Muziek (algemeen) (H)eerlijk authentiek: De kleine bezetting in (iets) groter perspectief © Gert Oost † http://www.scholadavidica.nl/cont.php
|
Voorgeschiedenis Het zal ongeveer 1982 geweest. Als vertegenwoordiger van het Westen verbleef
ik in de DDR om Bach te bezoeken, een lezing over achttiende-eeuwse uitvoeringspraktijk
te houden op een 'Wissenschaftliche Arbeits Tagung en een aantal orgelconcerten
te geven - van staatswege georganiseerd en (in oostmarken) gehonoreerd. Ik ben muzikaal opgevoed door Anthon van der Horst; na 40 jaar ervaar
ik hem nog altijd als mijn geestelijke vader van wie ik ongelooflijk veel
heb meegekregen, muzikaal en mentaal. Van der Horst, geboren in 1899,
was vanaf 1923 werkzaam bij de Nederlandse Bach Vereniging, aanvankelijk
als organist, vanaf 1931 tot zijn overlijden in 1965 als dirigent. Van
der Horst was een vorsend mens, dat is duidelijk zichtbaar aan zijn levensloop,
waarin hij zich ontwikkelde van een Gereformeerd Amsterdams jongetje tot
een bezielde vrijdenker. Het is duidelijk aan zijn composities waarin
hij via een zeer eigen, zeg authentiek toonstelsel tot een unieke muziektaal
kwam. En het is van jaar tot jaar naspeurbaar in zijn ontwikkeling als
Bach-interpreet. Hij dirigeerde de Matthäus Passion uit een gefotografeerde
afdruk - facsimile uitgaven bestonden nog niet - van Bachs manuscript
om, naar zijn zeggen, op die wijze tijdens de uitvoering steeds weer opnieuw
door Bach zelf geïnspireerd te worden. Hij zei tegen mij: 'ieder
jaar zie ik nieuwe dingen in dat manuscript, ik zie wat Bach schreef en
ook wat hij doorhaalde, ik zie wat hij verbeterde en wat hij bij wijze
van spreken al musicerend toevoegde. Ineens zíe je met eigen ogen
dat de tekst van de Evangelist met rode inkt staat geschreven en dat beïnvloedt
op dat moment je uitvoering. Tijdens de uitvoering sta ik alleen maar
door te geven aan mijn muzikanten wat Bach me voorschrijft. Ik geef alleen
maar door, ik luister en kijk naar hem, hij inspireert mijn blik naar
m'n mensen. Zijn geest doorstraalt de Naardense Kerk. Daarom is het Evangelie,
liturgie, daarom luidt de klok van de Naardense toren, en nog wel op de
toon e, de begintoon van de Matthäus Passion (bij a = 440 Hz!). Ik
zorg dat ik tijdens het klokgelui op de bok staat. De laatste klokslag
is de eerste bas-inzet, als het kan in het zelfde tempo'. Bezeten van Bach Op dit moment ben ik letterlijk dag in dag uit met Bach bezig. Werkend
aan een boek over "Een Jaargang Bachcantates" behandel ik tekst
en inhoud van circa 60 cantates in volgorde van het kerkelijk jaar en
dus grotendeels in de volgorde waarin Bach ze componeerde, uitschreef,
instudeerde en op zondag in de kerkdienst uitvoerde. Bachs muziek is fascinerend,
eerlijk gezegd de teksten ook, ze laten zich moeilijker doorvertalen naar
onze tijd, maar nu ik de taal ken (en zelfs vaak ongemerkt een beetje
spreek) ben ik ook door de teksten zeer geboeid. Nog boeiender is het
om Bachs leven zo van week tot week mee te maken. Vanuit dit stramme werkschema
wordt het duidelijk waarom Bach - om maar enkele voorbeelden te geven
- koos voor een solistisch bezette cantate, op welke gronden hij zijn
instrumentale bezetting koos of op een later moment wijzigde, of waarom
hij de basso continuo wél, of niet, of slechts ten dele becijferde.
[Jammer maar waar: vaak is het zo dat hoe moeilijker de cantate was, hoe
meer Bach in tijdnood kwam en dus de klus niet klaar kreeg. Het becijferen
deed hij zelf, als al het andere schrijfwerk klaar was). Ik woon momenteel
ongeveer bij Bach in. Vanuit zijn werkkamer, leslokaal en orgelzolder
krijg ik de kans ongelooflijk veel informatie op muziekhistorisch en muziektheoretisch
gebied doorgeven aan wie het maar wil horen: fascinerend! Bezeten van authenticiteit Jos van Veldhoven behoort tot de generatie van de Georganiseerde 'Authentieke Historische Uitvoeringspraktijk', opgekomen tijdens de democratiseringsgolf van de jaren '70. In die tijd begon ik schuchter mijn werk als universitair-docent muziektheorie aan de opleiding muziekwetenschap, Universiteit Utrecht (ik meen me zelfs te herinneren dat Jos een enkele les onder mijn gehoor zat). Het was de tijd waarin het kon gebeuren dat een aankomende student op mijn vraag wat de musicologen in spe met het volgen van deze opleiding hoopten te bereiken, ten antwoord gaf: "Ik wil directeur worden". (de betreffende jongeman voltooide weliswaar niet zijn studie maar is wél geworden wat hij wilde, zelfs meervoudig). Tegenover het eenzame pioniersschap van Anthon van der Horst was de historische muziekuitvoeringspraktijk van de jaren '70 en volgende een Beweging, gemotiveerd en gedreven. Het had iets van een Verzetsbeweging, al het oude overboord, een Padvindersbeweging, een Jeugdbeweging. De jeugd van de naoorlogse geboortegolf had op het gebied van de muziek te kampen met een merkwaardig fenomeen, namelijk dat de daaraan voorafgaande generatie inmiddels alle plaatsen ingenomen had. Ook in de orgelwereld was dat het geval. Toen ik in 1968 gediplomeerd het conservatorium verliet waren alle belangrijke organistenplekken in Nederland bezet door organisten tussen de 45 en 50 jaar. Velen van mijn lichting hebben 20 jaar of langer op een respectabele werkplek moeten wachten. In de orkestwereld was dat net zo. Het Utrechts Stedelijk Orkest bestond rond 1970 voor het merendeel uit wat in slaap gesukkelde oudere mannetjes. De assertieve jonge generatie van de Seventies móesten wel hun eigen plek veroveren, gewapend met de energie van hun naoorlogse geboorte. Net als in de lichte muziek bevolkten zeer jeugdige groepen vanaf dat moment de concertpodia van de klassieke muziekbeoefening. Alle verheven namen als Musica Antiqua, Anima Eterna, Hyperion en Cappella Pra of Pretensis (de recentere doen in verhevenheid niet onder voor deze 'oudjes') deden zelfs een beetje 'stoned' aan. Het was de tijd van Pink Floyd in de klassieke muziekbeoefening, van een nieuwe spiritualiteit. Opgaan in Oude Muziek leek een nieuwe religie. New Age! Het Orkest van de achttiende eeuw (1600-2000), wie dat ensemble hoort en ziet komt alsnog (posthuum) tot de conclusie dat de toenmalige minister van cultuur het USO terecht naar huis stuurde. Een Nieuwe Tijd. Nieuwe religies zijn over het algemeen goed in marketing en zij hebben
een gezonde koopmansgeest. Oude Muziek werd levendige koopwaar, een commercieel
product, het Festival Oude Muziek een supermarkt, met een overmaat aan
aanbod, waaraan menigeen zich overat. Het Marathonconcert, de Gesamtausführung
behoren ook tot de excessen van deze Supermarktsfeer. De Meezing- Matthäus
is er een recent en wel zeer weerzinwekkend product hiervan. Arme Jezus,
arme Bach. "Toe maar, zet Hem op!!", hoorde ik zaterdag j.l.
de dirigente in de Utrechtse Jacobikerk door het O Mensch bewein dein
Sünden gross heen roepen. Ik was per ongeluk als verdwaald even binnengelopen
- 'Wat kan ik voor u doen?', vroeg de dame bij de kassa mij, toen zij
zag dat ik ongeveer van mijn stokje ging: "Nu terug", riep de
dirigente, dat deed ik maar al te graag. Onvergeeflijk, dacht ik, want
zij weten dondersgoed wat zij doen. Hollend, tijdens het Holland Festival, van de ene kerk naar de andere, weten de kwiekste fanatici onder het publiek 12 concerten op een dag te scoren. Het applaus klinkt agressief en meedogenloos. Een bescheiden stukje Middeleeuws gezang, amper twee minuten lang, wordt afgestraft met een minutenlang durende overdonderende ovatie, alsof een mitrailleur afgaat! Dat in het tere Middeleeuwse gezang toevallig de Mater dolorosa haar smart uitzong deed niet ter zake: het ging om de bijzonder authentieke uitvoering door zo'n beeldschoon Japans meisje, daar klap je voor tot je door het lint gaat. Ondertussen haast de geoliede machine van de festivalorganisatie zich om met even overdonderend geweld de klapstoelen onder het publiek weg te rukken, nog net op tijd arriverend op de volgende locatie om daar met kletterend geweld naar binnen gesmeten te worden. Sind Blitze, sind Donner… Ik kan het hier openlijk schrijven, iedereen weet het; het is langzamerhand authentiek geworden. De Beweging had van meet af aan iets fanatisch; zij had als enige de
waarheid in pacht. Vreemd genoeg was 'authentiek' naar binnen toe een
mantel der liefde voor alles wat mis ging. Uiteraard kicksten Bachtrompetjes
en klonken ze vals. Naar buiten toe echter was authenticiteit een wapen
om al het andere voor inferieur uit te maken. Misschien vind ik het daarom
wel zo prettig om 'niet-authentieke' Matthäussen te spelen: die mensen
zijn zo aardig. Zij musiceren nooit voor eigen gelijk! Zoals christenen en moslims eeuwenlang en nu nog hun naasten om de oren slaan met bijbel- en koranteksten, zelfs bereid om anderen dood of op zijn minst monddood te maken, zo dreigden de authentieken vervaarlijk met 'De Bronnen', wat dat ook moge wezen. Het wapen, op anderen gericht, werd ook het gevaarlijkste wapen voor de beweging zelf. Jezelf opwerpen als de enige echte, authentieke - al weer, wat dat dan ook maar wezen moge - vraagt er voortdurend om weer iets nieuws naar voren te brengen. De gesloten slagorde van de beweging, de enorme publiciteit en niet te vergeten de digitalisering van de mediamarkt (iedereen kan tegenwoordig cd's uitbrengen) dwong voortdurend tot productvernieuwing. De programmering van het Festival Oude Muziek veranderde van jaar tot jaar. Verstond men vóór 1975 onder 'Oude Muziek' voornamelijk muziek uit Renaissance en Middeleeuwen (Syntagma Musicum!), in de loop van de tijd breidde het gebied zich uit tot de18e eeuw, de 17e eeuw, daarna de19e en de 20e eeuw, vervolgens tot etnische en wereldmuziek. Wie wat begint te aarzelen over zijn beweegredenen het Festival te bezoeken wordt binnen gelokt met maaltijden en acts van jongleurs in de betreffende stijl. Als 'authentiek'niet samengaat met vernieuwing, als je niet voortdurend 'origineel' bent keert het tij zich tegen je. Zo gaat het in de supermarkten ook. Concurrentie van buiten af was niet het grote gevaar: concurrentie van binnen uit is veel gevaarlijker. Hoe kun je authentiek zijn en toch als maar met iets nieuws komen? Een nieuwe ontdekking in De Bronnen die tot dat moment iedereen over het hoofd gezien heeft. De ervaring leert dat het niet zo moeilijk is een nieuw item aan De Bronnen te ontfutselen, maar heb je het eenmaal gepubliceerd en toegepast in het openbaar, dan gaat iedereen binnen de beweging het ook doen en moet je weer met wat nieuws komen. Wat is 'authentiek' en wat zijn de consequenties daarvan voor De Nederlandse
Bach Vereniging? Allereerst moet de dirigent weg Bach was geen dirigent, hij was ook geen kapelmeester in Leipzig, hij
was zelfs geen Maestro al cembalo: hij was cantor van een aantal kerken
en verbonden als leraar (voor diverse vakken) aan de school die als internaat
aan één van die kerken was verbonden. Deze zin betekent
inhoudelijk aanzienlijk meer dan de lezer op het eerste gezicht vermoedt.
Dit is werkelijk van wezenlijk belang. Bach werkte vanuit een onderwijssituatie
met kinderen, aangevuld door daarop betrokken ouderen. Bach gaf geen uitvoering
maar functioneerde in de liturgie die deel uitmaakte van het dagelijkse
bestaan van deze gemeenschap. Hij stond als maestro niet in de schijnwerpers.
Ik zie veel overeenkomsten met de Engelse Kathedrale koorscholen van toen
en nu. Bach stond niet vóór, maar tussen zijn jongetjes
en de overige musici. (ook dat zie je vaak in de Engelse kathedralen,
de choirmaster loopt in de processie achteraan, niet voor op, staat bij
koor 1 op de hoek van de voorste bank, tussen zijn trebble-'tjes (althans
de oudere choirmasters doen dat). Bach musiceerde zelf mee, hij zong (de
sopraan op klinkende hoogte, er waren meer mannen in die tijd die dat
konden), hij speelde viool en altviool, hield al musicerende ieder in
het gareel. Zijn functie was veel dienstbaarder dan die van de huidige
concertdirigent, zijn gezag zat vooral in zijn geestelijke missie, daarom
schreef hij voor zijn koor zelf zoveel wonderschone muziek, getoetst aan
het kunnen van zijn troep op ieder gegeven moment, rekeninghoudend met
de situatie van dat moment. Daarin uitte zich eerst en vooral zijn authenticiteit,
de innerlijke beweeggrond waarom hij deed wat hij deed, daarin lag ook
zijn autoriteit. Muziek als commercieel artikel, liturgische muziek als
handelswaar tegen betaling, compleet uit haar verband gerukt: ik denk
dat hij gehuiverd zou hebben bij de gedachte alleen al: hij zou daar nooit
voor gaan staan. Wie moeten er vervolgens naar huis? Alle alten en alle sopranen. Onder Bach in Leizpig zongen er geen vrouwen
in de kerk. Bach had geen koor maar een Kantorei, die op zondag over vier
kerken verdeeld werd. Het jongensinternaat van de Thomaskerk leverde daartoe
de alt- en de sopraanjongetjes, solisten en 'ripieni', gewoonlijk zo'n
drie zangertjes per partij, het solojongetje inbegrepen. Zoals dat begrijpelijk
is in een schoolsituatie zal het aantal sterk gewisseld hebben, afhankelijk
van jaar en jaargetijde. Er zal er maar een eind januari griep krijgen
en alle anderen aansteken. Je leeft in zo'n leefgemeenschap dicht op elkaar.
Ook een reden om in die periode van het (kerkelijk) jaar nogal wat solocantates
te schrijven. Dat Bach af en toe een verlanglijstje opstelde, dat hij
soms onverwacht veel musici bij elkaar wist te sprokkelen, maakt overduidelijk
dat het niet vastlag, van week tot week verschillend was, het was meer
een pool waaruit hij putte [lijkt me persoonlijk voor de Bach Vereniging
ook een elegante oplossing, stuur niemand weg, ze zingen veel te graag
onder Jos, hij zou moeten weten hoeveel sopranen en alten mij hun nood
klaagden, de afgelopen maanden. Een sopraan wil zingen, en liefst af en
toe ook nog wat eten.] Wat ook weg moet: het kistorgeltje Toegegeven: het is reuze gemakkelijk, zo'n kistorgeltje in het orkest, maar het mist nu net alles wat authentiek is, een meervoud aan zachte begeleidende registers, en (volgens De Bronnen noodzakelijk), een stevige pedaalbezetting. Voor een aantal cantates en voor de Matthäus Passion schrijft Bach twee manualen voor en doet hij een aantal typerende registratievoorstellen die nu juist op ieder kistorgel standaard ontbreken. [heeft u een Authentiekeling dit gegeven ooit eerlijk en onomwonden horen verkondigen?] Bach zelf werkte met één of meer van de grote orgels in zijn kerken. Daarom speelde hij ook niet zelf, maar deed een begaafde (inwonende) leerling of zoon dat. Die zat verscholen tussen hoofdwerk en rugwerk, vandaar dat het totale ensemble in en wat rommelig ogende opstelling stond te musiceren. Wat in ieder geval onmiddellijk uit de Naardense Kerk gesloopt moet worden is de electriciteit waarop het motortje van dat kistorgel draait. Zeker zo'n klein orgeltje hoeft toch niet op een electromotortje te draaien! Dat kan de organist wel zelf aantrappen. Bij Bach lag dat best wat gecompliceerder. Bij wijze van spreken: voor iedere wind die zijn orgel liet moest een gemeentelid, simpel van geest, aanwezig zijn om de balgen te treden. Daarom overigens stond er uiteraard ook een klavecimbel op de orgelbalustrade, zodat je niet voor elke zucht dat mannetje hoefde te laten komen. U begrijpt dat ik zo nog wel een paar pagina's door kan gaan. Misschien de laatste zet, de ultieme 'genade' steek onder de gordel: vanaf heden mogen er geen CD's meer gemaakt worden. Als er iets niet authentiek voor barokmuziek is, dan is het wel het vastleggen van een uitvoering op 'geluidsdrager'. Het is zo wezenlijk voor de barok dat iedere uitvoering anders is, uniek en origineel. Als geschenk uit de hemel komt het; is het verklonken, dan is het voorbij, als in een zucht gaat het weer weg. U begrijpt het: binnenkort gaat de Nederlandse Bach Vereniging de tent
sluiten, ten onder gegaan aan eigen originaliteit. De bronnen Hoe moeten we omgaan met de historische bronnen; wat zijn dat überhaupt,
wat kun je er wel en niet uit putten? Het is goed te bedenken dat beide soorten een momentopname geven in de
ontstaans- en uitvoeringsgeschiedenis van een muziekwerk en zijn omgeving. Bach in Naarden Stel je nu voor dat Bach, na alle commotie in de Volkskrant, naar Naarden
zou komen, wat zou hij dan tegen Jos van Veldhoven zeggen? ___________________ index |