Muziek (algemeen)

Muziek onder een nieuwe levensstijl

 

© Evert Rulf, september 2005

 

Aan het begin van de twintigste eeuw ontstond in Europa een relativistische geesteshouding die afrekende met het causale determinisme van de eeuw daarvoor. Men zag nu in dat vele onveranderlijk gedachte waarden helemaal niet zo absoluut waren en er vond een revolutionaire omslag plaats in de wetenschappen waardoor men een veel beter inzicht kreeg in het wezen van de ruimte en in het gedrag van de elementaire deeltjes. Deze geesteshouding die niet meer enkel het absolute realistische perspectief heiligde zou ook de kunstwereld gaan beïnvloeden met het ontstaan van de non-figuratieve en surrealistische stijlen. Deze werden al vrij snel op waarde geschat, misschien omdat het decoratieve karakter van deze kunst uitstekend paste bij de nieuwe bouwwijze.

Geheel anders lag dat bij de moderne muziek. De overgang van de in absolute toonsoorten gecomponeerde melodieuze werken naar de relativistische atonale muziek was te groot en te schokkend. Deze intolerantie was mede een gevolg van de geweldige impact die de geesteshouding van de negentiende eeuw op de muziek had uitgeoefend. Anders dan bij de beeldende kunsten ging de muziekwereld van de negentiende eeuw gepaard met een gehele levensstijl die van het genieten van de muziek een verheven sensatie maakte, om als het ware boven tijd en ruimte uit te stijgen. Hiervoor was vooral de Romantiek verantwoordelijk die aan het charismatische genie Beethoven, die het strijdende individu en de filosofie in de muziek introduceerde, een aura verleende die zou blijven stralen over de meeste componisten na hem.

De romantische zienswijze betekende dat musici op wilden gaan in de bedoelingen van de componist om deze over te dragen op de naar verheven schoonheid verlangende opkomende burgerij. Die onderdanigheid tegenover de componist toonden orkestleden onder meer door zich te kleden als bedienden, alleen in livrei waren zij in staat het beoogde ideaal van de componiste te verklanken. De dirigent vereenzelvigde zich met de componist door met grootse weidse liturgische gebaren het publiek in extase te brengen. Solisten toonden hun eerbied door uit het hoofd, de ogen ten hemel gericht, de muziek te vertolken. En dat kon enkel plaats vinden in de heilige hallen van de concert- en operapaleizen. Het publiek paste zich aan door in gewijde stilte en avondkledij mee op gaan naar het hogere.

De componisten verkregen door deze verheven aandacht een allegorische betekenis voor de muziek. In tegenstelling tot de andere kunsthandboeken die altijd ingedeeld waren volgens de opeenvolgende kunststijlen werden de muziekhandboeken ingedeeld aan de hand van de componisten, tot aan de meest obscure toe. Muziek moest worden uitgevoerd zoals de componist het had bedoeld, precies volgens de aanwijzingen in de partituur, ruimte voor vrije interpretatie was er niet, de cadensen waren door de componist voorgeschreven. Muziek was een blijvend kunstwerk, een museumstuk. Men stond er geheel niet bij stil dat muziek een kunstvorm was die niet te vatten was, dat het alleen maar noten op papier waren, dat er na een uitvoering niets tastbaars van over bleef.

Er ontstond zo een elitaire sfeer rondom het concertleven dat de nieuw gecomponeerde kakofonieën niet kon verdragen. De moderne muziek hoorde in het muziekpantheon niet thuis. Het concertleven bleef daarom geïsoleerd van de werkelijke veranderingen in de muziekwereld. Daarbij speelde het waarderingssysteem ook een rol. De behoudende critici steunden de publieke opinie door vast te blijven houden aan de door de Romantiek gestelde idealen. Het gevolg was een starre muzikale traditie. Als de commercie zich ook nog eens ontfermde over de meest geliefde werken ontstond er een ijzeren repertoire. Geen kunst die zo overheerst werd door de commercie als de muziek met al die mogelijkheden tot wereldwijde distributie. Om deze redenen kreeg het concertpubliek nauwelijks de kans om met de nieuwe muziek kennis te maken, laat staan dat die het wilde horen, waarvoor het gebrekkige muziekonderricht verantwoordelijk moest worden geacht.

Onder invloed van de nieuwe geesteshouding zou er in de loop van de twintigste eeuw een nieuwe levensstijl ontstaan die wel degelijk de muziekwereld zou gaan beïnvloeden. Het was de levensstijl van de vrije mens die niet aan autoriteiten en nationale grenzen onderworpen wilde zijn. Men wilde alleen nog zichzelf zijn, geen navolger van een authentieke grootheid, waarheidsgetrouw aan zichzelf en op die wijze een eigen authenticiteit ontwikkelen. Dat was al merkbaar bij het ontstaan van de blues, muziek weliswaar van een nog onderdrukte bevolkingsgroep, maar essentieel was dat het muziek was dat voortkwam uit het hart, muziek dat uiting gaf aan een verlangen naar vrijheid. Via de jazz kwam de nieuwe levensstijl tot volle bloei bij de rockmuziek, muziek die beoogde supranationaal te willen zijn. Aanvankelijk ging het om een vertoon van internationale solidariteit en het verafschuwen van de burgerlijke waarden van de ouderen, later ging de politiek meer een rol spelen, de muziek wilde uitdrukken wie je was en hoe je de wereld wilde verbeteren. Daarbij kon de rockmuziek, we denken aan musici als Frank Zappa, zich soms zo ontwikkelen dat de muziek te vergelijken was met die van moderne componisten. De grenzen tussen de grote en de kleine kunst gingen vervagen. Dat betekende ook dat de moderne muziek van na de oorlog met al zijn vrije vormen meer in de aandacht kwam, al was het dan nog niet in het officiële concertleven. De moderne componisten experimenteerden al lang met originele klanken en de Amerikaan John Cage werd zelfs een icoon voor de rockwereld.

De nadruk op de klassieke werken begon onder de invloed van de grotere aandacht voor de vrije vormen ietwat te tanen en bij het op zoek gaan naar muziek met een vrijere interpretatievorm stuitte men op een schatkamer van zelden gespeelde werken. Aanvankelijk was dat de barok waarop de commercie echter met zulk een enthousiasme sprong dat men er tot vervelens toe mee werd overvoerd. De nog oudere muziek uit de renaissance en de Middeleeuwen beantwoordde nog meer aan de wens tot vrijere interpretatie en men ging die werken dan ook op vele manieren uitvoeren op zo goed mogelijk historisch verantwoorde wijze. Deze nieuwe opvattingen over de interpretatie had ook zijn invloed op de klassieke speelwijze waardoor symfonieën op nuchterder wijze in kleinere bezettingen werden uitgevoerd en waar er ten opzichte van de partituur vrijheden werden veroorloofd.

De modernste muziek werd onder de invloed van de nieuwe levensstijl die geen grenzen tussen de verschillende stijlen meer wil trekken meer gewaardeerd en mocht voorzichtig de nog eigenlijk steeds alleen voor klassieke muziek bedoelde concertzalen binnen sluipen. Toch zal een belangrijk werk zelden na de pauze uitgevoerd worden met de kans op een halflege zaal. Aan de ene kant mag dit dan bedroevend zijn, aan de andere kant wordt nog te weinig beseft dat het in de cultuur van Europa nooit is voorgekomen dat de meerderheid van de massa, uitgerust met de meest geavanceerde technische snufjes, constant met muziek bezig is, vaak nog muziek van goede kwaliteit, al valt die dan niet altijd onder de noemer serieuze muziek. Die term is in de huidige levensstijl dan ook eigenlijk obsoleet geworden, alsof alles wat zich buiten de concertzaal afspeelt niet serieus genoemd mag worden. Het niet meer in vakjes verdeeld zijn van de muziek uit zich in het steeds vaker overschrijden van elkaars grenzen. Zo vindt één dezer dagen de première plaats van een opera gecomponeerd door de gitarist van de popgroep Pink Floyd, daarvoor waren de opera Tommy van de Who en de klassiek geschoolde violist Nigel Kennedy al schoolvoorbeelden voor de nieuwe levensstijl.

Muziek heeft een grotere zeggingskracht gekregen middels behagen, verleiden en ideologisch doordringen. Het is daardoor een krachtig politiek middel geworden om elkaar beter te begrijpen, door in muzikale vorm zijn mening te geven, Live Aid is daar een voorbeeld van.

Het muziekonderwijs zal zich aan deze levensstijl moeten aanpassen, hetgeen hier en daar al gebeurt, professoren in de popmuziek zijn al aangesteld. Toch zal er meer moeten gebeuren om alle grenzen te doen vervagen, vooral de grens tussen traditioneel en progressief, zodat er nog maar één grens overblijft, die tussen goed en slecht. Daarvan is de muziekwereld nog niet geheel doordrongen, vooral de concerthuizen en het waarderingscircuit moeten zich nog losmaken van het traditionele inzichten. De plechtige concerten voor een verplicht abonnementspubliek passen niet meer in deze tijd, er zal een andere formule gevonden moeten worden die beter getuigt van de nieuwe levensstijl. Musici moeten zich bevrijden van de verouderde inzichten van het waarderingssysteem en meer voor zichzelf opkomen, doen waartoe zij zich zelf in staat achten, durven over te gaan naar andere dan de gevestigde muziekstijlen, om zo ook de jongere generatie meer aan te spreken.

De kracht die er van de muziek uitgaat wordt nog steeds onderschat, maar in de nieuwe levensstijl worden we er allemaal door bevangen, het is een onvermijdelijk element van de cultuur geworden, een middel om elkaar beter te begrijpen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links