Recent verschenen › Forums › Nieuwsforum › Blunderende recensenten in de Volkskrant, NRC en Trouw
- Dit onderwerp bevat 15 reacties, 1 deelnemer, en is laatst geüpdatet op 6 jaren, 10 maanden geleden door Henricus Grosmann.
-
AuteurBerichten
-
-
Peter de WeerdGast
Hahaha.
Recensenten die het repertoire niet kennen, maar er wel over durven oordelen. De Strijkkwartet Biënnale in het Amsterdamse Muziekgebouw is van start gegaan. Het spits werd afgebeten door het fameuze Hagen Kwartet. Het eerste werk op het programma: Weberns Strijkkwartet uit 1905. Dat stond helaas anders in het (overigens prima verzorgde) programmaboekje: daarin werd als openingswerk Weberns Langsamer Satz vermeld. De recensenten namen dat klakkeloos over. De simpele conclusie: ze kenden blijkbaar noch dat Strijkkwartet, noch de Langsamer Satz!
Hoe serieus kun je deze recensenten nog nemen? Maar gelukkig, we hebben de vaklui van Opus Klassiek nog!!!
Hartelijke groeten!
Peter de Weerd -
Maarten BrandtGast
Beste Peter,
Dank voor het compliment!
Het verbaast me niets, de muziekjournalistiek is in ons land op sterven na dood. Ik weet alleen niet wie er in Trouw schreef in dit geval, want Peter van der Lint is wel een uitstekende vakman, evenals Erik Voermans in Het Parool. Maar verder heb je het wel gehad. Bas van Putten noem ik expres niet want zijn verhalen vallen binnen de categorie van hoogstaande muziekessayistiek, hoewel hij vroeger ook voor Het Parool werkte en daarin ook toen al ver boven het gemiddelde scoorde. -
Siebe RiedstraGast
Erik Voermans van het Parool was er ook. En hij was wakker, zie Het Parool van maandag 29 jan:
“Toch begon de Strijkkwartet Biennale met een mal verkeerd nootje. Het openingsstuk bij het eerste concert werd aangekondigd als de Langsamer Satz van Webern. Maar het eerste stuk dat het Hagen Quartett uitvoerde was toch echt Weberns Steichquartett, weliswaar in hetzelfde jaar (1906) geschreven als de Langsamer Satz, [-] en bovendien een veel interessanter stuk”. -
opusklassiekSleutelbeheerder
Ik citeer uit de recensie van Joep Stapel in NRC Handelsblad van 29 januari:
“De openingsavond stelde niet teleur. Door een last-minute-ingreep ging de Strijkkwartetbiënnale daadwerkelijk van start met een strijkkwartet, en niet met een kwintet, zoals aanvankelijk gepland. Het Hagen Quartett zette Weberns Langsamer Satz heel langzaam en zacht in, ademend en met een invoelende warme klank: zo had de Biënnale zichzelf binnen vijf tellen al gerechtvaardigd.”
-
Siebe RiedstraGast
In antwoord op Maarten Brandt. Voor de Volkskrant schreef schrijfster en journaliste literatuur en muziek Persis Bekkering. Citaat: “Eerst klinkt Langsamer Satz, een jeugdwerk van Anton Webern – niet het meest voor de hand liggende stuk als festivalopener, maar lang kun je je niet op je achterhoofd krabben. De zinderende, intense toon van dit kwartet zuigt je de muziek in, en toont de vele schakeringen van het genre. Intiem, turbulent, etherisch, banaal, het is het allemaal.”
Voor Trouw was Frederike Berntsen verantwoordelijk. Citaat: “De Hagens, zonder hun gast, maakten van Weberns ‘Langsamer Satz’ een sprookjesachtige ervaring, om over door te praten na het concert”. Wellicht weet Aart van der Wal te achterhalen wie de NRC vertegenwoordigde. -
opusklassiekSleutelbeheerder
Dag Siebe,
Zie hierboven: voor NRC was dit Joep Stapel. Geen kenner van de muziek van de Tweede Weense School dus. Een uitstervend ras?
-
Gerard ScheltensGast
Op de NRC-website staat het nu anders.
https://www.nrc.nl/nieuws/2018/01/28/eerste-strijkkwartetbiennale-opent-opwindend-a1590075 -
opusklassiekSleutelbeheerder
Maar liefst drie recensenten van de vaderlandse dagbladpers die deze beide stukken van Webern niet eens blijken te kennen en zich op het programmaboekje verlaten. Leuke teksten produceren ze, dat wel. Maar goede voorlichting komt in hun programmaboekje helaas niet voor. Een schande.
-
Siebe RiedstraGast
het is echt geen schande om de langsamer satz niet van het strijkkwartet te kunnen onderscheiden. het had ons ook kunnen overkomen. we hebben het over twee obscure werken uit de portefeuille van Webern die niet iedereen paraat heeft. Wat mij intrigeert is veel meer dit. Hoe is het mogelijk dat er in een zaal met honderden kenners en liefhebbers van het fenomeen strijkkwartet niet een paar vingers omhoog gegaan zijn.
-
Aart van der WalGast
Een simpel feit is dat in de kranten een werk aan de orde is gesteld dat niet eens werd uitgevoerd en dat de wel of niet kritische parameters die daaraan zijn gehangen, niet kloppen. Daarmee is het – om in onze huidige trant van denken te blijven – nepnieuws geworden. Ik vind dat erger dan een jaartal dat fout wordt vermeld, of iets van die orde van grootte. Ik maak zelf ook fouten (en ook andere recensenten maken die, wat niet alleen uit deze discussie blijkt). Ook ik wordt regelmatig op de vingers getikt over iets dat niet klopt en aangezien wij ‘virtueel’ bezig zijn, kan zo’n fout eenvoudig worden hersteld; een voorrecht dat de gedrukte pers niet kent (die moet het hebben van een correctiekolom achteraf). Een recensent die voor de gedrukte dagbladpers werkt (en daarvoor ook wordt betaald), dient zijn zaakje te kennen. Hij moet zich te allen tijde realiseren dat wat gedrukt staat zich niet gemakkelijk laat herstellen en dat zijn recensie een bepaalde waarde vertegenwoordigt (hij schrijft immers speciaal voor dat doel). Hij dient in ieder geval voldoende repertoirekennis te bezitten punt uit. Het is een van de aspecten waardoor hij zich kan onderscheiden. Hij bericht en wat hij bericht dient correct te zijn, punt uit. Dat hij (of zij) over de uitvoering zelf van mening kan verschillen, is uiteraard geen enkel thema. De een vindt zus, de ander zo (mits technische kennis van het metier als basisvoorwaarde voor een kritiek wordt verondersteld). Wie – als recensent – naar een concert gaat waarin een bepaald programma wordt uitgevoerd, oriënteert zich, weet wat hij of zij kan verwachten, gaat er niet ‘blind’ in. De drie betrokken recensenten toonden in hun recensie precies het tegenovergestelde. Welke term daarvoor ook wordt gebruikt: het deugt al ten principale niet. Wie het repertoire niet goed of niet voldoende kent moet in dat geval niet recenseren. Daar helpt geen enkel excuus tegen. Punt uit.
-
-
Gerard ScheltensGast
Ja, ’t is niet best, foei toch, maar ons past enige bescheidenheid. Wij weten dit dan toevallig wel, maar ook wij weten wel ’s iets niet. Het overkomt ons allemaal. Na bijna dertig jaar recenseren krijg ik nu nóg wel ’s een kleur als ik aan een paar erge blunders terugdenk, en ik ben nog steeds verbaasd dat ik ermee ben weggekomen. Nee, ik ga ze echt niet verklappen nu…
-
Marius ToesGast
Webern niet direct paraat hebben lijkt me overkomelijk. Het kan gekker: onlangs bleek het panel van Diskotabel (waaronder NB Guido van Oorschot) de derde symphonie van Sibelius niet te kennen…Luister terug: aflevering 30-10-2016
-
Aart van der WalGast
Dat is iets geheel anders, Marius. Het betreft in dit geval geen recensie van een concert.
-
Marius ToesGast
Zeer mee eens, Aart. Maar het basisingrediënt van dit topic is uiteindelijk het ontbreken van al dan niet basale kennis met alle gevolgen van dien. En daar lijkt me dit een treffend voorbeeld van…
-
-
-
opusklassiekSleutelbeheerder
Bas van Putten over muziekkritiek: klik hier.
-
Henricus GrosmannGast
Een boeiende discussie over de ‘blunderende recensenten’. Ik voeg mij bij de treurenden, want ook ik ben van mening dat dit zo niet kan. Bas van Putten heeft op essayistische wijze de vinger op een verschrikkelijk zere plek gelegd. Zeg maar rustig een open wond, want tot dat niveau is de muziekkritiek in ons land afgegleden. Ik zou mij als recensent werkelijk kapot schamen als ik van mijn redactie slechts een paar honderd woorden tot mijn beschikking kreeg. Het lijkt me vreselijk zich zo te moeten beperken. Natuurlijk komt er dan weinig zinnigs meer uit. Metaforen in overvloed, beeldspraak, leukigheden, maar inhoudelijk gaat het nergens meer over. Ik plus af en toe LUISTER uit de schappen van de plaatselijke bibliotheek en dan zie ik een soortgelijk beeld: er is geen ruimte (meer) voor een goed recensieverhaal. Treurig maar waar. De glossy buitenkant moet het winnen van de weinig inhoudelijke binnenkant. Het is de tijdgeest…natuurlijk! Als rechtgeaarde muziekliefhebber moet je dus elders wezen om verdieping te vinden. Bij Opusklassiek, soms bij Wikipedia (hoewel net zo soms onbetrouwbaar als de p…), soms gewoon ‘surfend’. Er moet best moeite voor worden gedaan, maar dat kan best heel leuk wezen.
Wat is er trouwens mooier dan een recensie over een concert, waarin niet alleen iets over dat concert maar ook over de componisten, de muziek en misschien zelfs het tijdsbeeld iets wordt verteld? Op Opusklassiek zie ik dat gelukkig regelmatig voorbijkomen, maar elders?
Met het recenseren van opera’s is het in ons land ook al zo droevig gesteld. Gelukkig, we hebben de eminente criticus Paul Korenhof, maar voor de rest? In de dagbladpers kan ik geen enkele recensent noemen die van dit metier echt verstand heeft. Vandaar de onzin die er in de kritieken ten beste wordt gegeven.
Na de dood van Kees Fens is ook de literatuurkritiek in een vrije val terechtgekomen. Ik vergelijk in die zin Fens graag met Vermeulen. Niet zo gek toch? Ze waren allebei op een bepaalde manier autodidact, maar ook erudiet en met veel kennis van zaken schrijvend. Indringend ook. Artikelen die (zijn) blijven hangen, zich niet door de waan van de dag laten wegpoetsen. De waan van de dag, dat is het waar de media op (moeten) drijven en waardoor oppervlakkigheid en vluchtigheid zulke uitstekende kansen krijgt. Maar van een ‘kwaliteitskrant’ als de NRC en in iets mindere mate de Volkskrant en Trouw zou je toch mogen verwachten dat in de kunstrubriek niet alleen kennis van zaken prevaleert, maar ook ruimte voor goede, diepgaande artikelen. In plaats van kort aangebonden advertentieteksten of een recensie van 200 woorden.
Maar ik weet het…het is de tijdgeest en alleen de mensen kunnen die ombuigen. Ik ken ze niet. U?
-
-
AuteurBerichten