsgrenzen hadden opgetrokken, met als 'bijgerecht' het voortdurende van-het-kastje-naar-de-muur geloop. Dat het lot van de Nederlandse joden naar omvang gemeten veel ernstiger was dan waar ook in Europa mag zo langzamerhand als bekend worden verondersteld. In die zin hebben Hitler en zijn trawanten de oorlog tegen ons land zonder meer gewonnen: de vrijwel totale uitroeiing van alle joden boven de vijftig en onder de zeventien is een troosteloos maar onloochenbaar feit. Het verlies laat zich niet alleen herleiden tot een puur menselijk drama waarvan vrijwel niemand de reële omvang ook maar bij benadering kan beseffen, maar ook tot het enorme verlies van talent en kennis. Al het materiële, kunstwerken uitgezonderd, is vervangbaar, maar de mens is dat niet. Na de oorlog bleek dat alleen al uit een simpel feit: een gewoon joods huwelijk was vrijwel onmogelijk geworden, want de joodse partner ontbrak ten ene male. Geen wonder dus dat, alles bijeen genomen, emigratie naar Israel meer voor de hand lag dan in eigen land te blijven. Oorlogskind
Dan waren er de gezinnen die op verschillende onderduikadressen waren ondergebracht. En dat waren er vele. Na de oorlog pas bleek dat door dit uiteenvallen de kans op hereniging of minimaal of verkeken was. Een elders ondergebracht kind dat niet meer was terug te vinden en waarvan de ouder(s) jarenlang daarover in onzekerheid ble(ef)ven verkeren. Of het nietsvermoedende kind dat met zijn ouders werd geconfronteerd, zonder dat hij besefte of dat het niet onomstotelijk vaststond dat het zijn echte ouders waren. En als het uiteindelijk tot een hereniging kwam was er de brandende geloofskwestie: de joodse ouder(s) die een christelijk opgevoed kind terugkre(e)g(en). Ook met het vraagstuk van de oorlogskinderen hield de ambtenarij zich intensief bezig. Vele van hen waren te hooi en te gras over het land verspreid geraakt of op slag oorlogswezen geworden. Al op 14 mei 1945 ging het door de overheid ingestelde OPK (bureau voor Oorlogspleegkinderen) aan het werk. Begin 1947 was sprake van 3481 geredde oorlogspleegkinderen. Daarvan konden er 1540 alsnog met hun ouders worden herenigd; 421 gevallen werden aan de rechter voorgedragen voor opname door een joodse voogd. De rechter had zelf al eerder eigenmachtig 51 joodse en 36-niet-joodse voogden benoemd. Van de nog af te handelen gevallen groeide - volgens Presser - ongeveer een derde in een niet-joods milieu op. Kinderen en hun natuurlijke ouders waren door de oorlog gescheiden geraakt. Dat liet zich vaak niet meer of slechts nog herstellen. Hetzij dat de ouders waren omgekomen, hetzij dat sporen definitief waren uitgewist. De consequentie daarvan was dat overheid en rechtbank zelf ingrepen in het natuurlijke recht van die ouders, zelfs als die in leven waren (of alleen de vader of de moeder). Het eindeloze getouwtrek kon ertoe leiden dat sommige jongeren Nederland de rug toekeerden en zich in den vreemde vestigden, bevrijd van de ballast van weleer. En niet in de laatste plaats gevoed door de weinig florissante houding van de niet-joodse vaderlanders jegens de joden. Het veel gehoorde 'De goede joden zijn dood, de slechte zijn teruggekomen,' heeft nog heel lang nagesudderd. Ook toen de vreselijke waarheid van de Sjoa steeds sterker naar voren kwam. Een verloren bericht Het raakte hem tot diep in zijn ziel. Nee, oude wonden werden er niet door opengereten, want die waren er altijd al. Zelf ziet hij het als een godswonder dat hij, toen nog maar een kind van joodse afkomst, de oorlog overleefde. Tijdig ondergebracht bij niet-joodse, socialistische pleegouders werd hem het vreselijke lot van zijn ouders en de ruim honderdduizend met hen bespaard. Aan zijn pleegouders dankte hij zijn verdere opvoeding en scholing, zoals hij ook in zijn verdere leven vrijwel alles aan niet-joodse mensen (leraren, buren, vrienden, kennissen) te danken had. joodse liedjes
Ouders omgekomen Mania Krell Na aankomst in Den Haag moest Mozes uiteraard werk zien te vinden. Hij bleef niet al te ver van zijn stiel en werd broodbezorger. Esther verkocht op de markt de hoedjes en japonnen die haar dochter Frieda thuis had gemaakt. Haar gezondheid ging echter zienderogen achteruit, wat haar ten slotte dwong om thuis te blijven. Waarna haar zoon Leo het werk overnam. Zodoende werden voldoende inkomsten gegenereerd om de nog steeds in Den Haag wonende familie te kunnen onderhouden.
Mania was pas 15 toen ze besloot het voorgoed het huis te verlaten. Ze zocht werk en werd als huishoudelijke hulp aangenomen bij een joods doktersgezin. Haar intelligentie en welbespraaktheid (ze sprak al uitstekend Nederlands) vielen op. Zozeer zelfs dat de arts besloot haar studie voor verpleegkundige zwakzinnigenzorg te betalen. Mania haalde met speels gemak haar diploma en ging werken in het joodse zwakzinnigengesticht Apeldoornsche Bosch. Ze maakte de ontruiming in januari 1943 door de Duitse bezetter echter niet meer mee: al kort na haar huwelijk met Miel (Emanuel Louis) Kats op 19 januari 1938 was zij al met werken gestopt. Dat huwelijk heeft niet lang stand gehouden. Al op 3 april 1941 werd door de Haagse rechtbank de scheiding uitgesproken. Mania hield het hoofd boven water dankzij financiële steun (waarschijnlijk ook van de gemeente). Vaak werd Nal (koos- en roepnaam Nallie) bij moeder Esther of bij Bets Groot (Nals latere pleegmoeder tijdens de onderduik) geparkeerd. Mania was een van de velen die een oproep in het kader van de 'arbeidsverruiming' ontvingen en in het doorgangskamp Westerbork terechtkwamen. Ze werkte daar voor een haar goed gezinde arts die al snel haar verpleegkundige kwaliteiten ontdekte en die haar drie maanden in het kamp wist te houden. Maar ook zij werd uiteindelijk op de 'trein van dinsdag' gezet. Direct na aankomst in Sobibor werd zij vergast.
Onderduik
Mania behoorde zeker niet tot de gemakkelijkste en ze kon bijzonder vasthoudend, zo niet koppig zijn. Zo weigerde ze ondanks herhaald aandringen om onder te duiken. Het bleek een fatale keus die zij uiteindelijk met de gasdood moest bekopen. Haar broer Leo en zijn vrouw Emmy hebben het daartegen wel gered. Leo was als peuter met zijn familie in 1914 naar Nederland gekomen, had later Emmy ontmoet en was met haar getrouwd. Leo werd na de oorlog bontwerker in Den Haag, maar door de alsmaar schrijnende oorlogswonden emigreerde hij in 1952 naar het Canadese Vancouver om daar met een schone lei te beginnen. Daar hadden ze echter geen belangstelling voor chique bontmantels en dus schoolde hij zich snel om tot succesvol makelaar in onroerend goed. Zijn oudste zoon, Rob Krell, bracht het tot een belangrijk psychiater en houdt zich, hoewel gepensioneerd, nog steeds intensief bezig met congresbezoek en het geven van lezingen over kind-overlevenden ('child survivors'). Op het internet is veel over hem te vinden. Spanningen
Een volgende tweespalt leek zich zes jaar later voor te doen, toen oom Leo met vrouw en zoon (Rob) naar Canada wilde emigreren en Nal voorstelden met hen mee te verhuizen. Voor Nal voelde het als werd een zware last op zijn schouders gelegd: de keus was tussen het nieuwe 'beloofde' land of blijven. Hij koos voor Nederland, gesterkt door het gevoel dat daar zijn toekomst lag. In 1960 kwam er een adoptiewet die bepaalde dat (oorlogs)pleegkinderen de familienaam van de pleegouders mochten aannemen. Een nieuwe tweespalt leek in de maak. Nal, inmiddels 21, vond dat hij trouw moest blijven aan zijn joodse wortels, daarin gesteund door anderen, waaronder zijn overbuurvrouw en zijn muziekleraar. Nal koos voor de naam van zijn vader. Zijn beide pleegouders hadden het daar om begrijpelijke redenen moeilijk mee. Het leven daarna Een lid van het Genootschap Nederland-Israel stimuleerde Nal Kats in 1974 in de oprichting van een in de Jiddische en Hebreeuwse (volks)muziek gespecialiseerd ensemble. Het werd 'Rozjinkes mit Mandeln' (genoemd naar een Jiddisch lied), dat vanaf 1975 landelijke optredens verzorgde en bestond uit, docenten en studenten van het Tilburgs conservatorium. Nal ging er ook speciaal muziek voor schrijven. Rond diezelfde periode was er nog een ensemble in hezelfde repertoire actief: Collegium Musicum Judaicum o.l.v. Chaim Storosum.
Nal Kats gaf de laatste 28 jaar van zijn onderwijsloopbaan muziekles op twee locaties: het Lorentz Casimir Lyceum in Eindhoven en het Strabrecht College in Geldrop. Met name in Eindhoven werden, dankzij de loyale steun van directie, collega's, leerlingen en de door Kats zelf opgerichte schoolband, allerlei muzikale activiteiten ontplooid. Ze trokken ook landelijk de aandacht, onder meer bij de KRO (pop) en de NS (Intercity Tempo Trein boogie-woogie). Op het Lorentz was er rond Kerstmis traditioneel de muzikale jaarafsluiting, maar ook de zogenaamde Interlyceale, de ontmoeting op sport- en cultureel gebied tussen de vijf oudste lycea in het land. Het waren van die gebeurtenissen waar ook nieuw muzikaal talent werd ontdekt, of gestimuleerd om daarin verder te gaan. Nal had het er maar druk mee. Het Jiddische lied
Het Jiddische hart
De weerslag daarvan publiceerde ze in de jaren zestig, in de vorm van een groot aantal bundels. Zo verscheen in 1963 een bundel liederen uit getto's en concentratiekampen: 'Met bloed en niet met inkt is dit geschreven', bedoeld als hommage aan haar ouders. Daarin was ook een hartbrekend gedicht van de twaalfjarige Esther Stjub opgenomen. Nal Kats besloot om er niet alleen muziek bij te componeren, maar ook om haar een gezicht, een persoonlijke geschiedenis te geven. Hij schreef daarvoor Yad Vashem en het Jewish Music Research Centre in Jeruzalem aan, maar ook het Holocaust Music Centre in Londen (dat zeker voor de minder ingewijde een schat aan informatie bevat). Nal zag in haar dat meisje in een soort van hinkelbaantje in dat getto van Wilna (Vilnius). Al hinkelend wordt ze moe, of misschien wel wanhopig, haar krachten vloeien weg. Ze denkt opeens aan wat haar ouders, of de rebbe, haar hebben verteld over het Beloofde Land. Ester Stjoeb was 12 jaar toen ze dit gedicht schreef. Er zijn geen verdere gegevens over haar bekend. Barakkenlied Een, twee, drie, Een, twee, drie, Een, twee, drie, Tova ben Zvi Tova ben Zvi heeft weliswaar Wikipedia gehaald, maar helaas alleen in het Pools (Nal doet momenteel pogingen om de juiste data te bemachtigen en tevens de tekst in het Engels vertaald te krijgen). Haar discografie kan wel worden geraadpleegd. Haar levensverhaal begint in 1939, als de Duitse bezetter het getto van Lodz opricht en de naam van de stad omdoopt in Litzmannstadt. De achtjarige Tova woont daar samen met haar ouders en haar kleine broertje. Haar moeder stierf daar al in 1942. Er werd honger geleden, met als vrijwel enige rantsoen waterige koolsoep en een homp brood. Geen eiwitten, vetten, mineralen. Evenals in het getto van Warschau en in andere Poolse getto's stierven de mensen er als ratten; of eigenlijk eerder nog. In juli 1944 werd het getto door de Duitsers geliquideerd en de inwoners naar de vernietigingskampen gedeporteerd. Tova werd, gescheiden van haar vader en broer, naar Auschwitz gedeporteerd. Kort na aankomst werd er binnen het kamp een oproep gedaan aan vijftig meisjes om te gaan werken in een fabriek in het nabijgelegen Guben, waar vliegtuigonderdelen werden vervaardigd. Tova meldde zich intuïtief direct aan, werd geselecteerd en daardoor een van de 'gelukkigen'. Ze werkte daar tot in januari 1945, toen het Russische leger in aantocht was en zowel het hoofd- als de subkampen door de Duitsers moesten worden ontruimd. Alleen de zieken die niet of nauwelijks nog een stap konden zetten bleven achter. Ze wachtten op het genadeschot van de SS, dat echter niet kwam. Voor de anderen begon de evacuatie en de daarop volgende dodenmarsen. Ziek en sterk ondervoed werden ze gedwongen om onder SS-begeleiding per dag zo'n vijftien tot twintig kilometer onder winterse temperaturen te 'marsen'. Wie niet meer kon werd langs de weg doodgeschoten en door een commando begraven. Weer anderen werden in open kolen- of goederenwagons in de hevige vrieskou op transport gezet naar 'veiliger' (voor de Duitsers dan) oorden. Tova wist echter op een onbewaakt ogenblik de benen te nemen. Ze zocht hulp bij Poolse arbeiders, maar werd verraden en eindigde haar vluchtpoging in een cel op het politiebureau. Vandaar ging de gedwongen tocht naar kampen in Potsdam,. Hannover, Celle en uiteindelijk naar Bergen-Belsen, waar ze door de Engelsen werd bevrijd. Tova verloor niet alleen haar ouders en broer, maar ook het merendeel van haar familie. Zij was een van de velen die na de oorlog naar Israel emigreerden om daar een nieuw leven op te bouwen. In de jaren die daarop volgden werd Tova daar een bekende zangeres van met name liedjes over de Holocaust. Ook nam ze deel aan fora en bijeenkomsten met jongeren, onder meer in Japan, om haar ervaringen met hen te delen.
Een van de vele liederen die zij zong en op de plaat vastgelegde was 'Hot a Yid a Vaybele' ('Als een jood een Vrouw had') dat Nal Kats als eerbetoon aan Tova in februari van dit jaar bewerkte voor sopraan, viool, akoestische gitaar en contrabas (met als uitgangspunt een eerder gemaakte bewerking door het duo M. Goldstein en J. Kamnmen en de vertaaladviezen van Flory Neter). Als u deze link volgt hoort u het door Tova gezongen origineel; de andere link brengt u bij de instrumentale bewerking van Nal Kats. Hij stak het lied in een ander jasje. Hot a Yid a Vaybele
Smartlap Nal vindt dat er over de betekenis van dit lied diepere lagen zouden moeten worden aangeboord: "De Nederlandse jongere generaties joden weten vrijwel niets van de joodse cultuur. Niets van de schrijvers, niets van de dichters, niets van de componisten. Als je vraagt of ze een boek van I.B. Singer, Charles Lewinsky of Elie Wiesel hebben gelezen, staan ze je met glazige ogen aan te kijken. Zo in de trant van 'man, van welke planeet ben jij afkomstig? Dit is toch de eeuw van het gamen, facebook, twitteren?' Inderdaad, een geheel andere wereld." Een gewone smartlap, de teksten pure rijmelarij, verzonnen door twee handige musici. Maar....de gevoelswaarde is bijzonder hoog. Men krijgt gemakkelijk natte ogen, afhankelijk van aan wie op dat moment wordt gedacht. A Yiddishe Momme Een Jiddische momme, er bestaat niets beters, De oorspronkelijk Jiddische en in het Engels vertaalde versie vindt u hier en de computerbewerking van Nal Kats hier. In de volheid van de tijd _______________ index |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||