Recent verschenen › Forums › Nieuwsforum › DNO, Keegel, de NVJ en 'persvrijheid' › Reageer op: DNO, Keegel, de NVJ en 'persvrijheid'
Ik heb nu een aantal keren uitgelegd welke ressources ik voor mijn recensies gebruik; daar steeds weer in denigrerende zin op terug te komen is inderdaad gezeur. Hoe de heer Korenhof “het vijftig jaar heeft gedaan”, is volkomen irrelevant. Ik doe het op mijn manier.
Dat de heer Korenhof de “persbijeenkomst” van DNO vokomen irrelevant vindt, moet hij eens aan DNO laten weten, de organisator ervan. Ik hoop alleen, voor hem, dat hij met zijn brutale beoordeling niet ook geëxcommuniceerd wordt. Korenhof: “En sinds wanneer is de daar opgedane wandelganginformatie nodig voor het schrijven van een serieuze recensie?” Het juiste tijdstip kan ik u niet geven, maar misschien kunt u zich wel voorstellen dat ELKE aan de voorstelling gerelateerde informatie relevant kan zijn. Die houding van: “ik doe het zo, wie het anders doet, doet het fout” getuigt van hoogmoed. De heer Korenhof is, hoewel een voortreffelijk recensent, niet het leidinggevende, oekaze uitvaardigende opperhoofd der recensenten. Hoewel hij dat blijkbaar wel denkt.
Dat Korenhof vindt dat “een criticus zich als taak moet stellen zijn lezers deskundig voor te lichten over de voorstelling, niet over bijkomstigheden die hij tijdens een borrel oppikt” is een drogreden, en wel de drogreden van de stro-pop” Men [Ko] legt de opponent [Ke] woorden in de mond die hij nooit gezegd heeft. Ik heb het slechts over additionele informatie; hoe dat werkt heb ik nu wel voldoende, op voor iedereen begrijpelijke wijze uitgelegd.
Een merkwaardige denkfout maakt Korenhof wanneer hij stelt: “Enerzijds suggereert hij [Keegel] bij herhaling dat zij [de DNO-goedgekeurde recensenten] niet meer onpartijdig kunnen schrijven, omdat zij anders hun gratis hapje en drankje mislopen, maar anderzijds staat hij als een overspannen Calimero te roepen dat het zo oneerlijk is dat hij niet mag meedoen.
Twijfel over “de integriteit van recensenten die wel als ‘pers’ beschouwd worden” wordt niet door mij, maar onbedoeld door DNO zelf gezaaid. Ik citeer Bas van Putten: “Het muziekbedrijf kent de kunstjournalistiek het principiële privilege van kritiek toe. Dat systeem houdt alleen stand als het zonder beperkende voorwaarden wordt gehandhaafd. Nu DNO zonder degelijke argumentatie voorwaarden mag stellen, collaboreert vanaf heden iedere recensent de facto met de willekeur.” [tekst in bold van mijn hand]
Het is een inconvenient truth, dat begrijp ik wel.
Een merkwaardige denkfout maakt Korenhof wanneer hij stelt: “Enerzijds suggereert hij [Keegel] bij herhaling dat zij [de DNO-goedgekeurde recensenen] niet meer onpartijdig kunnen schrijven, omdat zij anders hun gratis hapje en drankje mislopen, maar anderzijds staat hij als een overspannen Calimero te roepen dat het zo oneerlijk is dat hij niet mag meedoen.” Het onderscheid in welgevallige en onwelgevallige recensenten is door DNO op 13 maart j.l. gemaakt, en daardoor is er noodzakelijkerwijs een tweedeling ontstaan. Als ik weer van alle persfaciliteiten gebruik zou kunnen maken, zou die tweedeling daarmee ongedaan gemaakt zijn. De opmerking van Korenhof is dusn innerlijk tegenstrijdig.
Dat ik “als een overspannen Calimero ” iets sta te roepen is een sneue poging tot een snedig stukje volkse polemiek wat nu niet bepaald een van de sterkere kanten van Korenhofs schrijfstijl is. Hij bewijst daar zichzelf en zijn standpunt en slechte dienst mee. Zoals ik mijn studenten Argumentatieleer in de jaren 80 altijd volhield: wanneer de opponent als semi-drenkeliing wild met banaliteiten om zich heen begint te slaan in het drijfzand van zijn ontkrachte argumenten, geef hem niet nog een extra zetje. De eigen ongecontroleerde bewegingen versnellen de absorptie door het verraderlijke polemische drijfzand waar een onnadenkend en niet bijster sterk debater zich overmoedig en slecht voorbereid in heeft gestort.